HANDELINGEN VIN DM GEBEENTERAID VAN LEYDM Zitting van Donderdag 25 Augustus 1861, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitterde heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek. Tegenwoordig de heeren Krantz, Stoftels, Kneppelhout van Sterkenburg, van Kaathoven, Goudsmit, de Freraery, Hoog, Tollens, van der Hoeven, Meerburg, DriessenTichler, Le Poole, ten Sande en Siegenbeek. De heeren de Moen en Lezwyn gaven kennis verhinderd te zijn de ver gadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 11 Augustus 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Missive van het Bestuur der afdeeling Leyden en omstreken van de Hol- landsehe Maatschappij van Landbouw, gedagteekend 13 Augustus jl.be helzende dankbetuiging voor de toegezegde medewerking tot het welslagen der tentoonstelling, in September a. s. alhier te houden. Deze missive is van den volgenden inhoud: «Leyden, den 13 Augustus 1864. Wij hebben de eer UEdel Achtb. bij dezen onzen beleefden dank te be tuigen voor de welwillende medewerking door UEd. Achtb. toegezegd tot bevordering van het welslagen en tot opluistering der tentoonstelling van landbouwin September aanstaande alhier te houden en waarvan wij bij missive van HH. Burgemeester en Wethouders, dd. 31 Mei jl. n°. 309, mededeeling mogten ontvangen. Wij stellen dit bewijs van belangstelling in een der hoofdtakken onzer volkswelvaart op hoogen prijs en zullen niets onbeproefd laten om mede te werken dat deze tentoonstelling onze stad tot eere strekt. Het Bestuur der afdeeling Leyden en omstreken van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, A. H. van der Boon Mesch, Voorzitter. G. van Geer, Secretaris." Deze wordt aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter legt vervolgens over 1°. Adres van D. A. Schretlen, mede-eigenaar van den schouwburg, houdende aanvrage om subsidie. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han den van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën ten fine van berigt en raad. 2®. Adres van Dr. J. C. G. Evers, tot het in eigendom bekomen, voor het geheel of een gedeelte, van den Vestwal aan de Witte-poort. 3°. Nader adres van G. Tibboelter ondersteuning van zijn vroeger ver zoek, omtrent de bebouwing van den grond op den Vestwal bij de Mare-poort. 4°. Adres van W. C. Chimaer van Oudendorp, ter verduidelijking van het verzoekschrift door Ably, Oudendorp en C®. ingediend, betreflende den grond op den Vestwal bij de Mare poort. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 6®. Begrooting voor 1865van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis. Wordt besloten, overeenkomstig de voordragt, deze te stellen in handen der Commissie van Financiënten fine van berigt en raad. 6°. Rapport der Commissie in zake den toren van de Mare-kerk. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit rapport ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. Aan de orde is: I. Voordragt betreffende het toezigt op de instellingen van hooger en middelbaar onderwijs. Die voordragt is van den volgenden inhoud Ten einde te voldoen aan de voorschriftenvervat in art. 26 van het Koninklijk besluit van 2 Augustus 1815, n°. 14, en in art. 46 der Wet van den 2en Mei 1863 (Staatsblad n°. 50), hebben wij de eer u voor te stellen het Collegie van Curatoren over het Gymnasium, zoodanig als dit is zamengesteldvoor de nieuwe instelling te continuerenen voorts u de na volgende voordragt aan te bieden ter benoeming eener plaatselijke commissie van toezigt op de scholen van middelbaar onderwijs in deze gemeente, als: de HH. H. P. C. Stoffels, B. F. Krantz, Prof. J. Goudsmit, Prof. P. L. Rijke, J. van Heukelom Jr.D. L. Wolfson." De Voorzitter. De voordragt betreft twee onderwerpen, waarvan ieder afzonderlijk in stemming zal moeten worden gebragt, in de eerste plaats het voorstel om het Collegie van Curatoren over het Gymnasium bij voort during te belasten met het toezigt over de nieuwe instelling. De heer van der Hoeven. Ik zal mij omtrent deze zaak buiten stem ming houden. De heer van Kaathoven. Ik heb gezien dat als inleiding tot deze voor dragt worden aangehaald het Koninklijk besluit van 2 Augustus 1815 en art. 46 van de wet van 1863, maar ik kan mij niet herinneren dat daarin iets meer staat dan dat er een collegie van curatoren en eene commissie van toezigt zal zijn. Het regt van voordragt wordt daarbij niet aan het dage- lijksch bestuur toegekend, maar wel dat van eene aanbeveling. De Voorzitter. Het is een besluit betreffende het hooger onderwijs. In dat artikel is eenvoudig uitgedrukt, dat er zal zijn een collegie van curatoren. 1864. De heer van Kaathoven. Maar daaruit volgt toch niet, meen ik, dat er eene voordragt zal geschieden door Burgemeester en Wethouders. En nu geschiedt die voordragt niet personeelmaar collectief. Het zougelool ikmoeten blijkenuit welke kracht die voordragt is ontleend. Anders schrijft art. 52 van de gemeentewet en art. 28 van het reglement van orde voordat er eene afzonderlijke benoeming moet geschieden bij be sloten briefjes. De Voorzitter. Wij hebben ons het regt van voordragt niet aangema tigd, maar stellen eenvoudig de continuatie van het bestaande collegie voor. Art. 26 van het Koninklijk besluit is van den volgenden inhoud: »In alle stedenalwaar zich Latijnsche scholen bevindenzal van wege de stede lijke regering een collegie van ten minste drie personenonder den naam van Curatoren of scholarchenhet bestuur over deze scholen hebbenen bepaaldelijk zorg dragendat het onderwijs op dezelve ingerigt worde en blijve op den voet, als bij het reglement zal worden voorgeschreven." Dat is het aangehaald artikel. De Jieer van Kaathoven. Het schrijft voor de benoeming van een collegie van curatoren; maar als het artikel wordt aangehaald, zou ik willen weten, of daarin ligt opgesloten het regt of de bevoegdheid van Burge meester en Wethouders om een voorstel te doen zooals nu gedaan is. On langs is door den heer Goudsmit aan het woord voordragt zoodanige expli catie gegeven, dat daarvan niet kan worden afgeweken; het voorstel, zooals het daar ligt, verkrijgt de kracht van voordragt, omdat daarbij geene keuze gelaten wordt. De Voorzitter. Gij redeneert uit het beschrijvingsbillet, waarop min der eigenaardig het woord voordragt voorkomt. Maar het is blijkens het door ons ingediend stuk een voorstel, dat wij doen tot continuatie. Er staat: //hebben wij de eer u voor te stellen." De heer van Kaathoven. Ik geef het toe, mijnheer de Voorzitter; maar dat voorstel is dan toch in zoover eene voordragt, dat het strekt om dezelfde personen te benoemen, zoodat er buiten hen geene benoeming kan plaats hebben. Ik reflecteer maar, dat volgens de wet eene aanbeveling van meer dan een persoon volstrekt niet is uitgeslotenmaar dat daaren tegen door dit voorstel de vrijheid voor den Raad, om zijne keus op andere personen te vestigen, is weggenomen. De heer van der Hoeven. Ik heb reeds gezegd, dat ik mij buiten stemming zou houdenmaar ik acht mij toch verpligt een enkel woord in het midden te brengen. De gemaakte bedenking, mijnheer de Voorzitter, is, geloof ik, toepasselijk op alle andere dergelijke continuatiëndie bij de opheffing en weder oprigting van gymnasia ook elders hebben plaats gehad. Maar door dit voorstel wordt eenvoudig aan den Raad onderworpen de vraag of deze zich met de continuatie vereenigt, of niet. Welnu, zoo de Raad er zich niet mede vereenigtdan mógen wij in de volgende vergadering ver wachten dat door Burgemeester en Wethouders een dubbeltal zal worden aangebodenwaaruit Curatoren zullen kunnen worden benoemd. Het is dus alleen de vraag, die bij stemming moet worden uitgemaakt, of de Raad de continuatie der tegenwoordige Curatoren van het Gymnasium ver langt, al dan niet. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik moet zeggen, dat ik wel eenigzins deel het gevoelen van den heer van Kaathovendat namelijk de vergadering meer deel moest hebben aan de te doene keuze, en dat daarom een dubbeltal wenschelijk ware geweest. De heer van Kaathoven. Ik heb er op zich zelf niets tegendat de bestaande heeren gecontinueerd worden. Integendeel, ik geloof, dat wij allezins te prijzen hebbenwat zij voor het Gymnasium gedaan hebben. Maar zoo ik al toegeef, dat de herbenoeming van HH. Curatoren op die wijze kan geschiedendan geloof ik dat niet met betrekking tot de com missie van toezigt. Ik heb mij vroeger reeds tegen deze wijze van benoe ming verklaard toen de voordragt gedaan is tot benoeming van leeraren aan de instellingen van hooger en middelbaar onderwijs, omdat door de aanbeveling van één persoon geene vrije keuze gelaten wordt. Wanneer aan de voordragt het voorregt toegekend wordt om daar niet buiten te gaan dan moet bij eene aanbeveling de keuze gegeven worden of anders ver krijgt zijnaar mijn gevoelende eigenschap van voordragt. De Voorzitter. Ons denkbeeld is niet geweest eene voordragt te doen, maar wij hadden het eenvoudig als eene aanbeveling beschouwd. Maar indien de Raad het alsnog verlangtben ik volkomen bereid in de volgende vergadering een dubbeltal aan te bieden. Het was ons volstrekt niet te doen om eene soort van zedelijken dwang uit te oefenen. Als blijk daar van geef ik in overweging deze zaak tot de volgende vergadering te verda gen in afwachting van een dubbeltal. De heer van Kaathoven. Daar ben ik zeer voor. Zullen nu Burge meester en Wethouders eene voordragt of eene aanbeveling doen? De Voorzitter. Eene aanbeveling. De heer van Kaathoven. Ik moet nog alleen vragenof het passend is, dat een van HH. Curatoren van het Gymnasium tevens lid zij van de commissie van toezigt van de hoogere burgerschool. Ik hebonder de voor de laatste betrekking aangewezene personenook een lid van het collegie van Curatoren gevonden. De Voorzitter. Dit zou een punt van nadere overweging kunnen uitmaken. Ten slotte wordt met 11 stemmen tegen 1 (die van den heer Kneppel hout, terwijl de heeren van der Hoeven, Tollens en Siegenbeek, als Cura toren van het Gymnasium, zich buiten stemming hielden) het collegie van Curatoren over het Gymnasiumzoodanig als het is zamengesteldvoor de nieuwe instelling gecontinueerden met 13 tegen 2 stemmen (die van de heeren Meerburg en le Poole) besloten, de benoeming eener plaatselijke Commissie van toezigt op de scholen van middelbaar onderwijs aan te hou den tot de volgende vergadering. 23

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 1