van algemeene beschouwingen, worden de afzonderlijke artikelen in beraad slaging gebragt en achtereenvolgenszonder discussie, goedgekeurd als volgt Art. 175. Met uitzondering van nuchtere kalveren, mag geen slagtvee worden gedood, tenzij het vooraf, door daartoe aangestelde keurmeesters in de waag der gemeente gekeurd en gemerkt is en van hen een schrifte lijk bewijs van vergunning tot slagten, binnen zekeren bepaalden tijd, is verkregen. Telkens wanneer het alzoo gekeurde vee, binnen den bepaalden tijd, niet is gedoodmoet eene herkeuring plaats hebbeh en de slagttijd op nieuw worden bepaald. Schapen en varkens, tot slagting bestemd, worden van een merk van keuring voorzien. Bij onmogelijkheid tot vervoer, kan de vereischte keuring in de slagt- plaats of den stal plaats hebben. Art. 176. Het geslagte vee moet, onafgehakt en van het merk van keuring voorzien, in de slagtplaats blijven hangen en de daarbij behoorende ingewanden moeten worden bewaard, totdat de keurmeesters, daartoe uit- genoodigd, het andermaal gekeurd hebben, nadat hun het bij art. 175 voorgeschreven merk vertoond is. Art. 183 (nieuw). Wanneer vee moet worden afgemaakt, uithoofde van eene plotseling ontstane ongesteldheid of onvoorzien toeval, zal met de slagting niet mogen worden aangevangendan nadat de keurmeesterdaar toe uitgenoodigdhet zal hebben gezien en goedgekeurd. Art. 185 (oud) nu art. 186 (nieuw). 1« alinea onveranderd. Alle ingevoerd wordend geslagt vleesch moet, voorzien van een schriftelijk bewijs van dien invoer, doof de ambtenaren der gemeente-belasting aan de daartoe aangewezen posten van invoer af te geventer keuring gebragt worden naar de stads waag binnen den op voornoemd bewijs bepaalden tijd. Bij goedkeuring van het vertoonde vleesch, wordt het door den keur meester gemerkt, terwijl bij afkeuring art. 181 zal worden toegepast. De keurmeester is verpligt, het goedgekeurde vleesch, dat later blijkt bedorven te zijnaan te houden en daarmede insgelijks te handelen zooals bij art. 181 is bepaald. Art. 187 (nieuw). Voornoemde invoer is verboden langs de Morschpoort en de voormalige Heerenpoort. Art. 186 (oud) nu art. 188 (nieuw). 1« alinea onveranderd. Ook is de invoer van dat vleesch langs de Morschpoort en de voormalige Heerenpoort verboden. Art. 189 (nieuw). Aan de keurmeesters van het vleesch wordt de be voegdheid toegekend, om, met inachtneming der bepalingen van art. 3 dei- wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n°. 83), ten allen tijde, de vlecsch- winkels en bergplaatsen, waar vleesch en slagtvee bewaard wordt, ook ondanks de eigenaars, binnen te treden, ten einde aldaar het noodig on derzoek te doen. Art. 188 (oud) nu art. 191 (nieuw). Het is verboden bedorven of kennelijk ziek vleesch te verkoopen of ten verkoop te stellen, moetende dit aan de keurmeesters, op hunne vordering, dadelijk worden afgegeven. Ook op dit vleesch is de bepaling van art. 181 toepasselijk. Art. 195 (oud) nu art. 198 (nieuw). Met eene geldboete van één tot vijftien gulden wordt gestraft, die, in strijd met art. 188 {oud, nu 191 nieuwen art. 191 [oud, nu 193 nieuw), bedorven of kennelijk ziek vleesch verkoopt, ten verkoop stelt of weigert dit aan de keurmeesters af te geven. De ontwerp-verordening in haar geheel wordt met algemeene stemmen aangenomen. B. Verordening houdende wijziging en aanvulling der algemeene policie- verordening, vastgesteld den 26 September 1861, in verband met de verordening van 2 Jhlij 1863. De Voorzitter. De heeren zullen hebben opgemerktdat de Maars- mansteeg is uitgesloten, waar de maatregel moeijelijk kon worden toegepast. Er is daar echter geen hoek, dien men omslaat; men kan de personen zien aankomen. De heer van der Hoeven. Het ««Vrijden zou toch bij de Maarsmansteeg kunnen behouden blijven; want in de Breêstraat zou men toch door schie lijk daaruit rijdende wagens kunnen overvallen worden. De Voorzitter. De Breedestraat is zoo ruim, dat daaromtrent wel geen bezwaar bestaat. De geheele verandering is juist voorgesteld op verzoek der bewoners-van de Donkersteeg, die bevreesd waren voor gevaar voor voet gangers en welligt mede voor de schade aan hunne woningen. De artikelen worden hierop goedgekeurd als volgt Art. 106 (nieuw). Het is insgelijks verboden, de Donker-, Manden- malcers-Vrouwen-, St. Pancras-kerk- en Mooi-Japikslegen, anders dan stapvoets, in en uit te rijden. Art. 106 (oud) nu art. 107 (nieuw). Bij elke overtreding der drie voor gaande artikelen, worden de bestuurders der rijtuigen, wagens en sleden gestraft met eene boete van één tot vijf en twintig gulden en gevangenis van één tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk. l)e verordening in haar geheel wordt met algemeene stemmen aangenomen. C. Verordening houdende wijziging en aanvulling der algemeene policiever- ordening, vastgesteld den 26 September 1861. Art. 299 (nieuw). Het is aan verkoopers van buskruid en aan vuurwerk makers ten allen tijde verboden eenig buskruid of vuurwerk te verkoopen aan kinderen beneden den leeftijd van 15 jaren. De heer Hartevei.t. Ik acht die bepaling van heneden dm leeftijd van vijftien jaren geene gelukkige bepaling. Men zou er dan des noods moeten bijvoegen: op vertoon eener geboorte-acte, wil men effect hebben van het verbod. Beter acht ik het te spreken van volwassen personen. De Voorzitter. De bepaling is opgenomen op grond van het door den Baad zeiven vastgestelde ten aanzien van den verkoop van sterken drank, waar gelijke leeftijd is genoemd. Wij meenden de nieuwe bepaling te moeten in harmonie brengen met de bestaande. Ik erken echter, dat de zaak eenigzins moeijelijk is; maar de bepaling van volwassen personen is ook niet van moeijelijkheid ontbloot. Wat is onder volwassen te verstaan? De een is klein en kan niet te min volwassen zijn, terwijl de ander, be trekkelijk meer opgeschoten, daarom nog niet volwassen kan worden genoemd. Het is moeijelijk de zaak derwijze te regelendat alle grond tot bedenking wordt weggenomen. De heer Hartevelt. Het is mogelijk, dat ook de bepaling, door mij aangegeven, niet gelukkig is; maar ik bedoel dat men niet dan aan een man of eene vrouw verkoopt. Hoe vele kinderen heb ik niet gezienwie men naauwelijks twaalf jaren geeften die toch reeds de vijftien gepasseerd zijn en omgekeerd. Door de bepaling, zoo als die in de concept-verordening is opgenomen, bereikt men zeker zijn doel niet. De Voorzitter. Het doel is bepaaldelijk geweest te voorkomen wat in de laatste tijden nog al herhaaldelijk is gebeurd, het ligtvaardig verkoopen van buskruid. Het is mij geblekendat zeer jonge knapenmet strooken papier met buskruid gevuldop de straat speeldenwaardoor alligt gevaar is te vreezenals de omringende knapen daardoor mogten worden getroffen. Men kon mogelijk die knapen wel straffen; maar men oordeelde, dat het beter was den verkooper voorzigtigheid in te prenten. Ik erkenhet is geen radicaal geneesmiddel, maar in ieder geval een hulpmiddel, dat toch iets kan baten. Maar als een van de heeren eene bepaling wil aangeven, die voldoende mogt worden ondersteund en waardoor beter het doel mogt wor den bereikt, dan ben ik bereid dat voorstel in stemming te brengen. De heer de Moen. Ik geloof, dat bij eene vroegere verordening bepaald was, dat geen vuurwerk mag worden afgestoken dan met toestemming van den Burgemeester, en geef volkomen aan den heer Hartevelt toe, dat, hoe men het ook makehet doel moeijelijk zal te bereiken zijn. Men moet op Zon- en feestdagen zien in de geringere buurten, hoe ligtvaardig met al lerlei vuurwerk wordt omgegaan. Met de voorgestelde bepaling nu kunnen de jongere knapen even goed dat vuurwerk door grootere doen koopen en zoo doende wordt het doel toch niet bereikt. De heer van der Hoeven. In het laatst door den heer de Moen aan gevoerde deel ik volkomen. De -bepaling zal inderdaad niet belettendat die knapen een ouderen broeder of neef hebbendie wel zoo goed zou wil len zijn het buskruid voor hen te koopen. De Voorzitter. Die ouderen kunnen het voor hen koopen; maar ik vlei mij wel, dat de meesten zooveel doorzigt zullen hebben om de jonge ren niet met het buskruid te laten spelen. Art. 140 nu verbiedt wel zon der toestemming van den Burgemeester vuurwerk af te stekenmaar zulk een enkel papiertje met buskruid kan alligt niet geacht worden een vuur werk te zijn. De heer de Moen. Door het woord hoegenaamd is het voorschrift toch van wijde strekking. De heer van Odteren. Vermits de bepaling van art. 135 der polieie- verordening blijft bestaan, ook bij aanneming der nu voorgestelde, zoo zie ik in die aanneming geen het minste bezwaar. Beide voorschriften omtrent verschillende onderwerpen zullen behoorlijk kunnen werken. De heer Le Poole. Als men nu eens den ouderdom op achttien jaren bepaalde, zou» meen ik, het doel beter kunnen worden bereikt. De ouder dom is toch niet zoo precies op het gelaat te zien, om te kunnen nagaan, of de knaap al of niet den ouderdom van vijftien jaren hebbe bereikt. Maar in den regel zal men ten naaste bij wel kunnen oordeelen, of iemand reeds achttien jaren zij. Daardoor zou dus alles kunnen worden gevonden, en op dien leeftijd is men meer tot de jaren van onderscheid gekomen. De heer Stoffels. Ik geloof niet, dat het bezwaar zoo groot is. Als toch een agent van policie eene calange doet, zal hij meestal dadelijk in staat zijn zich omtrent den ouderdom van den persoon te vergewissen; en als de laatste dien niet wil opgevenkan de agent immers aan het raadhuis op het bureau van den burgerlijken stand de noodige informatie nemen. De Voorzitter. Door achttien jaren te bepalen, vrees ik, dat de har monie in de policie-verordening zal verbroken zijn. Ik meen, dat beide zaken wel eenige overeenkomst opleveren. Maar verlangt een van de hee ren een bepaald voorstel te doen, dan zal ik dat in rondvraag brengen. De heer de Moen. Als de heer Le Poole er een voorstel van wenscht te maken, wil ik dat gaarne ondersteunen. Men zou dan des noods die andere bepaling, op den verkoop van sterken drank betrekking hebbende, nader kunnen wijzigen, en ook dat te stellen op dien leeftijd zou ik zeer goed vinden. De Voorzitter. Als de heer Le Poole een voorstel doet, en het wordt ondersteund, zal ik het in rondvraag brengen. De heer Le Poole. Ik doe dan dat voorstel. Het voorstel van den heer Le Poole om den ouderdom, beneden welken aan kinderen geen buskruid mag worden verkocht, te bepalen op achttien jarenwordtvoldoende ondersteund zijndein hoofdelijke omvrage gebragt en aangenomen met 10 tegen 7 stemmen. Tegen: de heeren Hubrecht, de Fremery, van Outeren, ten Sande, Driessen, Stoffels en de Voorzitter. De Voorzitter. Ik zou dan nu nog willen voorstellen om het woord kinderen te veranderen in personendaar men toch moeijelijk kan spreken van kinderen van achttien jaren. Met die wijziging wordt het artikel goedgekeurd. Art. 299 (oud) nu art. 300 (nieuw) wordt aldus goedgekeurd: Overtreding van de beide voorgaande artikelen wordt gestraft met eene geldboete van tien tot vijf en twintig gulden en gevangenis van één tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk. De verordening in haar geheel wordt aangenomen met 13 tegen 4 stemmen. Tegen: de heeren van Outeren, ten Sande, Driessen en de Voorzitter. De vergadering wordt hierop voor eenigen tijd voortgezet met gesloten deuren. De deuren weder geopend zijnde, is aan de orde: IV. Voordragt omtrent de waarborgpenningenbij het Hoogheemraad schap van Rijnland berustende. Die voordragt bevat o. a. het volgende: «Dijkgraaf en Hoogheemraden zijn bereidtot de afgifte dezer gelden aan ons, in de Vereenigde Vergadering de vereischte voorstellen te doen, doch verlangen, blijkens de hierbij overgelegde missive, alsdan eene ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 2