door Burgemeester en Wethouders, en waarbij hem voorts is opgedragen
met het overig onderwijzend personeel den aard, den omvang en den gang
van het_onderwijs te regelen?
De heer Goudsmit. Men zo"U dit welligt kunnen beweren. Misschien
is deze interpretatie juist, maar het is twijfelachtig, daar de leervakken af
zonderlijk worden genoemd. Intusschen wanneer de Baad van oordeel is
dat die artikelen genoegzame vrijheid laten, dan acht ik het niet noodzakelijk
een voorstel tot aanvulling te doen.
De Voorzitter. Ik durf niet beslissenen misschien ware het beter te
preciseren. Het kan zeker geen kwaad.
De heer van der Hoeven. Ik ben tegen de verandering, door den
heer Goudsmit gewenscht, daar ik bedenking heb, dat dan een of ander
vak zou kunnen worden veronachtzaamd. Die vakken moeten gedoceerd
worden. Als nu bijv. eens de onderwijzer goed vond hoofdzakelijk in de
chemie te doen onderwijzen, dan zou de physica stil moeten staan. Mijne
bedenking is van dien aard, dat ik niet weet, of het onderwijs wel vol
doende resultaten zal opleveren. Wat mij betreft, ik weet, dat ik eens in
de week onderwijs geef aan de kweekelingenals ook aan de hulponderwij
zers. Ik zou dat nu om de twee weken moeten doen, of anders over te
veel tijd beschikken. Ik weet niet, of men ook in het vervolg mijne hulp
bij dit onderwijs wenscht in te roepen; wat ik hier aanvoer, is eene perso
nele bedenking, waaraan misschien geen bijzondere waarde is te hechten.
In ieder geval de tijd zal moeten leeren, op welke wijze aan het bezwaar
zal kunnen worden te gemoet gekomen.
De Voorzitter. Ik zal vragen, of die bijvoeging bepaald verlangd wordt.
De heer Goudsmit. Ja, mijnheer de Voorzitter, ik maak er een bepaald
voorstel van om die bijvoeging in dien zin te formulerendat het aan den
dirigerenden hoofdonderwijzer vrij zal staan te bepalenin welk vak het on
derwijs zal worden gegeven.
De Voorzitter. Ik blijf van meening, dat art. 13 hetzelfde bepaalt.
De heer van Kaathoven. Ik geloof ook, dat artt. 13 en 14 voldoende
in de zaak voorzien. Als gedurende den vijfjarigen cursus de hoofd-onder-
wijzer begrijpt, dat er van de behandeling der drie leervakken in één jaar
weinig is geprofiteerd, dan zal hij misschien het onderwijs later zoo rege
len, datb. v. een jaar besteed worde aan de natuurlijke historie en zoo met
elk vak bij afwisseling; wat de scheikunde betreft, het onderwijs daarin
kan niet anders dan zeer problematisch zijn op den leeftijd dier kweekelin
gen. Maar ik zou vreezendoor eene bijvoeging in den zin van den heer
Goudsmit, te zeer het programma van dit elementair onderwijs aan te tasten.
De heer Goudsmit. Ik heb er niets tegen. Als de Eaad de interpretatie
van den heer van Kaathoven deelt, dan is als het ware door eene authen
tieke interpretatie beslist wat ik beslist wil hebben.
De Voorzitter. Ik moet daarbij nog herinneren, dat in art. 13 ook
de verpligting voor Burgemeester en Wethouders is opgenomen om den
rooster, waarnaar de lessen worden gegeven, goed te keuren.
De heer van der Hoeven. Ik heb dit ontwerp doorloopen en nergens
iets van een vijfjarigen cursus kunnen ontdekken. Ik vind er geen enkel
woord van gesproken.
De heer van Kaathoven. Als voorschrift is het niet opgenomenmaar
ik geloof, dat binnen dien tijd de vereischte vorming bijna niet denkbaar
is, en dan kan die regeling worden toegepast.
De heer Goudsmit. Ik wensch alleen te hebben beslist, of de Eaad de
interpretatie van den heer van Kaathoven deelt. Dan zijn wij van alle moei-
jelijkheid af.
De heer van der Hoeven. Die interpretatie is toch zekerdat de hoofd
onderwijzer het onderwijs regelt.
De Voorzitter. Ja, met uitsluiting der verpligting om al die vakken
in hetzelfde tijdvak te doen onderwijzen.
Deze interpretatie wordt in stemming gebragt.
Al de leden verklaren er zich voor.
De Voorzitter. Ik ben er ook voor, want daardoor zal een norma, agendi
aan den hoofdonderwijzer zijn gegeven.
Het artikel wordt hierop goedgekeurd.
Artt. 420 worden aldus goedgekeurd:
Art. 4. De vakken van eene rubriek worden wekelijks aan eene klasse
van kweekelingen gedurende twee, en aan de klasse van hulponderwijzers
gedurende één uur onderwezen.
Art. 5. In het teekenen wordt wekelijks aan eene klasse van kweekelin
gen gedurende tweeen aan de klasse van hulponderwijzers gedurende één
uur onderwijs gegeven.
Art. 6. De gymnastiek wordt wekelijks aan de hulponderwijzers en jon-
gens-kweekelingen gedurende twee uren onderwezen.
Art. 7. De directie van het vormend onderwijs wordt opgedragen aan
een der openbare hoofdonderwijzers.
Art. 8. De dirigerende hoofdonderwijzer wordt benoemd door den Gemeen
teraad, op voordragt van Burgemeester en Wethouders en den Schoolopziener.
Art. 9. De overige onderwijzers en onderwijzeressen worden benoemd
door den Gemeenteraad, op voordragt van Burgemeester en Wethouders,
den Schoolopziener en den dirigerenden hoofdonderwijzer.
Art. 10. De dirigerende hoofdonderwijzer geniet als zoodanig eene jaar
wedde van 500.
Art. 11. Voor het onderwijs in eene der in art. 3 genoemde rubrieken
aan ééne klasse van kweekelingen geniet de onderwijzer of onderwijzeres
eene jaarwedde van 100.
Voor het onderwijs in eene der in art. 3 genoemde rubrieken aan de
klasse van hulponderwijzers geniet de onderwijzer eene jaarwedde van 75.
Art. 12. De jaarwedde van de onderwijzers in de gymnastiek en het
teekenen worden bij afzonderlijk besluit geregeld.
Art. 13. De lessen worden gegeven volgens een rooster, opgemaakt
door den dirigerenden hoofdonderwijzer, in overleg met de overige onder
wijzers en onderwijzeressen, en goedgekeurd door Burgemeester en Wet
houders.
Art. 14. De dirigerende hoofdonderwijzer regelt met de overige onderwij
zers en onderwijzeressen den aardden omvang en den gang van het onderwijs.
Art. 15. Hij woont de lessen, die niet door hem gegeven worden, zoo
veel mogelijk bij.
Art. 16. Hij examineert de hulponderwijzers en kweekelingen hoofdelijk
of klassikaal, wanneer hem dit nuttig voorkomt.
Art. 17. Hij is met de toelating der hulponderwijzérs en kweekelingen,
administratie en correspondentie belast.
Art. 18. Hij geeft in de maand Januarij van elk jaar aan Burgemeester
en Wethouders verslag van den toestand van het onderwijsden aanleg en
de vlijt van de hulponderwijzers en kweekelingen. Hij zendt den Schoolop-
I ziener een afschrift van dit verslag.
Art. 19. De kweekelingen der openbare scholen zijn verpligt van alle voor
hen bestemde lessen getrouw gebruik te maken.
Art. 20. Voor de hulponderwijzers bestaat deze verpligting niet; zij kun
nen, indien zij het verlangen, eene of meer der voor hen bestemde lessen
volgen.
Art. 21. luidt aldus:
Hulponderwijzers en kweekelingen van bijzondere scholen mogen van
het onderwijs gebruik maken. De eerste op eigen verzoek, de laatste
op verzoek van den hoofdonderwijzer, bij wien zij werkzaam zijn. Deze
verzoeken worden aan den dirigerenden hoofdonderwijzer gerigt.
Andere personen mogen niet tot de lessen worden toegelaten dan met bij
zondere vergunning van Burgemeester en Wethouders.
De heer van der Hoeven. Dit artikel laat derhalve de beslissing aan
den dirigerenden hoofdonderwijzer vrijwant een verzoek heeft naar mijn
idéé geene beteekenisals het kan geweigerd worden. Er staat toch//hulp
onderwijzers en kweekelingen van bijzondere scholen mogen van het onder
wijs gebruik maken, de eerste op eigen verzoek, de laatste op verzoek van
den hoofdonderwijzer." Is dit verzoek slechts eene formaliteit? Of is den
hoofdonderwijzer ook de vrijheid gelaten daarop ongunstig te beschikken?
Is het verzoek eenvoudig eene kennisgeving, dat men verlangt van het
onderwijs gebruik te maken?
De Voorzitter. Ik houd het er voor, daar er staat mogen.
De heer Goudsmit. Ik heb ook eene bedenking. Ik wilde liever de
geheele zaak aan Burgemeester en Wethouders hebben overgelaten. Im
mers weten wij allendat bij sommige personen vooringenomenheid bestaat
tegen het bijzonder onderwijs; en daarom komt het mij bedenkelijk voor
de beslissing aan den dirigerenden hoofdonderwijzer alleen over te laten.
Burgemeester en Wethouders zullen in elk geval beleid genoeg hebben om
ten deze met den hoofdonderwijzer telkens te rade te gaan.
De heer van der Hoeven. Dus zou de bedoeling zijn, dat de hoofd
onderwijzer het verzoek zou mogen toestaan met vergunning van Burge
meester en Wethouders..
De Voorzitter. Met toestemming van Burgemeester en Wethouders.
De heer van der Hoeven. Dan heb ik geene bedenking, in de onder
stelling, dat Burgemeester en Wethouders ook de vergunning zullen geven.
Als het dus eenvoudig eene formaliteit is, heb ik er niets tegen.
De heer Goudsmit. Het getal aanvragen kon te groot zijn, of er kon
den andere omstandigheden bestaandie tegen het toestaan van eenig ver
zoek zouden kunnen pleiten. Maar ik zou geloovendat het standpunt van
Burgemeester en Wethouders, uit den aard der zaak, altijd onpartijdiger is
dan dat van den hoofdonderwijzer, en hun, die tegen bijzonder onderwijs
gestemd zijn, zouden de voorwendsels niet ontbreken.
De heer van der Hoeven. Ik zou dan in overweging geven de bijvoe
ging op te nemen: «gelijk ook aan andere personen."
De heer van Kaathoven. Ik zou voorstellen te lezen«Deze verzoeken
worden aan den dirigerenden hoofdonderwijzer gerigt en beoordeeld door
Burgemeester en Wethouders."
De heer Goudsmit. Dit heeft ook eigenaardige bezwaren.
De Voorzitter. Zoo gaat het nu reeds ten aanzien der hulponderwijzers,
die een dergelijk verzoek doen. Die verzoeken worden dan aan ons ken
baar gemaakt en vervolgens toegestaan. Het is eene zaak, die nu reeds
geregeld is, ten minste in praktijk gebragt.
De heer van der Hoeven. Na al hetgeen ik gehoord heb, zou ik van
opinie zijn, dat het artikel, zoo als het ligt, wel kon behouden blijven. Ik
kan niet denken, dat de heer Goudsmit zijne bedenking zou blijven aan
dringen omna de gevoelensdie gewisseld zijnde bepaling nog te veranderen.
De heer Goudsmit. Ik kan mij daarmede niet vereenigen. De onder
vinding heeft mij geleerd, dat men al te zeer ingenomen is tegen bijzonder
onderwijs en tegen bijzondere scholen, en daarom geloof ik nog altoos,
dat het doelmatiger is de zaak aan Burgemeester en Wethouders over te laten.
De Voorzitter. Mag ik den heer Goudsmit dan verzoeken de woorden
op te geven; die hij wenschte te zien opgenomen?
De heer Goudsmit. Ik zou voorstellen te lezen: «Deze verzoeken wor
den aan den dirigerenden hoofdonderwijzer gerigt en beslist door Burge
meester en Wethouders. Hetzelfde zal het geval zijnwanneer andere per
sonen tot de lessen wenschen te worden toegelaten."
De heer van Kaathoven. Ik zie in dit amendement geen verschil met
hetgeen ik vroeger heb voorgesteld.
Met de door den heer Goudsmit voorgestelde bijvoeging wordt het artikel
goedgekeurd, met algemeene stemmen.
Artt. 2228 worden aldus goedgekeurd:
Art. 22. Hulponderwijzeressen kunnen, op verzoek, gebruik maken van
eene of meer der lessen, die aan de raeisjes-kweekelingen gegeven worden.
Art. 23. De kweekelingen worden toegelaten na afgelegd examen, waaruit
blijken moet, dat zij genoegzaam zijn voorbereid om het onderwijs te volgen.
Art. 24. Indien de hulponderwijzers of kweekelingen door ziekte verhin
derd zijn de lessen bij te wonen, geven zij daarvan, vóór den aanvang der
eerstvolgende les, kennis aan den dirigerenden hoofdonderwijzer.
Art. 25. Wenschen zij om andere redenen eene les niet bij te wonen,
dan vragen zij den dirigerenden hoofdonderwijzer verlof en onderwerpen
zich aan zijne uitspraak.
Art. 26. Indien een hulponderwijzer eene of meer der lessen niet langer
wenscht te volgenverzoekt hij den dirigerenden hoofdonderwijzer ontslagen
te worden.
De dirigerende hoofdonderwijzer geeft het gevraagde ontslag, na bekomen
magtiging van Burgemeester en Wethouders en den Schoolopziener.
Art. 27. Indien een hulponderwijzer het bepaalde in een der drie voor
gaande artikelen niet in acht neemt, geeft de dirigerende hoofdonderwijzer
daarvan kennis aan Burgemeester en Wethouders en den Schoolopziener.
Art. 28. Kweekelingendie zich onbehoorlijk gedragenworden van de
lessen verwijderdvoor ééne les door den onderwijzer die de les geeftvoor
eenige lessen door den dirigerenden hoofdonderwijzer; voor altijd door den
dirigerenden hoofdonderwijzer, na bekomen magtiging van den Burgemeester.