HAR1ELIR6EH VAR DER &EHEEHTEBA1D TAR LEIDER. 12. Zitting van Donderdag 9 .innij 1864, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek. Tegenwoordig de heeren du Rieuten Sandede Fremery, Stoffels HoogKrantzMeerburgHarteveltTollensde MoenScheltemaLezwyn Tichlervan Outeren, Hubrecht, Kneppelhout van Sterkenburg, van Kaat- hoven, Le Poole, Gevers, van der Hoeven en Siegenbeek. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 26 Mei 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuidholland, van 24 Mei jl. B. n°. 2803 (3° afd.) G. S. n°. 27, houdende goedkeuring der raadsbe sluiten van den 7ei' bevorens, tot de onderhandsche verhuring van gebou wen aan H. DiemeiH. Huntelman en Commissarissen der sociëteit Amicitia. Deze wordt aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Rapport van de Commissie tot de strafverordeningen, omtrent de strafverordeningen waaraan voortdurende kracht moet toegekend worden. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit aan te nemen voor ken nisgeving en gedurende acht dagen ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 2°. Kekening der stedelijke gasfabriek, over 1863. 3°. Staten van af- en overschrijving en suppletoire staten van begroo ting, dienst 1863, van a. het R. C. armbestuur b. het R. C. Wees- en Oudeliedenhuis. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen der Commissie van Financiënten fine van berigt en raad. 4°. Adres van T. Binkes Lemke, om afschrijving van plaatselijke directe belasting, 1864. Wordt besloten, overeenkomstig de voordragt, deze te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën, ten fine van berigt en raad. Voorts deelt de Voorzitter nog mede dat, ingevolge raadsbesluit van 4 Junij 1863volgens den roosterde Commissie bij de loting voor de Schutterij dit jaar zal zijn zamengesteld uit de leden van der Hoeven en Lezwynterwijl de leden Meerburg en Stoffels de Commissie van onderzoek bij de Schutterij zullen uitmaken. De eerste zitting der Commissie van onderzoek moet worden gehouden op Vrijdag 17 Junij, des namiddags, terwijl de loting moet plaats hebben op Maandag 27 Junij, des voormiddags. Alvorens de aan de orde gestelde onderwerpen in behandeling worden gebragt, stelt de Voorzitter voor, de vergadering te veranderen in eene zitting met gesloten deuren, tot het ontvangen eener mededeeling, waartoe wordt overgegaan. De deuren heropend zijnde, is aan de orde: I. Benoeming van een tweeden hulponderwijzer der 3de klasse aan de openbare lagere school voor minvermogenden. De heeren MeerburgTichler en van Kaathoven worden door den Voor zitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. De voordragt van Burgemeester en Wethouders bevat het volgende: «Onder overlegging der stukken van sollicitanten naar de vacerende be trekking van tweeden hulponderwijzer der 3do klasse aan de openbare school voor gewoon lager onderwijs voor minvermogenden, hebben wij de eer u het navolgend drietal voor te dragendoor ons opgemaakt in overleg met den hoofdonderwijzer dier school en den districts-schoolopzienerten einde daaruit door u eene benoeming zoude kunnen geschieden, als: 1°. Hendricus Jacobus van Wijk, hulponderwijzer te Geertruidenberg2°. Jacobus Johannes Fonteyn3 Teunis Antonie Theodorus de Leng, de beide laatsten hulp onderwijzers aan de openbare lagere scholen alhier." De uitslag der stemming is, dat met 20 stemmen benoemd wordt H. J. van Wijk, zijnde 1 stem uitgebragt op S. S. Kuit. H. Voordragt betreffende de vervulling der betrekking van klokken-opwinder. De Voorzitter. Bij vergissing staat op het beschrijvingsbriefje klokke nist. Het moet zijn klokken-opwinder. De voordragt is van den volgenden inhoud "Sedert den dood van C. T. Meylan, hebben wij op het bestaande con tract aan de weduwe het onderhoud en het opwinden der gemeente-uurwer ken voor alsnog gecontinueerd; wij zijn evenwel van oordeel dat het noodig is dat deze werken met den lcn der volgende maand behooren te worden opgedragen aan een persoon die zelf zich met die werkzaamheden belast en daarvoor de noodige bekwaamheid bezit. Het is echter bij de beide laatste aanbestedingen gebleken, dat onder hen, die de vereischte bekwaamheden bezitten, weinig lust bestaat om zich met dit werk te belasten, daar nie mand zich daartoe destijds aanmeldde dan de overledene; welligt dat hiertoe medewerkte, dat er ook waren die hem daarvan niet wilden berooven, ter wijl hij reeds gedurende een zoo lang tijdvak daarmede was begunstigd. Dan, hoe dit zijwij achten het minder geschikt voor aanneming en zou den u in bedenking geven om, bij wijze van proef, hiertoe voortaan een persoon te benoemen, op de voorwaarden bij het contract omschreven en op de belooning daarbij als aannemings-som vermeld, terwijl wij tevens de 1864. vrijheid nemen u voor te dragen dat de benoeming van dezen persoon aan het collegie van dagelijksch bestuur worde overgelaten." De heer Tollens. Ik heb hieromtrent slechts ééne vraag te doen. Als ik de voordragt wel begrepen heb, las ik daarin, dat vroeger, ter gelegen heid der oproepingen van candidaten voor de betrekking van klok-opwinder der gemeente, zich niemand behalve Meylan als gegadigde opdeed, hetgeen werd toegeschreven daaraandat niemand Meylan's herbenoeming wilde in den weg staan; dat het dagelijksch bestuur ditmaal geen oproeping wenschte te doen, uit vrees, dat er zich toch geen geschikt candidaat zou opdoen; weshalve Burgemeester en Wethouders voorsteldenzelf voor het vervolg een geschikt persoon te kiezen, die zich tijdelijk belasten zou met het werk van wijlen Meylan. Is mijne lezing juist dan begrijp ik de con clusie van het voorstel niet; want waar de vrees bestaat, dat er bij oproe ping geen geschikt persoon zich zal aanmelden, zal het, dunkt mij, ook voor Burgemeester en Wethouders moeijelijk worden, hier ter stede een ge schikt tijdelijk klok-opwinder te vinden. Tegen den voorgestelden maatregel heb ik echter niets. De "Voorzitter. Zoo als de conclusie ligt, is er dat welligt uit af te leiden. Ik geloof echter, dat er gegadigden zullen komen, en zou tegen mijne overtuiging handelen, indien ik, van vroegere aanzoeken bewust, het tegendeel wilde volhouden. Dit werdal schijnen de woorden van het rap port zulks aan te geven, nimmer door ons bedoeld. Wanneer de benoe ming aan ons wordt opgedragenlaat het zich wel verwachtendat een ge schikt persoon te vinden is. De heer Tollens. Staat dan niet werkelijk in de voordragt de vrees uitgedrukt, dat zich geen geschikte liefhebbers zullen opdoen, of heb ik dat zoo verkeerd begrepen?. In het eerste geval zie ik niet in, waartoe de maatregel leiden zal, dat Burgemeester en Wethouders zich met het zoeken naar een geschikt mensch belasten zullen, die toch niet zal te vinden wezen. De Voorzitter. De bedoeling was deze, dat wij beter in de gelegenheid zouden zijn over de geschiktheid van den persoon te oordeelen na genomen proeven. Ik vrees toch, dat wij na eene aanbesteding in moeijelijkheden zouden kunnen komenwanneer wij met iemand te doen haddendie misschien voor eene lage som zich verbond en later bleek het vak niet te verstaan. De heer Librecht Lezwyn. Ik wenschte te vragenof het wel ge schikt is, dat de aanstelling door Burgemeester en Wethouders zou geschie den. Als de betrokken persoon mogt voldoen, zal er later geen ander voorstel kunnen worden gedaan dan om dien persoon te benoemen en geschiedt dus de aanstelling van nu af door Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter. Het voorstel strekt om eene proef te nemen zonder aanbesteding, en als die goed gelukt, alsdan een bepaald persoon voor langer aan te stellen. De heer Librecht Lezwyn. Ik heb er alleen tegendat de man door Burgemeester en Wethouders zou worden aangesteld. De Voorzitter. Het is geen praerogatiefwaarop wij bijzonder ge steld zijn. De heer Librecht Lezwyn. Als zoodanig beschouw ik het ook niet. De heer Gevers. Ik wenschte te vragenof er geene overeenkomst ge sloten was met Meylan voor zekeren tijd, en of die tijd juist verstreken was. De Voorzitter. Die overeenkomst was wel mede over dit jaar gesloten maar zij is door den dood vervallen. De heer Hoog. Toen ik de missive in de leeskamer las, zweefde mij ook het denkbeeld, door den heer Tollens geopperd, voor den geest, dat er namelijk iets onduidelijks in de voordragt lag. Maar na de inlichting, door u, mijnheer de Voorzitter, gegeven, kan ik er mij wel mede vereenigen. De voordragt wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. III. Voordragt betreffende den toegang tot deze gemeente aan de zijde der Mare. Die voordragt is van den volgenden inhoud: "Wij hebben nevensgaande voordragt ontvangen van de Commissie van Fabricage, waarmede wij ons wel kunnen vereenigen, zoodat wij de vrijheid nemen u voor te stellen: 1 den bestaanden toestand der perceptie van de plaatselijke belastingen aan de zijde der Marepoort te laten voortdurendoor voorloopig gedurende den zomer hiertoe te bezigen het lokaal der vroegere commissaris-woning of later, door het stellen van een hulpgebouw op den vestwal aan de zijde van ^het pad naar de begraafplaats, de dienst der surveillance te verzekeren 2°. de brug over de singelgracht te vernieuwendoor daaraan eene an dere rigting te geven, meer overeenstemmende met de lijn, die den weg buiten de Marepoort met de straat langs de Mare vereenigtwaarvan de kosten worden geraamd op f 1600." De heer de Moen. Ik heb geene aanmerking; maar in de voordragt van de Commissie van Fabricage komt voor als som van compensatie f 2400 als rond getal genomen. Als ik het wel heb is de opbrengst van de Marepoort meer; ik dacht f 2500 of f 2800. Dit doet nu wel niets af, maar het dient toch veranderd te worden op het juist bedrag, want later zal een voorstel moeten komen om de ontvangst op de loopende begrooting daar mede te verhoogen. Mij wordt daar door den Secretaris opgegeven dat het provenu is f 2450.76. De Voorzitter. Bij gelegenheid zal er op gelet worden. De heer Kneppelhodt van Sterrenburg. Als de toestand van die brug zoo is dat eene vernieuwing noodzakelijk is, dan keur ik goed dat er ook eene betere rigting aan de brug gegeven wordt. Maar indien de brug nog goed iszoo als ik meen dat het geval isoordeel ikdat er gewacht moet worden tot dat deze versleten zal zijnen er nu geene nieuwe brug moet gelegd 18

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 1