De Voorzitter deelt nog mede, dat de verkiezing vau een lid van den Gemeenteraadter vervulling der plaatsopenvallende ten gevolge van liet genomen ontslag door den heer Gevers, zal geschieden op Diugsdag den 29en November e. k. en dat alsdan, volgens den vastgestelden rooster, de HH. Kneppelhout van Sterkenburg en Hartevelt in het hoofdbureau als leden moeten zitting nemen, terwijl de HH. Hubrecht, als voorzitter, Driessen en Scheltema, als leden, het onderbureau zullen uitmaken. De vergadering wordt thans veranderd in eene zitting met gesloten deuren. De vergadering heropend zijnde, is aan de orde: I. "Begrootingen der niet gesubsidieerde instellingen van weldadigheid voor 1865, als van: a. De Roomsch-Catholijke armen; b. Vrouwen-kraammoeders; c. De Gemeente-apotheek; d. de Vereenigde gast- en leprooshuizen, Het rapport der Commissie van Financiën daaromtrent luidt als volgt: u De Commissie van Financiën heeft de eer u te berigten op de in hare handen ten fine van berigt en raad gestelde begrootingen voor 1865 der niet gesubsidiëerde gemeente-instellingen van weldadigheiddat zij deze heeft onderzocht en daarop bij haar geene aanmerkingen zijn voorgekomen; wes halve zij vrijheid vindt u te raden deze goed te keuren bij besluitenwaar van het model aan den voet dier respectieve begrootingen voorkomt; als die van; 1°. Het Roomsch-Catholijk armbestuur, in ontvang ad f 9637.28^, in uitgaaf ad 9637.28', alzoo sluitende quite; 2°. Vrouwen kraammoedersin ontvang ad 2159.73j, in uitgaaf ad f 1925.07', sluitende met een goed slot ad 234.66; 3°. De Gemeente-apotheek, in ontvang ad ƒ5340, in uitgaaf ad ƒ5340 alzoo sluitende quite. 4°. De Vereenigde gast en leprooshuizen, in ontvang ad 13729.31, in uitgaaf ad 13682.50, alzoo sluitende met een goed slot ad 46.81." e. het Gereformeerd minne- of armen mannen- en vrouwenhuis. Het rapport der Commissie van Financiën luidt als volgt: u De Commissie van Financiën heeft de eer u te berigten op de in hare handen gestelde begrooting voor 1865 van het Gereformeerd minne- of armen oude mannen- en vrouwenhuisdat zij deze heeft onderzocht en daarop bij haar geene aanmerkingen zijn voorgekomen, weshalve zij vrijheid vindt u te raden deze goed te keuren bij een besluit, waarvan het model aan den voet dier begrooting voorkomt, als: in ontvang ad 11764.50, in uitgaaf ad 11764.00, alzoo sluitende met een goed slot van f 0.50." De heer van Kaathoven. Is de rekening der administratie van het Oude mannen- en vrouwenhuis al opgenomen, en goedgekeurd Ik meen dat er vroeger twijfel was gerezen over een post van uitgaaf, en zij daarom niet was goedgekeurd. Is dit zoodan geloof ikdat de begrooting niet kan worden vastgesteld vóór dat de rekening is opgenomen. Thans die vast te stellen zou niet alleen strijden tegen de regelen van rekening en verantwoording, maar ook tegen de waarheid, daar in den eersten post op de begrooting wordt gebragt het saldo van de laatste rekening en dit saldo niet bekend is zoolang de rekening niet is goedgekeurd. De Voorzitter. Als de begrooting voor het volgend jaar niet werd goedgekeurdzou de administratie stilstaan. De heer van Kaathoven. Ik acht mij onbevoegd te beoordeelen bij wien de schuld ligt dat de rekening tot hiertoe niet op nieuw is ingediend; ik wil alleen opmerken, dat het niet overeenkomstig de voorschriften is, dat eene begrooting in behandeling wordt gebragt vóór dat de rekening over het afgesloten dienstjaar is goedgekeurd. Ik acht het noodig, dat in deze onregelmatigheid voorzien worde. De heer Krantz. Ik geloof, dat de vertraging daaraan toe te schrijven is, dat de rekeningen van advocaat en procureur door de regtbank nog niet zijn gevalideerd. De heer van Kaathoven. Ik moet herhalen, dat ik ook als antecedent het gevaarlijk acht met de behandeling dezer begrooting voort te gaan. Ik hoor, dat men de indiening dezer begrooting wil wettigen door het voor schrift, dat bepaalt den tijd van indieningmaar dat voorschrift bepaalt ook dat de indiening van de rekening die van de begrooting zal voorafgaan. En wat zal het gevolg zijn wanneer men dien regel omkeert? De Voorzitter. Bij de stedelijke begrooting is dat toch hetzelfde geval. De heer van Kaathoven. Ik twijfel of dit zoo is als door u wordt voorgesteld. De rekening van de gemeente administratie (over 1863) is in de vergadering van den lle° Augustus goedgekeurd en de begrooting over 1865 in October van dit jaar. De zaak is dus dezelfde. Ook nu wordt door mij verlangd, dat de rekening dezer administratie over 1863 goedge keurd zij vóór dat de begrooting over 1865 in behandeling kome. Ik laat aan het oordeel van den Raad de beslissing over in hoeverre mijne ziens wijze juist is. Eene andere bedenking van minder waarde is die, of niet de stukken bij de begrooting moeten onderteekend zijn door twee personen. Ik vind een van de stukken bij de begrooting slechts door één persoon onderteekend. De Voorzitter. Welke begrooting bedoelt gij? De heer van Kaathoven. Die voor 1865. De Voorzitter. Van welke administratie? De heer van Kaathoven. Die van het Oude mannen- en vrouwenhuis. De Voorzitter. Die is geteekend door den heer Hubrecht als voorzit ter, en den heer Baert als secretaris. De heer van Kaathoven. Ik heb een stuk geziendat door één per soon onderteekend is. Zoo het dan al de begrooting zelve niet is, zal het de memorie van toelichting zijn. De Voorzitter. De memorie van toelichting is alleen door den presi dent geteekend. Ik geloof voorts, dat het best zal zijn iedere begrooting afzonderlijk in stemming te brengen. De heer Goudsmet. Ik zou den geachten President van de Regtbank willen vragenhoe het met die taxatie is gesteldzoo hij bereid mogt zijn daarop inlichting te geven. De heer van Outeren. Ik ben daartoe allezins bereid. Zeer geruimen tijd geleden heb ik eene declaratie, ter bedoelde zake, ter begrooting ont vangen; ik heb toen gemeend van de bevoegdheid, die de wet mij gaf, te moeten gebruik maken om voor die taxatie, in mijne plaats, eenen anderen regter te benoemen; aan die begrooting is destijds gevolg gegeven. In het laatst van de maand September of in de eerste dagen van October ontving ik eene tweede declaratie tot gelijk einde, die ik wederom in handen gesteld heb van hetzelfde lid der Regtbank; door diens tijdelijke afwezigheid van enkele dagen echter is die begrooting eenigzins verdaagd gewordenmaar ik mag aannemen dat ook die declaratie thans reeds is begroot gewordem De heer Krantz. Van welken datum is de begeleidende missivedie ik meen dat bij de begrooting gevoegd was en waarin de reden vermeld is? De Voorzitter. Ik vind wel eene memorie van toelichtingmaar geen missive. Ik zal thans in stemming brengen, in de eerste plaats, de be grooting van het Roomsch-Catholijk armbestuur. Deze wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. Die van Vrouwen-kraammoeders wordt op gelijke wijze goedgekeurd. Volgt de begrooting van de Gemeente-apotheek. De heer Le Poole. Ik zal mij hierover buiten stemming houden. De Voorzitter. Dat is niet noodig. De leden van het dagelijksch be stuur stemmen toch ook wel over de gemeente-begrooting. Dat geval schijnt mij gelijk te staan. Laatstgenoemde begrooting wordt, insgelijks met algemeene stemmen, goedgekeurd. Die van de Vereenigde gast- en leprooshuizen wordt op gelijke wijze goedgekeurd. De Voorzitter. Nu zou in stemming moeten komen de begrooting van het Oude mannen-en vrouwenhuis. Ik zal evenwel, als het gevoelen van den heer van Kaathoven, dat die begrooting voor alsnog niet kan worden be handeld door meerdere leden mogt worden gedeelddit punt het eerst in rondvraag brengen; want als ik de begrooting in stemming bragt, zouden zijdie tegen stemdennog niet tegen de begrooting bezwaar kunnen heb ben maar alleen tegen de behandeling op heden. De heer Hoog. Ik kan het gevoelen van den heer van Kaathoven wel deelen. Ik zou ook geen bezwaar ziendat deze begrooting tot de volgende vergadering werd uitgesteld, daar er geene urgentie bestaat en wij toch waarschijnlijk spoedig weer eene vergadering zullen houden. Ik stel dus voor, de onderhavige begrooting tot zoolang aan te houdenin de hoop dat inmiddels over dien betwisten post in de rekening meer licht zal zijn ver spreid en het saldodat op die begrooting als eerste post moet voorkomen zal komen tot een vastgesteld cijfer. De Voorzitter. Ik zal dan in rondvraag brengen of deze begrooting zal worden aangehouden. De heer Hubrecht. Ik ben ook voor de aanhouding. Ik geloof niet, dat er zulk een haast bij de zaak is. De heer Libreoht Lezwyn. Ik zie niet in, dat het iets tot de reke ning afdoet. Ik ben daarom tegen de aanhouding. Het voorstel tot aanhouding wordt aangenomen met 12 tegen 9 steramen. Tegen: de heeren du Rieu, Meerburg, Wttewaall, Stoffels, Librecht Lezwyn, Krantz, de MoenHartevelt en de Voorzitter. II. Rekening van de armbakkerij over 1863. Het rapport der Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud: De Commissie van Financiënin wier handen werd gesteld de rekening en verantwoording van regenten der armbakkerij over het jaar 1863, heeft de eer u te berigten zij daarop geene aanmerkingen heeft, en raadt.u mitsdien die op te nemen en goed te keuren: in ontvang ad f 69379.60 j in uitgaaf ad 45807.40|, en alzoo sluitende met een batig saldo van f 23572.19r\, welk bedrag rendanten gehouden zijn in hunne eerstvolgen de rekening te verantwoorden." De heer Driessen. Ik zie dat in 1859 in beleening is gegeven ƒ12000 tegen 3, 3^ en 4 pet. Mag ik vragen of die beleeningen zijn gesloten doorloopend of dat zij variëeren naarmate de koers van het geld staat De heer de Moen. Het overbodige geld, dat in kas is, wordt door commissarissen in beleening gegeven, van drie maanden tot drie maanden; en, zoo als uit de rekening blijkt, wordt naar den koers der beurs op den verschijndag voor 3/m geprolongeerd. In 1863 waren die renten niet boo- ger. Uit de rekening van 1864 zal later blijken of men ook van de zeer hooge renten, sedert maanden genoteerd, heeft geprofiteerd. De heer Driessen. Het is juist met het oog op den tegenwoordigen hoogen geldkoers, dat ik mij veroorloofde de vraag te doen. De heer Hartevelt. Gaarne vernam ik, of van de batige sloten der armbakkerij niet meer in beleening prolongatie konde gegeven worden als 15/m.die, zoo als ik vermeen, van 1859 tot en met 1863 slechts in prolongatie gegeven zijn. De heer de Fremery. Ik geloof, dat er nog al belangrijke kapitalen voorhanden moeten zijn om op den juisten tijd groote en contante aankoopen te doen. Als de markt laag is, voorziet men zich voor langen tijd en kunnen dergelijke inkoopen veelal ruime renten opbrengen. De heer Krantz. Die kapitalen waren vroeger belangrijker, en daarom heeft de Commissie van Financiën aangedrongen, dat er meer zou worden belegd. Daaraan is gevolg gegeven; maar, zoo als reeds door den heer de Fremery is opgemerkt, deze administratie verlangt eene ruime kas te hebben, orn meer voorraad op te kunnen doen bij eene lage markt. De rekening wordt hierop goedgekeurd zonder hoofdelijke stemming; hebbende de heer Hubrecht, op grond van het bepaalde bij art. 24, tweede lidder gemeentewetals commissaris der armbakkerij zich gedu rende de beraadslaging over deze zaak uit de vergadering verwijderd. III. Voordragt betreffende de tegemoetkoming van schutterpligtigen in de kosten hunner kleeding. Die voordragt is van den volgenden inhoud: //Burgemeester en Wethouders hebben de eer bij deze aan u over te leggen een staat van 157 manschappen op de rol dezes jaars als dienst- pligtige schutters gebragt, alsmede van hen die zich na het sluiten dier rof ter vervulling hunner schutterlijke verpligtingen hebben aangemeld, en van welke beoordeeld moet worden in hoeverre zij in de termen vallen van zeiven in hunne kleeding te kunnen voorzien dan of zij geheel of gedeeltelijk uit de gemeentefondsen moeten worden te gemoet gekomen. Een onderzoek, door eene commissie uit ons midden ingesteld, heeft tot het resultaat geleid dat 16 manschappen in staat zijn voor het geheel, en drie voor één vierde zich te kleeden, en de overige 138 niet in staat zijn te achten daartoe iets bij te dragen, terwijl hun onvermogen door bewijzen is gestaafd. Wij nemen diensvolgens de vrijheid u voor te dragen dat 16 manschap- penmet name op dien staat vermeldgeacht zullen worden in staat te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 2