De heer Meerburg. Maar zoolang er niet op gebouwd wordt, geloof ik
toch, dat het onderhoud aan de stad behoort.
De heer Hubrecht. Ik geloof het niet.
De voordragt wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
IX. Voordragt tot de onderhandsche verhuring van de stads-gehoorzaal.
Burgemeester en Wethouders nemen de vrijheid voor te dragen het ver
zoek van A. J. Wetrens, daartoe strekkende dat hem, tot het houden van
12 kooroefeningen in de aanstaande wintermaandenom de veertien dagen
op Vrijdag des avonds ten 7 uur, het gebruik van de Stads-gehoorzaal worde
verleend, op dezelfde voorwaarden als zulks aan het muziekgezelschap Sempre
Crescendo is geschied, in te willigen en hem tot het voorgestelde doel, het
gebruik dier zaal te verleenen tegen betaling eener som van f 25, onder voor
waarde evenwel dat het Gemeentebestuur steeds de vrije beschikking over
die zaal houdt, zoo dikwijls het door de omstandigheden mogt worden ge
vorderd daaraan eene andere bestemming te geven.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
X. Voordragt tot het verleenen van den ^titel van archivaris aan Jhr. W.
I. C. Rammelman Elsevier.
Die voordragt is van den volgenden inhoud:
Ter voldoening aan het door onderscheidene leden uwer vergadering uit
gedrukt verlangen, om aan de commissie, jonkheer W. I. C. Rammelman
Elsevier opgedragen, den titel van archivaris te verbinden, hebben wij de
eer daartoe bij deze het voorstel te doen."
De heer Tichler. Ik heb er niets tegendat aan Jhr. Bammelman
Elsevier de titel van archivaris worde verleendevenwel tot zoolang hij
belast is met de commissie tot het opmaken van een register van het
archief.
De Voorzitter. Uwe vraag raakt meer het punt der bezoldiging. Als
zijne bezoldiging ophoudt, zal ook wel zijn titel ophouden. Zoolang hij
echter in het belang der gemeente werkzaam blijft, zal de titel moeten
blijven bestaan.
De heer Hoog. Als de heer Bammelman Elsevier dien titel krijgt, ver
valt dan niet van zelf het tijdelijke der betrekking. Is de bedoeling dan om
den tijdelijken ambtenaar hiermede in eens definitief archivaris van de
gemeente Leyden te maken?
De Voorzitter. Dat lag niet in onze bedoeling.
De heer van der Hoeven. Ik heb herhaalde malen bij de begrooting
door verschillende leden die bedenking hooren maken,en ik herinner mij
nog levendig, dat de voormalige president van de regtbank, ons overleden
medelid, de heerLuzac, meermalen heeft aangedrongen, om eenen titel aan
die betrekking te verbinden. Maar ik meendat ik mij nooit in dien
geest heb uitgelaten. Op zich zelf heb ik niets tegen de zaak; maar ik
moet eenigzins de geschiedenis daarvan ophalen. Het is eene tijdelijke
missiedie aan den heer Kammelman Elsevier was opgedragenom het
archief der stad in orde te brengen. Die tijdelijke missie wordt, dunkt mij,
als de titel verleend wordt, die men nu voordraagt, in eene blijvende, voort
durende veranderd. Zullen wij nu gaan beslissen, dat de heer Elsevier
stads-archivaris blijft? Ik weet het niet; en in de buitengewoon laconieke
voordragt is daaromtrent niets te lezen.
De Voorzitter. Er staat: •om aan de commissie Jhr. Kammelman Else
vier opgedragenden titel van archivaris te verbindendie commissie is
een volgend jaar geëindigd.
De heer van ver Hoeven. Het kan toch niet de bedoeling zijnom
den heer Elsevier tot Mei 1865 archivaris der stad te noemen. Ik geloof
gaarne, dat hij met groote naauwkeurigheid en met ijver zijn post heeft
vervuld. Ik weet ook nietof ik er tegen zou stemmen als het gold eene
voortdurende benoeming. Maar ik acht de zaak niet genoeg toegelicht. Als
ik nu eene stem' moet uitbrengenweet ik niet bepaald waaroveren het
kan toch niet zijn om een stads-achivaris voor een jaar te benoemen.
De Voorzitter. Ik zou meenen, dat, als de commissie geëindigd is,
alsdan de vraag zou kunnen behandeld wordenzullen wij de betrekking
voor altijd in het leven roepen? Maar wij hebben gemeend te handelen in
den geest der leden, die zich geërgerd hadden over de vreemde omschrij
ving, die tot nog toe gebruikt was.
De heer van der Hoeven. Het zal dan, dunkt mij, toch noodig zijn
het woord tijdelijk er bij te voegen, als wij die commissie als eene zaak
beschouwen, die in Mei is geëindigd.
De heer Goudsmit. De zaak zoumeen ikzeer vereenvoudigd wor-
den, als wij er het woord tijdelijk bijvoegden, en den beer Elsevier, als
tijdelijk belast met de commissie enz de titel van archivaris verleend werd.
De Voorzitter. Ik meen, dat wij duidelijk hebben uitgedrukt wat wij
bedoelden.
De heer van Outeren. Met het laatste denkbeelddat door den heer
Goudsmit is aangegevenzou ik mij zeer goed kunnen vereenigenen deel
in het algemeen de beschouwingen van den heer van der Hoeven.
De heer Librecht Lezwyn. Ook ik deel de wenschelijkheid om de
zaak op die wijze te bepalen als door de heeren van der Hoeven en Goud
smit is voorgesteld.
De heer van Kaathoven. Ik heb er niets tegen, dat den heer Kam
melman Elsevier de titel verleend wordt van archivaris. Maar bij mij
was daaraan de gedachte verbonden, dat zijne tijdelijke betrekking tot eene
blijvende zou verbeterd worden. Ik weet niet of de heer Kammelman
Elsevier gevraagd heeft om die titulatuur, en of hij, nu er die bepaling
van tijdelijk aan verbonden blijft daarmede tevreden zal zijn. Wanneer
ik denk aan den grooten voorraad dien hij nog ter bewerking voor zich
heeft, dan geloof ik niet dat bezwaar zou bestaan om die tijdelijke betrek
king tot eene blijvende te maken en de telkens herhaalde aanvragen om
voortduring te doen ophouden.
De heer de Moen. Er is bij mij geen ander denkbeeld opgekomen dan
dat de voordragt slechts den titel geldtzoo als reeds door den Voorzitter
is gezegd, om te vervangen die zonderlinge omschrijving, tot dus verre op
de begrooting voorkomende. En nu staat het den heer Kammelman Else
vier vrij, als de termijn zal geexpireerd zijn, de betrekking op nieuw aan
te vragenden Kaad om die te verleenen.
De Voorzitter. Ik geef dan nu in overweging de voordragt in dien
zin te wijzigendat het woord tijdelijk er worde bijgevoegd.
Met die wijziging wordt de voordragt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
XI. Voordragt ter benoeming van een waagmeester.
Burgemeester en Wethouders dragen voor om tot waagmeester te worden
benoemd Hendrik Kokxhoorn een paar jaar geleden provisioneel met die be
trekking belast, en vertrouwen dat, bij de bestaande naauwkeurige pligts-
betrachting van zijne zijde, het overbodig zal worden geacht, met hem
een tweeden persoon voor te dragen.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
XII. Voordragt tot scheiding der gemeenschappelijke administratie van
het Haarlemmer trekpad.
Burgemeester en Wethouders, die hierover nader met het gemeentebe
stuur van Haarlem hebben geconfereerd, nemen de vrijheid, als een gevolg
dier overwegingen aan den Kaad de vaststelling van een overgelegd raads
besluit te onderwerpen, terwijl zij daarbij tevens overleggen een gelijklui
dend besluit van het gemeeutebestuur van Haarlem.
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
Xin. Voordragt om met het gemeentebestuur van Delft gemeenschappe
lijke zaken te regelen.
Die voordragt is van den volgenden inhoud:
Naar aanleiding van bij ons eollegie gehouden overwegingenomzoo
mogelijk, de gabel aan den Hofweg op het Delftsche trekpad meer pro
ductief te maken en ten gevolge van latertegen dat tarief gerezene beden
kingen bij het hooger bestuuris het noodig daaromtrent onderhandelingen
te openen met het gemeentebestuur van Delft, als zijnde dat trekpad met die
gemeente gemeenschappelijk eigendom. Dientengevolge nemen wij de vrij
heid u voor te dragen te besluitenonder magtiging van Gedep. Staten van
Zuidholland, met dat bestuur gemeenschappelijke zaken te regelen. Door
het gemeentebestuur van Delft die magtiging reeds aangevraagd zijnde, is
deze bij dispositie van Gedep. Staten van Zuidholland van den 20«n Sep
tember dezes jaars, B. n°. 5100 (3e afd.) G. S. n®. 19, medegedeeld in
uwe vergadering van den 27en der vorige maand, verleend, waarbij zij te
vens aan dit gemeentebestuur voorloopig is verstrekt."
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
XIV. Adres van A. J. van Hoeken, tot het leggen van een duiker in
de Minnebroêrsgracht.
Burgemeester en Wethouders radenovereenkomstig het rapport der Com
missie van Fabricage, den adressant het leggen van den duiker door de
straat van de Minnebroêrsgracht naar zijne koestallingWijk VIIIn". 149,
ter bekoming van drinkwater voor het vee, te vergunnen; mits betalende
het regt van 1.50 's jaars, bepaald bij art. 3 n°. 10 van het tarief, vast
gesteld den 5en Maart 1857, alsmede in de kosten van straten en herstraten.
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
XV. Voorwaarden van openbare aanbesteding der benoodigde licht- en
brandstoften.
Worden op gelijke wijze aangenomen.
XVI. Voorwaarden van openbare verpachting der tolgelden aan den
Rijnsburgervliet.
Worden op gelijke wijze aangenomen.
De onderwerpen, aan de orde van den dag gesteld, hiermede afgeloopen
zijnde, vraagt de heer Goudsmit verlof tot het doen eener vraag.
Dat verlof wordt verleend.
De heer Goudsmit. Ik ben opmerkzaam gemaakt, dat door een inge
zeten verlof is gevraagd tot het houden eener bergplaats van petroleum.
Dat is eene zaak, die, naar het oordeel van deskundigen, nog al gevaarlijk
is te achten, niet alleen voor de in de nabijheid zijnde gebouwen, maar
ook voor de burgers in het algemeen. Ik zou dus u willen vragenmijnheer de
Voorzitter, of er niet, alvorens de verlangde concessie te geven eene verorde
ning zou dienen gemaakt te wordenbetreffende de bewaarplaatsen van
petroleum. Ik geloof wel, dat dergelijke inrigtingen kunnen gezegd worden
te vallen onder het bereik van het Koninklijk Besluit van 1824; maar dat
besluit geeft wel aanleiding om te vergunnenwaar niet de eigenaren van
de aangrenzende gebouwen zich verzetten. Ik moet dus vragen, of er geen
plan bestaat op dit punt eene verordening te ontwerpen.
De Voorzitter. Wij hebben er wel op gedacht; maar als wij overwe
gen, dat zoodanige verordeningen bepaaldelijk gemaakt zijn in Amsterdam
en Rotterdam, waar over het algemeen groote voorraden petroleum aanwezig
zijn, terwijl het zich niet laat aanzien, dat hier zich zulke groote voorraden
zullen voordoendan is het de vraagof voor deze stad wel eene derge
lijke verordening noodzakelijk is te achten. Er is mij van andere zijde ook
wel eens te kennen gegevendat dat gevaar wel wat overdreven wordt
voorgesteld; daarbij zijn er een aantal stoften, zooals terpentijn en derge-
lijkendie ook in bergplaatsen bewaard worden en niet minder aan groote
gevaren zijn blootgesteld. Dat nu deze zaak is ter sprake gebragt, is
daaraan toe te schrijven, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken op
merkzaam heeft gemaaktdat de bergplaatsen van petroleum krachtens
wettelijke voorschriften onder bereik van het besluit van 1824 behooren te
vallen en dat alzoo tot het oprigten dier bergplaatsen de toestemming moet
worden gevraagd.
De heer Goudsmit. Zou er dan geene mogelijkheid bestaan, om bij de
te geven concessie eenige voorwaarden te stellen?
De Voorzitter. Wij zullen er den architect en de rooimeesters over
raadplegen; en na dezen te hebben gehoord, zullen wij zien hoedanig te
handelen.
Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten;
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DKABBE.