den verlangd. Ik zoude het voor de stad gelukkig achten, indien op de ge- jl stelde voorwaarden aan de moeijelijkheid, waarin zij zich te deze zake reeds zoo geruimen tijd bevindt, een einde kon worden gemaakt. De heer Librecht Lezwyn. Ik kan mij volkomen met het rapport vereenigenen ik verheug mij, dat de zaak daardoor eindelijk hare be- slechting zal erlangen. De heeren du Rieu en Meerburg verklaren insgelijks zich met het voorgestelde te vereenigen. De heer Cock. Ik heb integendeel wèl eenige consideratiën in het mid den te brengen. Ik vind het zeer hard voor de dwalingdoor drie voorma lige leden van den Raad voor twaalf jaren begaan, de stad nu nog te doen boetenen eene ton als rouwkoop te doen betalen. Maar ik zou daartoe des noods alsnog kunnen komendoch ik heb bezwaren vooral tegen de be paling, dat de stad eene zoo belangrijke som zou betalen voor verpleging der ingezetenendie in het Nosocomium zouden worden opgenomen. Hoeveel die som zou bedragen, weet ik met zekerheid niet. Wel weet ik, dat de kosten van verpleging in verschillende steden van Europa zeer uiteenloopen. Ik heb hier en daar gezien, wat die verpleging kost te Parijs, te Herlijnen te Weenen. Wat die hier kosten zoude is mij onbekend. Maar ik heb van deskundigen gehoord, dat die verpleging hier berekend wordt op 50 cents per hoofd daags. Het geheele bedrag zal zekerlijk in geen geval zoo veel beloopen als in eene der groote hoofdsteden van Europa, maar er zal toch ook hier een aanmerkelijk grooter aantal zieken worden op genomen dan tegenwoordig; ongetwijfeld meer dan honderd. Wanneer toch aan de jongelieden voldoende gelegenheid moet worden verschaft om verschillende ziektegevallen en de behandeling daarvan te leeren kennen dan zal dat getal werkelijk meer dan honderd moeten zijn. Gesteld echter dat het niet veel grooter zijdan zullen' daaronder toch wel honderd inge zetenen van Leyden zijn. Misschien zullen zich enkele plattelandsbewoners uit den omtrek in het Nosocomium willen doen verplegenmaar dat zal toch wel eene kleine minderheid zijn. Stellen wij dus honderd. Dan zullen de kosten bedragen honderdmaal 50 cents, dat is f 50 daags. Dat maakt over 365 dagen ƒ18250. Eene som van f 18250 jaarlijks door de stad te betalen is waarlijk geene kleinigheid, vooral nadat zij zich eene opoffering ge troost van eene ton, bij wijze van rouwkoop, en dit na de kosten die gemaakt zijn voor het lager en nu laatstelijk voor het middelbaar onderwijs. Ik heb hooren zeggen, dat de lagere scholen in het afgeloopen jaar 70000 aan de stad gekost hebben. Het is eene niet geringe opoffering, die de stad zich thans getroost voor de hoogere burgerschool en het gymnasium. Daarbij komt, dat het proces, dat de stad voert wegens de voormalige weeskamer, ais het mogt verloren worden, ook ligt eene ton zal kosten. Bij de op handen zijnde afschaffing van alle consumtieve middelen, zullen alle uitgaven moeten gevonden worden uit directe belastingen, als hoof delijke omslagen enz. De tegenwoordige hoofdelijke omslag is niet weinig drukkend, en brengt toch slechts /"öOOOO op. Men zal dus hebben een veelvoudig vermeerderden hoofdelijken omslag, terwijl de kosten voor de verfraaijing der stad, het afbreken van poorten, het dempen van grachten, het veranderen van bruggen gemaakt, reeds zoo belangrijk zijn. Ik zeg dit niet in mijn belang, want sedert ik het voorregt heb emeritus te zijn ben ik geheel vrij om oinnen of buiten Leyden te wonen. Daarenboven moet het Nosocomium gebouwd en in gereedheid gebragt zijn voor dat er ziekenf kunnen worden verpleegd, en er sprake kan zijn van betalen. Ik ben be jaard, en dus is het zeer onzeker, of ik nog leven zal, wanneer die hoofde lijke omslag zal zijn ingevoerd. Mogt ik echter voor die kosten wor den aangeslagen, welnu voor de weinige jaren, die mij dan Dog zouden overschietenzou ik hopen de middelen te zullen vindenom in dien aanslag te voorzien. Maar ik spreek niet in mijn belang, maar in dat der burgerijhetwelk wij geroepen zijn hier te behartigen. De heer Goudsmit. Ik heb bij hetgeen door vorige sprekers is in het midden gebragt niets te voegen dan dat ik mijnen dank betuig voor den spoed en de bereidvaardigheid, waarmede de commissie hare taak heeft vol- bragt. Niemand kan ontkennen het financiëel bezwaar, dat de zaak uit haren aard medebrengt, maar aan den anderen kant zeg ik: wat nuttig, watnoodig, wat onvermijdelijk is, dat moet tot stand worden gebragt, en als het nu tevens is uitgemaakt, dat deze de beste wijze is om de zaak tot een goed einde te brengendan zal de stad zich die kosten moeten getroosteneven alszij zulks gedaan heeft met die voor het lager en middelbaar onderwijs. Maar in elk geval zullen dan toch bij de berekeningdoor den vorigen geachten spreker gemaakt, moeten worden afgetrokken de kosten die de stad thans maakt voor verpleging der arme zieken. En ziet men nu hoe door alle deskundigen geklaagd wordt over het onvoldoende, het gebrekkige, ja het verderfe lijke der bestaande inrigting, welk een en ander uitloopt tot schade der stad en der hoogeschool, zoo geloof ik gerust te mogen stellen, dat de Ge meenteraad niet alleen bevoegdmaar verpligt is voor een doelmatig in te rigten Nosocomium de gelden aan te wijzen. En wat aan den eenen kant drukkend mogt schijnen, komt aan den anderen kant weer eens ten voordeele der gemeentedie toch wel het grootste belang heeft bij de gezond heid harer ingezetenen en het bestaan en den bloei der hoogeschool. De heer Tollens. Ik heb volstrekt geene consideratie als lid der com missie, door wie dit rapport is uitgebragt. Alleen als lid van het collegie van Gecommitteerden tot de Gast- en Leprooshuizen moet ik mijn leedwezen betuigen, dat het stedelijk ziekenhuis noodwendig eenmaal door dezen maat regel in het Nosocomium Academicum zal worden opgelost. Ik ben nog te korten tijd gecommitteerde voor de Gast-en Leprooshuizendan dat ik eenigen invloed hoegenaamd zou hebben kunnen uitoefenen op deze waarlijk uitste kende inrigting; maar ik heb toch in genoemde betrekking ruimschoots de gelegenheid gehad om te beoordeelen hoe volkomen zij aan haar doel be antwoordt. De tevredenheid der daar verblijvende patiënten en de dank baarheid van de hersteldendie het huis verlatenwaarborgen hetgeen ik durfde beweren. De heer de Fremery. Ik verheug mij, dat allengs de overtuiging zich meer en meer gevestigd heeft, niet alleen in deze vergadering, maar ook daar builendat in deze zaak het wederkeerig belang vordert, dat eene nieuwe overeenkomst worde aangegaan, waarbij moeijelijkheden, die in het bestaandé contract te voorzien waren, zullen worden vermeden. Nu deskun digen zij die alleen bevoegd zijn in deze een oordeel uit te brengenver klaren, dat een ziekenhuis, ingerigt volgens de bepalingen van het contract van 1853, zou zijn onvolkomen en dat het niet meer beantwoorden zou aan de eischen van dezen tijd, nu geloof ik, dat wij ons geregtigdkunnen achten, ik zeg niet om te eischen, maar om te vragen de ontbinding van het bestaande contract, onder aanbieding van meerdere voordeelen, zoo als thans zijn voorgedragen door de commissie ad hoe. Ik vlei mij dat die voor deelen, belangrijk als ze zijn, met welwillendheid zullen worden beoordeeld en aangenomen; in die verwachting zal ik gaarne het voorstel daartoe on dersteunen en in dezen een grooter offer brengen dan aanvankelijk noodig werd geacht. Ik doe dit, gedachtig aan het oude contractwaardoor ook ik mij regtens nog gebonden acht; was dit niet het geval, ik zou meenen, dat in deze zaak, die zeer zeker een rijksbelang betreft, ook door het rijk moet worden voorzienzoo als vroeger ook immer is begrepentoen veler lei en belangrijke instellingen, benoodigd voor het academisch onderwijs, door het rijk zijn daargesteld. De heer de Moen. Ik heb geene bepaalde consideratiën. Maar ik ver oorloof mij alleen tegen het bezwaar van den heer Cock een lichtpunt over te stellen. De heer Goudsmit heeft reeds aangetoondwat als compensatie dier kosten zou kunnen worden in rekening gebragt. Ik voeg daarbij, dat, als dit ontwerp tot stand komt, het Caecilia-gasthuis daardoor voor de gemeente disponibel wordt; en als wij nog in leven mogten zijn, zou het bestuur van het Werkhuis, zoo als dit er thans over denkt, de toestemming vragen aan den Gemeenteraad, om dat gebouw in te rigten als dépdt demen- dicité, en alle in de koloniën van Weldadigheid, Ommerschans of Veen- huizen, ten koste der gemeente, verpleegde bedelaars te doen overkomen, en dan zou dat voor deze stad eene belangrijke zaak zijn en meer en meer worden; want die gasten zouden wel verminderen, als zij hier hun straftijd moesten blijven. Yoor onderhoud, reiskosten enz. toch wordt jaarlijks f 16000 a f 18000 verstrekt; alhier zou het misschien niet de helft be dragen en velen onzer ingezetenen daardoor profiteren in leverantiën enz. Daarbij mogen wij nog rekenen de 2000, die wij tot dusverre geven als jaarlijksche toelage aan het Nosocomium. Dit acht ik noodig, tegenover de geopperde bezwaren, aan de vergadering mede te deelen en in overwe ging te geven. De Voorzitter. Wat mij betreft, moet ik verklaren, dat ik steeds onze verpligting erken om de eenmaal aangegane verbindtenis gestand te doen. Maar het wordt mij allengs duidelijker, dat wij zoo handelende den wensch van hen, wie de zaak meer bijzonder aangaat, niet zouden bevredigd zien. In tegendeel, aan de meer en meer toenemende klagten ware dan in geenen deele voldaan en toch zouden wij niet ligtelijk verder kunnen gaandan waartoe wij door het bestaande contract gebonden waren. Ik verheug mij dus, dat op de voorgestelde wijze welligt een uitweg zal gevonden zijn, waardoor het belang der gemeente zoowel als der wetenschap zal hebben gewonnen. Intusschen is bij het hooren der gemaakte bedenkingen bij mij eene vraag gerezendie ik aan de commissie wensch te onderwerpen. Wat bedoelt zij met het tweede punt? Is het om voor alle mogelijke zieken uit deze gemeente, die in het Nosocomium mogten worden opgenomen, te betalen, of uitsluitend voor de zieke armen? De heer Hubrecht. Dat tweede punt heeft betrekking op alle arme zie ken waarvoor tot dusverre in het stedelijk ziekenhuis wordt betaald. De Voorzitter. Dan ware het wenschelijk om bepaaldelijk te spreken van zieke armen, de armen namelijk, die op een briefje van den stads doctor daarheen worden gezonden. Dat meerdere personen zich in het zie kenhuis laten verplegen, is zeker voor de wetenschap zeer wenschelijk; maar de stad betaalt voor hen niet. Houdt men dit in het oog, dan zal het aantal der ten laste der stad komenden wel nimmer het straks genoemde cijfer bedragen en vervalt de daarop steunende begrooting van uitgaven. De heer Hubrecht. Alhoewel met de commissie uit H. H. Curatoren de woorden der gestelde voorwaarden overeengekomen warenziet uwe com missie in deze verduidelijking, die geheel met de bedoeling strookt, geen het minste bezwaar, en vereenigt zich gaarne, mijnheer de Voorzitter, met- de door u voorgestelde bijvoeging. De Voorzitter. Het is maar ter vermijding van onduidelijkheid of dubbelzinnigheid, dat ik die bijvoeging wenschelijk achtte. De heer Tollens. De bedoeling der commissie geldt alleen de betaling voor de stads-armeziekeneven als dat tot hiertoe plaats had in het stede lijke ziekenhuis, waar ook patiënten voor eigen rekening worden behan deld evenzeer als buiten-armenvoor wie door ieders onderstands-domicilie wordt betaald. De heer de Moen Zal dan de voordragt met die wijziging in stemming worden gebragt? De Voorzitter. Ik was voornemens de vijf punten, zoo als zij aan het slot der voordragt voorkomen, in stemming te brengen met de bijvoeging nopens de opname der zieke armen. De heer Kneppelhout van Sterkenburo. Er zijn twee zaken gesteld: de afstand door of het behoud van het Nosocomium voor de stad. Wordt dat nu ook in stemming gebragt? Of wel alleen het rapport? De Voorzitter. Het rapport, zoo als het is uitgebragt,- de keuze aan de regering latende om behoud of teruggave van het gebouw, thans als Nosocomium gebruikt, en daaraan grenzend open terrein. De heer Kneppelhout van Sterkenburo. Dan wordt de keus aan het gouvernement gelaten De Voorzitter. Ja. De voordragt wordt hierop aangenomen met 17 stemmen tegen 1, die van den heer Cock. V. Voordragt betreffende de stedelijke gasfabriek. Die voordragt is van den volgenden inhoud: Het toenemend verbruik van gas heeft reeds lang behoefte doen ont staan aan uitbreiding der stedelijke gasfabriek, vooral ten gevolge van het leggen van pijpen van meerdere wijdte in het najaar. Door den verbe terden toevoer is het verbruik van gas in de straatlantaarns zeer toegeno men waardoor de straatverlichting in bet oostelijk gedeelte veel verbeterd is en die verbetering ook door de geheele stad niet onopgemerkt zal ge bleven zijn. Dat toenemend verbruik van gas openbaart zich ook bij particulieren,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 2