do** den teer llartev.elt kenbaar gemaakt, doch ook reeds voldoende
beantwoord.
De heer de Moen. Ik zou willen vragenwaarop de maatstaf van be
rekening berust van 1 per el.
De heer Hubrecht. Deze maatstaf is in den laatsten tijd als koopprijs
door den gemeenteraad aangenomende te bebouwen grond wordt om niet,
cn de open grond tegen f 1 per el afgestaan. Die maatstaf is ook
gevolgd bij de uitgifte van grond in de Verwerstraat, nog onlangs in de
Kaarsenmakerstraaten zoo even ook bij de inneming van grond door den
heer Baert.
De heer Libkecht Lf.zwïn. Ik ben er zeer voor de zaak te beslissen
op de wijze als door den Voorzitter en den heer Hubrecht is aangegeven.
De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Met genoegen heb ik van
het plan kennis genomen, maar geef alleen in bedenking, om den toegang
voor rijtuigen ruim te latenen vooral niet te veel grond voor den tuin
aan den heer Hose af te staan, waardoor de achterstraat, die toegang geeft
naar den Vliet, te naauw zoude worden. Men is thans nog vrij, nu er met
bouwen nog niet begonnen is, om de plannen behoorlijk te beoordeelen;
zoo dit nu verzuimd werd, zoude het later, als er moeijelijk meer aan te
veranderen was, worden betreurd.
De Voorzitter. Ik geloof, dat aan den singelkant daartoe ruimte zal
moeten worden behouden. Daar toch zal de hoofdingang komen, waartoe
met rijtuig de toegang zal behooren open te staan.
De heer ee Poole. Na hetgeen door den heer Hartevelt is voorgesteld,
zou ik er ook voor zijn, de zaak verder aan de Commissie van Fabricage
over te laten.
De heer dü Eieu. Ik vind, dat er nog al een groot gedeelte gronds
voor weinig geld wordt afgestaan. Ik wenschte liever een plan te zien
voorgesteld om meer huizen te bouwen, en dat door het gemeentebestuur
aangewezen werd hoe te bouwen. Daar men nu reeds zulke groote kosten
maaktzou ik willen vragenof daar ook nog eene straat zou worden gelegd.
De heer Hubrecht. Ook dit punt is bij de Commissie van Fabricage
behandeld, en wij meenden het niet raadzaam reeds nu het leggen eener
straat aan te raden; mogt de lust bij anderen opgewekt worden, om even
eens aldaar huizen te bouwendan zoude dit nader in overweging kunnen
komen, en men zoude dus hier, even als te 'sGravenhage, het leggen
eener straat daarvan afhankelijk kunnen maken.
De heer du Eieu. Het heeft dan toch nog al bezwaar, als er slechts
een gedeelte ingenomen wordt.
De heer Hubrecht. Het plan om daar goede huizen te bouwen heeft voor
de stad veel waarde, en mag dunkt mij wel aangemoedigd en ondersteund
worden; ik vlei mij dan ook, dat anderen dit voorbeeld wel zullen volgenen
onze stad hierin bij andere plaatsen niet zal ten achteren staan.
De heer Hoos. Ik heb van dit plan met heel veel genoegen kennis ge
nomen en mij bovendien de moeite gegeven om op het terrein zelf de zaak
op te nemen. En nu heb ik maar óéne observatie. Ik heb namelijk opge
merkt, dat aan de 'zijde van den muur aan den hoek van den tuin
voor den heer Eose, of, zooals wij zoo even van den heer wethouder
Hubrecht vernamen, voor van der Tas bestemd, eene lijn is aangenomen
van 10 el afstand tot den waterkant; en dan meen ik, daar er in het
vervolg toch hier trottoirs zullen moeten worden aangelegd, en er daar
nevens ook eene straat zal moeten komen tot toegang met rijtuig naar het
te bouwen huis van den heer Eose en die verder in vervolging van die
lijn meerdere villa's zullen willen bouwen, deze afstand van 10 el van den
waterkant te gering is voor die beide behoeften van trottoir en rijweg. Ik
acht het wenschelijk, dat het af te staan terrein in zijn geheel eenig-
zins worde ingekrompen, ten einde die 10 el te kunnen vergrooten met
een paar ellen, vooral daar men een afhellenden kant aan den singel heeft,
waardoor de rijweg of straat niet zoo nabij dien kant kan vallen als het ge
val zoude zijn zoo het een vaste beschoeide kant ware. Het zou dus naar
mijn inzien minstens moeten zijn 12 el, waardoor de draai alleen wat kor
ter zou moeten vallen; ik stel dus voor, den tuin en het huis van den heer
Eose in het algemeen 2 el achteruit te brengen. Ik wil dus vragen, of
het niet wenschelijk ware op deze wijze den aanleg te verbeterennu bij
den aanvang van den aanlegom dien dan zoo voort te zetten bij volgende
bouwing in dezelfde lijn. De heer Eose moet, zoo hij dezelfde oppervlakte
wil bekomen, slechts iets verder terrein ontvangen en ook wat minder
ruimte voor het geprojecteerde bleekveld achter zijn huis overhoudenop die
wijze komt mijn voorstel voor hem op hetzelfde uit en ik acht het eene
wezenlijke verbetering van het plan der Commissie van Fabricage.
De heer Hubrecht. Ik wil gaarne de wenkendoor den heer Hoog
ingebragt, overnemen. De rigting en rooijing zullen toch nader moeten
worden aangewezen; wordt aldaar later eene straat gelegd, dan is het zeker
wenschelijk dat dit ruim geschiede, alleen staat er tegenover, dat het
terreinnu toch al niet te ruimnog twee el versmalt.
De Voorzitter. Ik zal dan nu het verzoek in stemming brengen; alleen
voor het geval, dat de belanghebbenden zich met de schikking, die hun
nu aangeboden wordtniet mogten vereenigeudan is de zaak daardoor
vooralsnu vervallen. Ik vraag dus, of de Kaad de zaak op die wijze kan
goedkeuren.
De heer Hubrecht. Ik geef dan in overweging om het besluit vast te
stellen, met de wijziging, ten aanzien van den grond aan van der Tas te
verleenenvoorgesteld.
Dienovereenkomstig wordt met 20 stemmen tegen 1 besloten het verzoek
toe te staan.
Tegen: de heer du Eieu.
VII. Adres van P. Kooreman Pz.om vergunning tot het leggen van
eene hardsteenen stoep voor het huis op de Oude vest, wijk VI, n°. 1154.
Burgemeester en Wethouders raden overeenkomstig het rapport van de
Commissie van Fabricage, dit verzoek in te willigen, mits blijvende binnen
de rooijing der straat, op aanwijzing van rooimeesters.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
VIII. Adres van J. Scheltema Jz.om vergunning tot het leggen van
een spoelvlot in den Ouden singel.
Burgemeester en Wethouders hebben, overeenkomstig het rapport van de
Commissie van Fabricage, daartegen geen bezwaar en raden dit verzoek in
te willigen, mits niet meer buiten den wal uitspringende dan 2.90 el en
betalende het regt van 1 's jaarsvolgens art. 3 n°. 2 van het tarief
vastgesteld 5 Maart 1857.
De heer Tollens. Ik meen mij te herinnerendat eene dergelijke vraag,
door Dieben in der tijd gedaan, is gedeclineerd. Maakt het nu een onder
scheid of een spoelvlot in den Ouden singel of in den singel buiten eene
van de poorten der gemeente wordt verlangd?
De Voorzitter. Ik meen werkelijkdat er minder bezwaar bestaat ten
aanzien van den Ouden singel.
De heer Tollens. De opmerking, dat er reeds meer soortgelijke vlotten
in den Ouden singel liggen, doet mijns inziens niet veel af, bij de behan
deling dezer vraag die het leggen van een vlot te meer betreft. Bestaat
echter tegen het plaatsen van dit spoelvlot niet hetzelfde bezwaar, dat be
stond tegen het door Dieben verlangdedan heb ik er niets tegen. Het is
daarenboven waarwat ik daar verneemDieben woont onder Zoeterwoude
en heeft dus ook minder aanspraak op het gebruik van gemeente-eigendom
dan de tegenwoordige verzoeker.
De heer Hubrecht. Het leggen van een spoelvlot iu de Oude vest
en het plaatsen van een spoelvlot in den singel staat dunkt mij niet ge
lijk vooral daar de bleekers eene inrigting om te spoelen in de sloot
voor hunne bleekerij kunnen daarstellen.
De heer van Kaathoven. Ik heb geene bedenking tegen het verzoek
van den heer Scheltema en zal daarvoor stemmen, maar ik wil vragen of
er onderzoek is gedaan in hoeverre de meening van den heer Scheltema,
dat de onbruikbaarheid van het water in de Langegracht is toe te schrijven
aan het dempen van de IJzeren gracht, gegrond is al of niet. Zoo het
eerste gebleken is, of dan werk is of wordt gemaakt om daarin verbetering
aan te brengen. Zoo als ik gestemd heb tegen de slooping van de poor
ten ben ik niet minder tegen de demping van de grachtenomdat ik over
tuigd ben, dat die schadelijk zal werken voor de algemeene gezondheid,
wanneer met behoorlijk voor afvoer van vuil water gezorgd wordt. Leyden
had den naam van gezonde stadook daaromomdat zij door vele grach
ten doorsneden^ werd. Wanneer ik de uitkomsten van het dempen der Vol
lers- en Eozengracht naga, dan twijfel ik of de afvoer van vuile stoffen
daar voldoende isen vrees dat die toestand daarna nadeeligen invloed op
de algemeene gezondheid zal hebben; het kon zijn dat dit ook het gevolg
was van de demping der IJzeren gracht.
De heer Stoffels. Nadat het water gezuiverd was van de onreine be-
standdeelenis geblekendat die bestanddeelen uitsluitend bestonden uit
roet en slijk. Beide zijn, blijkens de ervaring, bevonden niet schadelijk
te zijn voor de gezondheid. Het water heeft overigens geen zweem opgele
verd van zwavelstof-gas te bevatten iets wat anders bij stilstaand water meer
malen het geval is. Dusnadat het water van de onzuivere bestanddeelen
was ontdaan, bleek er volstrekt niet van vuil, dat schadelijk kon zijn voor
de gezondheid, doch wel hinderlijk voor het doel, waarvoor het door den fa-
briekant moet worden gebruikt.
De heer van Kaathoven. Ik twijfel niet of het water, nadat het van
de onzuivere bestanddeelen is ontdaanzuiver is. Maar ik vraag of het
water in de Langegracht, vóór de zuivering, bruikbaar is. Water is niet
alleen onzuiver wanneer het met zwavelwaterstof-gas is vermengdmaar het kan
ook door andere bestanddeelen onbruikbaar worden en het was dit door mod
der onverschillig of die door roet of andere bestanddeelen onzuiverder is
geworden dan vroeger het geval was. Het is ligt te begrijpen dat het water, dat
voor den heer Scheltema niet bruikbaar was in zijne fabriek, ook niet
bruikbaar is voor de bewoners van die grachten al wordt die onzuiverheid
veroorzaakt door roetdan zou men mogen vragen waarom die niet vroeger
bestond vóór de demping, toen evenveel fabrieken daarin hare uitlozingen
hadden.
De heer Hubrecht. Het is, dunkt mij, niet bewezen, dat de hinder van
het vuile water door de demping der IJzeren gracht is veroorzaakt. Kort
na die demping is, ten einde de doorstrooming te bevorderen, het grootste
gedeelte der sloot, loopende langs de Eijnsburger poort en het plantsoen,
en uitkomende in het Galgenwater, geheel schoongemaakt; ook moet men
niet vergetendat tot de mindere helderheid veel zal bijdragen, dat de meeste
fabrieken aan de Oude vest het vuile water in de Langegracht uitlozen
en even als de heer Scheltema nu heeft gedaanhet heldere water uit de
Oude vest -trekken.
De heer van Kaathoven. Ik herinner mij de op dit stuk betrekking
hebbende mededeeling van den Voorzitter en heb die ook in het verslag van
het verhandelde in de laatste zitting teruggevonden. Ik wil daarbij opmer
ken dat de oorzaakdie docjr ontwikkeling van zwavelwaterstof-gashet
water doet stinkend worden, niet altijd dezelfde is die het water modderig
maakt. Dit laatste is het geval in de Langegracht en buiten den tijd toen
elders uit de grachten stank oprees. En nu vraag ik: is dat bezwaar op
geheven zoozeerdat de menschendie langs de gracht wonener geen
last meer van hebben?
De heer Scheltema. Verleden jaar, kort na de demping der IJzeren
gracht, heb ik al dadelijk last gehad van het slechte water. Ik heb daar
over bij de Commissie van Fabricage geklaagd en deze heeft dadelijk met
de meeste bereidvaardigheid getracht daarin verbetering te brengen door het
verlengde van de Korte Langegracht uit te diepenom daardoor de circu
latie te verbeteren. Gedurende den winter was het water beter, maar met het
begin van dezen zomer was het weer even slecht en somtijds zeer troebel.
Met bevreemding hoor ik dit toeschrijven aan roet. Engelsche steenkolen
geven wel roetmaar Euhrkolen nieten de eenige fabriekendie aan de
Korte Langegracht zijn gelegen gebruiken beide Euhrkolen. Ik kan dus niet
aannemendat het water door roet somtijds zoo troebel gemaakt zou kunnen
worden en geloof eer dat de oorzaak moet gezocht worden in gebrek aan
doorspoeling.
De heer Meerburg. Ik heb dezelfde aanmerking te maken als de heer
Scheltema. Ik ondervind denzelfden last door den slechten toestand van
het water. Ik geloof intusschen, dat de zaak daaraan te wijten is, dat
de fabriek van den heer Krantz thans ook in de Langegracht het on
zuiver water loosthetgeen vroeger niet wasen dus de onzuiverheid van
het water niet geheel is toe te schrijven aan het dempen van de IJzeren gracht.