ting ons aandeel opbragten en dus niet verpligt konden zijn tbans weder voor de over te nemen steenen vergoeding te geven. Dit is zoo wat globaal de meeningdie wij uitgebragt hebben. De heer Goudsmit. Ik vereenig mij met het rapport. De heer van der Hoeven. Ik ook; maar ik heb daar eene opmerking bij te maken. De adressanten spreken van een achterstand van f 200. Ik wil nu over de uitdrukking achterstand niet spreken; maar er is quaestie over de som. In een van de stukken wordt gesproken van eene toelage van 50 's jaars. Dit zoude dan over twee jaren f 100 uitmaken en niet f 200. De Voorzitter. Er is in ieder jaar f 100 toegezegd, en wel f 50 als bijdrage in het gemeenschappelijk onderhoud van den weg tot aan de Poelbrug, ons in eigendom gebleven, en tevens f 50 als toelage voor het af gestane gedeelte des wegs van de Poelbrug tot aan het Paardenbruggetje. Dé heer Librecht Lezwyn. Ik ben er voor om al wat billijk is te geven, al ware het ook dat het niet in vroegere stukken was opgenomen. Het doet mij genoegen dat deze zaak nog eens ter sprake komt, nadat wij vroeger het besluit in de verslagen hebben opgenomenom het publiek in staat te stellen een juist oordeel te vellen, omdat ik in de laatste da gen nog heb hooren beweren ten aanzien van de verplaatsing van den toldat de stad onbillijk had gehandeld en, gebruik makende van omstandigheden, hare beloite in de overeenkomst gedaan niet had gehouden. Ik heb dat stuk ter lezing gehad, maar daarin geen woord van den tol gevonden. De beloite betreft alleen tegemoetkoming voor het onderhoud. De stad of de Gemeenteraad heeft dus niets onbillijks verrigt. De conclusiën van het rapport worden hierop zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. IV. Onderhandsche verhuring van den zolder boven de Zijlpoort. Burgemeester en Wethouders stellen voor aan P. Fontein en Zonenbe zemmakers alhier, dien zolder voor den tijd van een jaar te verhuren, in gaande 1 Januarij dezes jaars, voor de som van f 25, onder voorwaarde dat alleen bij daglicht de voorwerpen worden geborgen of afgehaald, het tabakrooken daarbij worde nagelaten en de zolder niet tot werkplaats worde gebruikt. De heer Goudsmit. Ik kan mij met de zaak op zich zelve wel ver eenigen maar ik zou willen vragenof het niet beter ware den zolder tot wederopzeggens toe af te staan. Er zijn eenige voorwaarden gesteld. Als de man daartegen handelt, moet men tot ontbinding der huur procederen. Dit geeft echter aanleiding tot allerlei moeijelijkheden en verwikkelingen, die ik liever door eene concessie precario vermeden zag. De Voorzitter. Als de huur niet voor een bepaalden tijd wordt aan gegaan heeft men moeijelijkheid met de registratie. De heer Hubrecht. Dit zoude voor den huurder bezwaar geveneven als bij de verhuring van het locaal in het Catharina-gasthuishetwelk evenzeer voor onbepaalden tijd was geschied, en toen waren de registratie- regten op die acte zoo hoog, dat de huur onmiddelijk weder is opgezegd. De heer de Moen. Ik heb nog al bezwaar tegen deze zaak. Hoezeer ik anders altijd strijd voor de belangen der gemeentekasacht ik die f 25 huur als volstrekt niet te kunnen opwegen tegen het gevaar van branddat er kan ontstaan door toe te staan, dat de zolder der Zijlpoort worde berg plaats van zulke ligt brandbare sloffenals heibezems zijn. Wie zal het controleren of de voorwaarden, gesteld in het rapport van Burgemeester en Wethouders, worden opgevolgd? Ik neem zelf aan, dat de heeren Fontein de strikste orders aan hun volk geven, om daar nimmer te komen met vuur of licht, doch ja wel, het wordt overtreden. En wat kan er het gevolg van zijn? Het afgebrande onbewoonde huis, laatstleden Maandag nacht, is ons ten voorbeeld; daarin was op den dag getimmerd, en hoe zou die brand ontstaan zijn? Ik ben er bepaald tegen. De heer Wttewaall. De Zijlpoort met haar fraai beeldhouwwerk behoort tot de weinige nog overgeblevene monumenten van vroegeren bouwtrant. Door haar zolder ten gebruike te geven tot berging van bezems, loopt men gevaar dat het gebouw eens door brand worde verwoest. Ik deel volkomen het gevoelen van den heer de Moendat tegen tabakrooken niet is te wa ken en verklaar mij tegen de inwilliging van het verzoek. De heeren du Rieu en Holtz verklaren zich mede tegen de voordragt. De heer Hartevelt. Als in dat huurcontract al die verbodsbepalingen moeten blijven, ook die, dat er in het pakhuis niet mag worden gerookt, ben ik tegen de verhuring. Er dient dan wel steeds een policie-agent aan wezig te zijn, om er op te letten, zonder dat, zijn dergelijke verbodsbepa lingen niet anders dan dreigementen. De Voorzitter. Het is eene van die clausules, zoo als er honderden zijn, die wel geen waarborg opleveren, dat ze immer opgevolgd zullen wor den. Maar als men ontdekt, dat zij overtreden worden, kan toch naar ge lang daarvan gehandeld en de vergunning terstond voor altijd ingetrokken worden. Men is in zoodanig geval gewapend. De heer Kneppelhout van Sterkenburg. Ik vereenig mij geheel met het aangevoerde door den heer de Moen. De heer Le Poole. Ook ik deel het bezwaar van den heer de Moen. Tk vind die f 25 niet zoo belangrijk voor stads-finaneiënom die poort aan eenig gevaar van brand bloot te stellen. Ik ben het volkomen eens met den heer Wttewaall, dat die poort is een sieraad van bouworde en ik zou het bejammeren, indien daaraan eenige schade kwam. In stemming gebragt, wordt de voordragt verworpen met 14 tegen 9 stemmen. Voor: de heeren van der Hoeven, Hoog, Tollens, ten SandeHubrecht Stoffels, de Fremery, van Outeren en de Voorzitter. V. Adressen van J. Imans en J. van der Reydenvan den eersten tot het in eigendomvan den tweeden tot het in gebruik bekomen van cène poort aan de Uiterste gracht, tusschen de percelen wijk VII, n°. 326 en 327. Burgemeester en Wethouders raden, overèenkomstig het adres der Com missie van Fabricage, deze poort, ter grootte van 18 vierk. ellen, aan Izaac Imans in eigendom af te staan, tegen eene koopsom van ƒ18, nadat, ingevolge art. 230 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85) verklaard is dat zij niet meer ter openbare dienst is bestemd, en alzoo op liet ver zoek van J. van der Reyden afwijzend te beschikken. Deze voordragtwaarover door geen der leden het woord wordt gevraagd wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1865 | | pagina 3