VIII. Stukken betreffende het voorstel tot wijziging der instructie voor den geneeskundige en den heelkundige in het Caeeilia-gasthuis. Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden inhoud "In uwe vergadering van den 29 Bebruarij dezes jaars werd door uw medelid J. Goudsmit, om daarbij aangevoerde redenen, het voorstel gedaan om de instructie voor de genees- en heelkundigen in het Caeeilia-gasthuis te stellen in handen der Plaatselijke geneeskundige Commissie, ten einde uwe vergadering in te lichten, in hoeverre werkelijk het tegenwoordig re glement, zooals het ligt, geacht kan worden al of niet doelmatig te zijn. Het daarop ontvangen berigt hebben wij gesteld in handen van Gecom mitteerden tot de administratie der vereenigde gast- en leprooshuizen, ten einde ook van die zijde nadere inlichtingen in te winnen. Deze stukken hebben reeds sedert eenigen tijd ter inzage der leden in de leeskamer voorgelegen en wij meenden deze thans aan de orde van den dag te kunnen stellendaar ieder uwer geacht mag worden genoegzaam met den inhoud bekend te zijn. Ons is het, bij eene aandachtige lezing, gebleken, dat de gerezene ge schillen waren opgeheven, maar tevens dat er geene termen zijn om, op het standpunt waarop het Caeeilia-gasthuis staat, eenige verandering in die verordening te brengen. Redenen waarom wij u voorstellen deze stukken aan te nemen voor ken nisgeving." Dienovereenkomstig wordt besloten. IX. Voordragt tot verkoop van boomen. Die voordragt is van den volgenden inhoud //Burgemeester en Wethouders hebben op het hierbij overgelegd adres, strekkende tot rooijing der boomen buiten de Zijlpoort, het hiernevens ge voegd rapport van de Commissie van Pabricage ontvangen. Zich daarmede kunnende vereenigen, nemen zij de vrijheid u voor te stellen tot den ver koop dier boomen, ten getale van p. m. 40, zoo linden als ijpen, te be sluiten, en zulks onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Zuid holland." De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik heb tegen de voordragt geen bezwaar, om die boomen, die niet fraai zijn, te verkoopen. Echter raad ik aan om aldaar geene boomen meer te poten, daar deze, zooals in het adres gezegd wordt, de huizen vochtig en donker maken en ook voor de straat nadeelig schijnen te zijn. Wanneer er nu jonge boomen gepoot worden, zal over eenige jaren waarschijnlijk dezelfde klagt vernomen worden. De heer Hubrecht. De boomen, waarvan hier sprake is, zijn oude boomen, en die daarbij aan den weg hinder veroorzaken. Het is in overleg met de verzoekers, dat hier jonge boomen zullen worden geplaatst. De heer van Kaathoven. Maar dan zullen zij over eenige jaren weder hetzelfde verzoek doenop grond van vochtigheidwanneer de boomen we der ouder zullen zijn geworden. De heer Hubrecht. Dat erken ikmaar dat zal dan eerst over tien of twintig jaren het geval zijn. De heer van Kaathoven. Ik acht het beter om niet altijd dergelijke verzoeken toe te staan. Ik zou het beter vinden moeijelijkheden te ontgaan. De Voorzitter. Ik geloof, dat wij ons op dit oogenblik alleen heb ben bezig te houden met de vraag omtrent het rooijen der boomen. De wenk van den heer Kneppelhout zou later in overweging kunnen worden genomen. De heer de Eremery. Ik wensch toch op te merken, dat het planten van boomen zeer in het voordeel is van de gemeente. Wanneer dit goed geschiedt, kan men aannemen dat iedere boom jaarlijks f 1 in waarde toe neemt, zoodat het uitgeschoten kapitaal ruime renten afwerpt. Ik acht het dus zeer wenschelijk, dat de aanwezige grond, waar dit zonder nadeel voor de nabijzijnde woningen, zooals hier het geval is, kan plaats hebben, tot aanplanting worde gebruikt. De heer Le Poole. Ik ben het eens met den heer de Eremery. Als men eenmaal den grond er voor heeft, dan zijn de boomendie men er zet, toch productief en geven zij rente. Wat nu de vochtigheid aangaat, waar over de bewoners langs den weg klagen, het is de vraag welke boomen men zet; want er zijn er, die juist de vochtigheid optrekken en daar door de droogte der nabijstaande woningen bevorderen. Ik voor mij be jammer het altijdals er boomen worden weggenomen. De voordragt wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. X. Voordragt tot verkoop van hakhout enz. Die voordragt luidt aldus: «Wij hebben de eer u voor te stellen uwe goedkeuring te hechten aan den verkoop van hakhout op het plantsoenalsmede aan den verkoop van rommeling aan de stads-timmerwerf." Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XI. Adres van Bestuurders der bewaarschool voor arme en havelooze kin deren in Wijk V, tot continuatie van het gebruik van het perceel Wijk V, n°. 865 B en 866. Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt aldus: »Wij hebben de eer u te berigtenop het adres van Bestuurders der be waarschool voor arme en havelooze kinderen in Wijk V, houdende verzoek, dat het hij hen in gebruik zijnde stads-locaal aan de westzijde van de Oost- voldersteeg, Wijk V. n°. 865 B en 866, kadaster Sectie B n°. 556, we derom, zoo mogelijk voor den tijd van 5 jaren, gratis in gebruik worde verleend, dat wij daarop ingewonnen hebben het advies van de Commissie van Eabricagehetgeen wij hierbij in originali overleggen en waaraan wij kortheidshalve de vrijheid nemen ons te refereren. Op de gronden daarbij aangevoerdvinden ook wij geen bezwaar u te raden, aan de adressanten voorloopig het gebruik van bedoeld lokaal tot school te vergunnen, mits binnen twee maanden na de schriftelijke opzeg ging het perceel is ontruimd en in ieder geval met 31 December 1865 het gebruik ophondt." De heer Tichler. Ik zou gaarne ziendat de Raad mogt kunnen goed vinden nog voor één jaar aan Bestuurders htt gebruik van dat lokaal te vergunnenmaar ik zou tevens wenschen dat de laatste clausule van het rapport van Burgemeester en Wethouders niet werd toegepast; want al is het dat de gasfabriek aan dat lokaal, naar het schijnt, spoedig behoefte kan hebben, het kan ook zijn dat op het einde van het jaar er minder be hoefte aan wasen dan ware de gelegenheid benomen om er voor de be waarschool gebruik van te maken. De Voorzitter. Ik geloof dat het doel is nu het gebruik toe te staan voor een jaar, mits, als in den loop van het jaar bleek, dat aan het lo kaal voor de gasfabriek eene bepaalde behoefte bestond, daarvan twee maan den vooraf het gebruik konde worden opgezegd. Maar ik geloof, dat de mogelijkheid niet wordt weggenomen voor Bestuurders na dat jaar het ver der gebruik op nieuw aan te vragen, als de gasfabriek er geene behoefte aan had. De heer Tichler. Het is de laatste clausule van het rapport van Bur gemeester en Wethouders, welke bepaalt dat "in ieder geval met 31 Decem ber 1865 het gebruik van het lokaal ophoudt", waartegen ik bezwaar heb. De heer Hubrecht. Ik geloof dat het bezwaar van den heer Tichler hierin is gelegen dat, zooals nu het rapport luidt, het gebruik der bewaar school met het einde van het volgende jaar ophoudt, zelfs al is dat lokaal voor de gasfabriek dan nog niet dringend noodig. Vooral daar de stad toch altijd, twee maanden na opzegging, het gebruik kan doen ophouden, kan de Commissie van Eabricage zich wel met de weglating der laatste alinea vereenigen. De heer de Eremery. Ik zou gaarne het verzoek van den heer Tichler ondersteunen, te meer, daar het mij gebleken is, dat de kinderen, op die bewaarschool geplaatst', onmogelijk op onze bewaarschool kunnen worden opgenomen. Op de school van Wijk V worden toch voortdurend 300 kin deren verzorgd, terwijl een aanzienlijk getal bovendien op eene lijst is in geschreven omwanneer er plaatsen open komenopgenomen te worden. Ware het mogelijk, zou ik het dus zeer wenschelijk achten, dat, wanneer dit lokaal eenmaal zal moeten worden ontruimd, aan bestuurders een ander kon worden aangebodendaar aan de school zelve eene groote behoefte is. Veel is reeds bijgedragen om in het onderhoud en de behoefte van dc school te voorzien, doch zeer zeker zoude het de krachten te boven gaan van hen die deze bijdragen geven om een nieuw gebouw aan te koopen en te onderhouden. Ik geloof dus dat het algemeen belang vordertdat de inrigting in stand blijve en de gemeente desgevorderd daartoe te hulpe kome. De heer Hubrecht. Wat commissarissen der gasfabriek aangaat, zij willen zooveel mogelijk aan bestuurders dier bewaarschool het gebruik van het lokaal laten, maar op het oogenblik circuleert reeds bij de commissie een voorstel van den directeur tot uitbreiding der gasfabriek. Voor dat dit plan behandeld wordtzal nog wel eenige tijd verloopenmaar te eeniger tijd zal zeker dat terrein ten dienste der fabriek noodig wezen. De Voorzitter. Ik geloof, dat er geen bezwaar bestaat om het laatste gedeelte weg te laten. De heer Wttewaall. Het weglaten van het laatste gedeelte-van het rapport acht ik zeer wenschelijk. De bepaling dat het gebouw na twee maan den opzeggens ontruimd moet worden is reeds drukkend, doch kan noodig zijn, zoo de gasfabriek eene uitbreiding behoeft. De heer Hubrecht geeft echter de verzekering, dat dit niet zal plaats hebben zonder hooge noodzakelijk heid en dat is ook zeer wenschelijkdaar het daarstellen van een ander lokaal veel bezwaar en kosten zoude met zich slepen. De school voorziet in eene be hoefte van die wijk, is voor rekening van particulieren tot eene bewaarschool ingerigt en wordt door hen onderhouden, zonder bezwaar van de stad. De Voorzitter. Ja, maar zij kunnen zich de opzegging altijd voorstel len. Zij hebben dit gebruik slechts precario. De heer Hartevelt. Als ik het goed begrijp, dan is de zaak zóó, dat men den bestuurders van de bewaarschool schijnbaar het gebruik der school voor een jaar" toestaat; want zoodra 1 Januarij 1865 daaris, kan men met de twee maanden opzegging verwachten. En welke zekerheid hebben dan bestuurders dat zij twee drie of meerder maanden in het rustig bezit zullen blijven? Ik vind dat veel erger dan het behoud der laatste clausule, die men uit het rapport of besluit wil uitgenomen zien. Ik wenschte wel aan bestuurders de zekerheid te geven, dat zij gedurende een jaar het lokaal in gebruik konden houden. Ik geef toe, dat bestuurders verpligting hebben aan de stad, dat zij zoo lang kosteloos het gebruik van dat lokaal hadden; maar aan den anderen kant heeft ook de stad verpligting aan bestuurders, dat zij het bedoelde lokaal, met niet geringe kosten, tot eene bewaarschool hebben ingerigt, waar een 300-tal kinderen wordt opgenomen en onderwezen. Maar boven dien is er, als ik wel geïnformeerd ben, in Wijk V geen ander geschikt lokaal voor bestuurders beschikbaar, of te vinden. Ik acht de zaak van zoo veel belang, dat ik gaarne zien zoude, als dit maar eenigzins met de belangen onzer gasfabriek is overeen te brengendat men aan bestuurders de verzekering gaf, dat zij althans voor 1865 op het lokaal kunnen rekenen; in een jaar tijd wordt er misschien raad geschaft, terwijl de bepaling blijvende, om, bij opzegging, twee maanden daarna te ontruimen, het zwaard steeds boven het hoofd hangt. De Voorzitter. Zoo als het rapport luidt, stelt de stad niets anders op den voorgrond dan het lokaal weêr voor een jaar in gebruik te geven onder voorbehoud om, als zich voor de gasfabriek de behoefte vroeger deed gevoelentwee maanden na daartoe gedane opzegging over dat lokaal te kunnen beschikken. Ik moet daarbij opmerken, dat bestuurders bij de weglating der laatste zinsnede mij schijnen te winnen. Immers behoudens de mogelijkheid van opzegging, die steeds wordt voorop gesteld, is het ge not hun door die weglating voor onbepaalden tijd verzekerd. De heer Hartevelt. Ik geloof niet, mijnheer de Voorzitter, dat zij er bij winnen. Ik wenschte bestuurders liever de zekerheid van een jaar te hebben gegeven. Dit zou hun zeker aangenamer zijn. De Voorzitter. Die zekerheid hadden zij toch niet. De heer Hartevelt. Maar ik wenschte hun juist nu die zekerheid te geven. De heer van Kaathoven. Ik geloof ook, dat het in het belang dier inrigting was, dat de laatste clausule in het besluit bleef; te meer, daar wij van den heer Hubrecht gehoord hebbendat het voorstel circuleert tot verandering of uitbreiding van de gasfabriek. Volgens de laatste clausule zullen die heeren juist meer zekerheid hebben van het gebruik voor één

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 3