wel genoegzame breedte voor voetgangers zal overblij ven. Zij kan toch ge voegelijk op de breedte worden aangelegd waarop door u is gedoeld. De heer Krantz. Ja, maar ik acht de kracht van rijtuigen en voet gangers niet gelijk. Als er geene afgescheiden plaats voor voetgangers wordt gemaakt, zal de passage altijd aan gevaar onderhevig zijn, en dat zal te meer het geval zijn bij eene brug vau eene zoo groote spanning. De Voorzitter. Tot regtvaardiging van ons voorstel zal ik de over wegingen mededeelendie bij ons gehouden zijn. Ik had mij zelf voorge steld de vraagof van die brug door rijtuigen veel gebruik wordt gemaakt en het antwoord was ontkennend. In de rigting van de Janvossensteeg wordt toch weinig gereden't meest over de brug bij de Mare. De door ons bedoelde brug zal vooralsnog niet veel met rijtuigen bereden worden. Ik zeg: vooralsnog. Niet na verloop van jaren; dan is het mogelijk dat er meer passage zal wezen. Maar vooralsnog zal dat niet het geval zijn, en daarom was het niet twijfelachtig of het leggen van trottoirs wel noodig zoude zijn. De heer Krantz. Als men eene dergelijke belangrijke uitgaaf doet, re kent men toch eenigermate op de toekomst. Daarbij is de passage met rijtuigen langs de Mare zeer lastig, waarom velen nu reeds de passage door de Janvossensteeg prefereren. De heer de Fremery. Ik erken, dat ik er voor ben geweest de brug zonder trottoirs te makenmaar de aanmerkingen door den heer Krantz in het midden gebragt, zijn juist en ik moet zeggen, dat ik wel eenigermate zijne opinie deel, te meer, daar toch waarschijnlijk in vervolg van tijd, wanneer de brug aan de Mare en de Paauwbrug vernieuwing eisohen, deze, om de meerdere passage die aldaar bestaat, van trottoirs zullen worden voorzien. Dan zoude deze brug de eenige zijn, waar geen trottoirs waren over hetzelfde vaarwaterin het gezigt van andere bruggendie ze wèl hadden. Dit zou, dunkt mij, aanleiding kunnen geven tot niet ongegronde opmerkingen. Ik zal daarom het denkbeeld van den heer Krantz ondersteu nen, dat tot meerdere eenvormigheid leidt. Ofschoon er wel eenig bezwaar bestaat, om den post van onvoorziene uitgaven nog lager te stellen, hoop en verwacht ik echter, dat meerdere ontvangsten dan waarop in dit jaar gerekend is, later gelegenheid zullen geven om dezen post teverhoogen, en wordt alzoo dit bezwaar daardoor zeer verminderd. De heer le Poole. Ik voor mij vind de kosten voor die trottoirs nut teloos aangewend. Ik moet toch eens de vraag doen, waar men dan toch hier van zoo vele ongelukken hoort. Ik weet daar nergens van. Het is mij niet bekend, dat bij de oude bruggen zooveel rampen hebben plaats gehad. Integendeel, ik vind bij die trottoirs veel meer gevaar. Nog laatst heb ik geziendat zich het geval voordeeddat een boer in vollen ren kwam aanrijden; men moest daardoor achteruit, want voor andere rijtuigen was er geene voldoende ruimte meer. Yoor de voetgangers moge het goed zijn, maar voor rijtuigen zijn die trottoirs onbetwistbaar gevaarlijk, en om daarvoor dus zoovele kosten te maken, dit acht ik niet wensehelijk. De heer Meerburg. Ik heb het genoegen op de Oude Vest te wonen, en naar aanleiding daarvan deel ik niet in het aangevoerde door den heer Krantz. Ik geloof niet, dat er zoo vele rijtuigen door de Janvossensteeg gaan. Ik weet van mij zelf, dat ik er zoo weinig mogelijk heb doorgere den. Die trottoirs hebben ook hunne gevaarlijke zijde; deze zijn te smal, andere te hoog. Er is eene brug, waar de trottoirs zoo smal zijn, dat de dames met hare tegenwoordige kleederdragt er plaats te kort komen, en bij eene andere zijn zij te hoog om spoedig uit den weg te kunnen gaan. Wat de aanmerking van den heer de Fremery aangaat, geloof ik, dat het gezigt op eene brug met of zonder trottoirs volkomen hetzelfde kan zijn. Ik zou die uitgaaf van p. m. 2000 niet noodig achten. De heer Tollens. Ik kan mij ook niet vereenigen met het voorstel der Commissie van Financiën. Ik vind die voorgestelde trottoirs eene soort van luxe voor deze brug, die uiterst weinig gebruikt wordt. Ik geloof ook, dat er door de Janvossensteeg niet veel gereden wordt. Wat betreft de verlangde uniformiteit voor de nieuw te bouwen bruggen deze is toch reeds verbroken de Mare-brug en andere op de Heerengracht bijv. zijn van geheel ander maaksel dan de nu geprojecteerde. Bovendien varietas delectat. De heer de Moen. De Commissie van Financiën heeft juist die aanmer king gemaakt, meenende, dat Burgemeester en Wethouders in hunne me morie van toelichting het initiatief hadden genomen. Anders hadden die woorden kunnen wegblijven. Er staat toch: »Uit dien hoofde wordt ver nieuwing geeischt door het leggen van eene draaibrug, met behoud zooveel mogelijk van de gemetselde funderingen. Aan de brug trottoirs voegende zal de raming 12000 zijn en zonder trottoirs f 10500." Dus de Com missie van Financiën heeft wel degelijk begrependat Burgemeester en Wethouders het toeh wenschelijker achtten eene brug met trottoirs te leg gen. Nu stelt de Commissie van Financiën niet alleen die ƒ1500 voor die trottoirs voor, maar tevens om de brug te maken tot eene bascule-brug. De heer Hubrecht. De Commissie van Financiën verlangt de daarstel- ling eener draai- of bascule-brug. De Commissie van Fabricage stelt voor eene draaibrug en geen bascule-brug, ten einde zooveel mogelijk bij de verandering van bruggen over den Ouden Singel gelijkvormigheid te ver krijgen. De Voorzitter. Tk geloof, dat de sommen volledigheidshalve beide zijn genoemd; maar wij hadden die uitgetrokken, waarin de trottoirs niet werden begrepen. De heer de Moen. Maar nu is de vraag: zullen die trottoirs ƒ1500 meer kosten? De heer Hubrecht zal dit wel het best weten te beantwoorden. De heer Hubrecht. Ja. De Voorzitter. Ik meen dat er geene andere bedenking tegen dezen post bestaat dan die ontleend is aan de vraag: zullen er trottoirs komen, of zal het cijfer blijven, dat in de begrooting is opgenomen? Ik kan dus een van de beide voorstellen in stemming brengenaannemendedat de leden die voor stemmenzich daardoor verklaren tegen het andere voorstel. Ik zal dus in stemming brengen de verhooging van het cijfer, en geloof dat op die wijze men het best tot een resultaat komt. De uitslag der stemming is, dat 16 leden voor en 7 tegen hebben ge stemd, zijnde alzoo beslist, dat de brug bij de Janvossensteeg zal worden vernieuwd met bijvoeging tevens van trottoirs, waardoor de post zal worden verhoogd met ƒ1500 en alzoo uitgetrokken tot ƒ29450. Tegen hebben gestemd de heeren: van der Hoeven, Kneppelhout van Sterkenburg, Tollens, Meerburg, Librecht Lezwyn, le Poole en de Voorzitter. No. 75 wordt aldus goedgekeurd: Onderhoud van pompen en riolen 2100. No. 76. Onderhoud van havens, vaarten, kaaimuren, sluizen en andere waterwerken 5650. De heer Tollens. Bij gelegenheid der behandeling van dit nommer zou ik wel een voorstel willen doen. Ik zie in de memorie van toelichting, dat er jaarlijks voor herstelling der gemetselde wallen 4000 wordt gevor derd. Dit heeft mij geleid tot de vraag, of in die uitgave niet zou kunnen worden te gemoet gekomendoor van de doorvarende schippers eene kleine belasting te heffen; want juist door het boomen in de grachten worden de gemetselde wallen op den duur noodwendig bedorven. Een regt van door vaart van 10 a 20 cent zou toch waarlijk voor de schippers niet te drukkend wezenen deze opbrengst zouzoo al niet geheel de uitgave tot herstel dekkende, er nogtans grootendeels toe kunnen bijdragen. Ik doe dit voorstel thans, omdat er bij de behandeling der inkomsten misschien min der gelegenheid toe is. De Voorzitter. Ik geloof wel, dat dit punt even goed bij de inkom sten kan worden ter sprake gebragt. De heer Tollens. Ja, maar niet bij een bepaald nommer. De Voorzitter. Bij het volgnommerde opbrengst van brug-, kaai-, haven-, kraan-, sluis-, dok-, boom- en veergelden, zal, meen ik, de zaak wel eenigermate gepast kunnen worden ter sprake gebragt. De heer Tollens. Dan zal ik mij dat voorstel tot later reserveren. De post wordt hierop goedgekeurd. No. 77 wordt aldus goedgekeurd: Onderhoud van vaartuigen f 1300. No. 78. Onderhoud van klokken, horologiën, speelwerken en dergelijke 800. De heer Meerburg. Er is eene vraag bij mij opgekomen of namelijk deze post wel dezelfde zal blijven. Er is eenmaal aangenomen, dat de torens van de kerken niet door ons moeten worden onderhouden. Dit nu zou dan ook uitsparen drie torensals dien aan de Ruïneden toren van de Hooglandsehekerk en die van de Marekerk. De Voorzitter. Van uurwerk is geen enkel woord in de bedoelde stuk ken gesproken. Ik geloof tevens, dat het uurwerk niet onder de torens is begrepen. En wat den toren op de Ruïne betreft, die behoort ontegen zeggelijk aan de stad, als zeker niet aan het kerkgebouw gehecht. De heer Meerburg. Men heeft toch in de overeenkomst van 1780 het uurwerk daarvan niet afgescheiden. De heer van Outeren. De klokhuizenmaar niet de klokken zelve zijn in de overeenkomst bedoeld; dit althans meen ik mij te herinneren. De Voorzitter. Ik geloof ookdat er van uurwerk niets in de over eenkomst is vermeld. Verlangt de heer Meerburg den post in stemming te hebben gebragt? De heer Meerburg. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter. De post wordt hierop goedgekeurd. No. 81. Plan tot verbetering van den toegang der gemeente aan de Witte poort 9500. De heer Tollens. Ik zie in verband met deli post no. 41 der inkom sten, dat de Witte poort ook al gecondemneerd is om te worden afgebro ken. Is dat bij eene vergadering geschied, waar ik niet tegenwoordig was? De heer Hubrecht. De opbrengst der Witte poort is onder no. 41 der ontvangsten gebragt, even als de kosten van het geheele plan onder no. 81 der uitgaven zijn voorgedragen. De zaak is echter daarom nog niet uitgemaaktwant als deze post mogt worden afgestemd dan vervalt ook die van ontvangst daarop betrekking hebbende. De Voorzitter. Men kan nog niet bepaald zeggen, dat de poort ver oordeeld is. De zaak is nog slechts voor den regter gebragt. De heer Tollens. Dan geloof ik toch gerust te mogen zeggen, dat zij bijna veroordeeld is. No. 41 der inkomsten met no. 81 der uitgaven in verband brengende, is, naar mijn inzien, de poort definitief verloren. De Voorzitter. Het is nu het oogenblikwaarin over de Witte poort zal moeten gesproken worden. Ten deze is wel een veroordeelend vonnis voorbereid, maar het is nog niet uitgesproken. De vraag wordt nu aan den regter ouderworpen. De heer Le Poole. Kan de poort niet afgebroken wordenzonder dat er eene verandering plaats hebbe? Kan het werk niet in tweeën worden geseheiden De Voorzitter. Dat kan welmaar het zou de plaats misschien ont sieren. Men heeft ten deze wel eens op grootere monumenten in andere voorname steden als bij vergelijking gewezen. Maar als deze poort niet wordt weggebroken, terwijl een andere rigting aan den toegang wordt gegevenzal het misschien een misstand opleveren. De heer Le Poole. Ik kan niet aannemendat er zoodanige misstand zou komen. Tegenwoordig loopt alles regt toe regt aan. Ik zou wel haast durven vragen of, als men de stad inkomt door een bogt, die wezenlijk mooi is, dat dan zou misstaan. Maar nu men die ongelukkige poort wil albreken, zou het zeker een misstand geven. De Voorzitter. Wij begrijpen elkander niet. Gij wilt de poort behou den en wij willen juist tot afbraak besluiten. De heer le Poole. Ja, maar de weg kon wel blijven. De Voorzitter. Ik geloof dat wij elkander weer niet begrijpen. Ik beweer, dat, als de wal, waar de molen heeft gestaan, geslecht wordt, en het terrein aan die zijde geheel vlak komthet gezigt op de poort niet zeer fraai zal zijn. Als ik daarbij bedenkdat de eerste woning konde afgebroken worden om aan weerskanten van de poort een uitgang voor voet gangers te maken, dan verbeeld ik mij, dat die poort, daar zoo naakt staande, aan niets verbeeld, geen behagelijk gezigt zal opleveren. De heer Tichler. Op zich zelf heb ik niets tegen het voorgestelde plan. Ik erken, dat de toegang naar de stad aan die zijde, zoo als die thans bestaat, op den duur niet kan blijven; doch er bestaat, naar mijn gevoelenop dit oogenblik geene behoefte aan dit werkhet afbreken van de Witte poort welligt uitgezonderd. Daarom had ik gewenscht, dat door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 3