Aan de orde is: I. Rekeningen over 1863, van: a. De dienstdoende schutterij. De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt die goed te keuren en vast te stellen: in ontvang tot eene som van f 6902.80|in uitgaaf tot eene som van f 6561.39j, alzoo sluitende met een goed slot van f 341.41onder bepaling dat in de eerstvolgende reke ning van die som verantwoording zal worden gedaan. Wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. b. Het Werkhuis, met suppletoiren staat van begrooting en staat van af- en overschrijving. De Commissie van Financiën ad hoe heeft daartegen geene bedenkingen en raadt die goed te keuren en vast te stellen: in ontvang ter somma van f 31340.12Jin uitgaaf ter somma van f 30800.73|alzoo opleverende een batig saldo van f 539.39hetgeen in de eerstvolgende rekening in ontvang moet verantwoord worden. De heer van dee Hoeven. Ik heb geene consideratie op deze rekening; maar bij het noemen van het Werkhuis komt mij in de gedachte, dat ik in het jaarlijksch verslag omtrent den toestand der gemeente, door Burge meester en Wethouders gegeven, gelezen heb het getal der personen, die in het Werkhuis waren opgenomen. Dat getal is zoo aanzienlijk, zooals men het daar leest, meer dan 62000, dat het dat der ingezetenen onzer gemeente ver overtreft. Maar het is zeker ontstaan door het getal perso nen te vermenigvuldigen met de dagen van opname. Dat geeft een zonder lingen indruk. Ik heb later wel gelezen in den staat van dat Werkhuis, hoeveel personen er zich gemiddeld dagelijks hebben bevonden, maar men kan toch niet zeggen, dat er 62000 personen in het Werkhuis opgenomen waren. Het is eene aanmerkingdie geene betrekking heeft tot de reke ning, maar enkel bij mij werd opgewekt door het woord Werkhuis, en in dien zij gegrond mogt worden bevonden, wenschte ik wel, dat de opgave in het vervolg gewijzigd werd. De conclusie van het rapport tot goedkeuring der rekening wordt hierop goedgekeurd zonder hoofdelijke stemming, hebbende de heeren Stoffels, de MoenDriessen en Krantzop grond van het bepaalde bij art. 242" lid der gemeentewet, als leden van het Bestuur over het Werkhuis, zich gedurende de behandeling dezer zaak verwijderd. o. Het Evangelisch-Luthersch wees- en oudeliedenhuis. De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt die goed te keuren en vast te stellen: in ontvang tot een bedrag van f 9106.98, in uitgaaf tot een bedrag van f 9097.51£, alzoo sluitende met een batig saldo van f 9.46£, waarvan in de eerstvolgende rekening verant woording zal worden gedaan. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. d. De Plaatselijke Schoolcommissie. De Commissie van Financiën heeft deze rekening onderzocht en accoord bevonden, als in: ontvang f 181,94, uitgaaf f 146.03, sluitende alzoo met een batig saldo van f 35.91, en raadt deze goed te keuren, onder gehoudenheid dat de rendanten het aangegeven batig saldo in hunne eerst volgende rekening als eerste post van ontvang behooren te verantwoorden. Wordt insgelijks zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd hebbende de heeren Tieboel Siegenbeek en Tollens zichop grond van de bovengemelde bepaling, als leden van de Plaatselijke Schoolcommissie, gedurende de behandeling dezer zaak verwijderd, terwijl inmiddels het voor zitterschap is waargenomen door den wethouder Stoffels. II. Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving, dienst 1863, van het Gereformeerd minne- of armen oude mannen- en vrouwenhuis. De heer van Outeren. Ik wensch een enkel woord vooraf in het mid den te brengen tot regtvaardiging van hetgeen ik vroeger heb gezegd en ter inlichting van den Raad in het algemeen. Op de deswege mij door een der leden gedane vraag heb ik in de vergadering van 2 April 11. geantwoord, dat het Oude Mannen- en Vrouwenhuis het gedingwaarvan de kosten bij de behandeling van den ingedienden staat van af- en overschrijving ter sprake kwamen, gewonnen had. Ik heb toen niets te veel gezegd. De vordering, waarover het geding liepstrekte tot afgifte van kapitalen door het gedaagd Oude Mannen- en Vrouwenhuis, en in die vordering zijn de eischers niet ont vankelijk verklaard. Maar bij die gelegenheid heb ik iets te weinig gezegd, hetgeen daardoor kwamdat ik op de vraag geheel onvoorbereid was en het vonnis nagenoeg reeds een half jaar geleden was gewezen. Bij dat vonnis werd compensatie van kosten uitgesprokende aanleiding daartoe was dezede eischers verlangden afgifte van kapitalenmaar die vordering kon nooit worden toegewezenindien niet vooraf een vroeger vonnis der Regtbankbij verzet door derden, vernietigd werd; dat vonnis is door de Regtbank vernietigd, maar het door de eischers gewenschte gevolg bleef, gelijk ik zeide, achter, al werden zij, wat betreft de vernietiging zelve, in het gelijk gesteld. Van daar dat de kosten zijn gecompenseerd, met andere woorden, dat ieder der partijen hare eigene kosten betalen zou. Nu heeft het mij bevreemddat heeren regenten zijn getreden in eene beoordeeling of liever in eene veroor- deeling van het vonniszonder in het minst op te gevenwaaraan die com pensatie was toe te schrijven, die, volgens hun oordeel, niet had moeten worden uitgesproken. Regenten hadden toch het vonnis voor zichgereed om hetgelijk zij gedaan hebbenaan den Raad over te leggenen daar om bevreemdt het mij te meer, dat in hun rapport van die aanleiding tot compensatie ten eenen male wordt gezwegen. Ik reserveer mij mijne stem om trent den staat van af- en overschrijving zei ventot dat ik aan de beurt zal zijn dienaangaande te wisselen van consideratiënmaar ik meende dit te moeten laten voorafgaan. De heer van Kaathoven. In die vergadering ben ik niet tegenwoordig geweest, toen de bedenking omtrent de restitutie der kosten gemaakt is; maar uit het gedrukt verslag van het verhandelde meende ik te moeten op maken, dat, ten gevolge dier aanmerking, de vraag om goedkeuring der overschrijving op nieuw aan de Commissie van Financiën zou verzonden worden, nadat het antwoord op de gemaakte bedenking zou ontvangen zijn. Nu vind ik bij de stukken niets anders dan een rapport van 28 Maart van die Commissie. Men zou daaruit kunnen opmaken, dat zij zich vereeuigd heeft met hetgeen later door de rendanten is aangevoerden ook nu de goed keuring van de af- en overschrijving aanraadt. De Vooezittek. Ik meendat de bedoeling niet anders was dan het vragen van nadere inlichtingen, maar dat er geene verdere verwijzing naar de Commissie van Financiën verlangd is. De heer van Kaathoven. Dan heb ik mij vergist; maar ik zou toch van meening zijndat ook nu haar oordeel moest zijn gevraagd. De heer Toelens. Ik wensch alleen op te merken, dat, behoudens de zeer vreemdsoortige uitdrukking over het vonnis in quaestie door hh. regen ten van bedoeld gesticht, in hunne toelichtende missive geuit, en door den heer van Outeren reeds onder onze aandacht gebragt, evenzeer in die mis sive vermeld staat, dat door de keuze hunner pleitbezorgers eene som van 40,000 voor hunne inrigting bewaard was gebleven. Ik geloof, dat daarin wel implicite eene erkentenis ligt opgesloten, dat de zaak facto ge wonnen werd. Wanneer alzoo de vraag van hh. regenten tot af- en over schrijving dezer som voor proceskosten, zoo als die daar ligt, gegrond is, dan verklaar ik de bedoeling van artikel 868 tot 870 Wetboek van Burger lijke Regtsvordering niet te begrijpen. De heer Goüdsmit. Ik beaam volkomen hetgeen door den heer van Outeren is gezegd. Ook bij mij is de vraag opgekomen, of het bij deze gelegenheid noodig was kritiek uit te oefenen over een vonnis, dat niet door een hooger gewijsde is vernietigd. Maar in de tweede plaats moet ik mij tegen den post daarom verklaren, omdat wij niet mogen betalen zon der taxatie van den president der Regtbank. Ik beweer in geenen deele, dat de declaratie te hoog is, de talenten van de geoccupeerd hebbende praktizijns, even als de door hen bestede moeite en arbeid, zijn niet op geld te appreciëren maar ik geloofdat het Oude Mannen- en Vrouwen huis niet geregtigd was die declaratie te betalen zonder taxatie. De heer van Outeeen. Ik geloof ook, dat de declaratiën hadden behoo ren te worden teruggezonden aan de hh. advocatenten einde ze te doen begrootenen wel krachtens art. 31 van het Tarief van justitiekosten en salaris in burgerlijke zaken, en evenzoo, volgens art. 52, aan den heer procureur. In die artikelen wordt bepaald voorgeschreven, dat voor werk zaamheden ten behoeve van personen, die het vrije beheer over hunne goederen niet bezitten, de praktizijns hunne rekeningen vooraf aan eene begrooting onderwerpen. Nu wil ik geheel aannemen, dat het honorarium van de twee advocaten matig of, zoo als in het rapport van regenten ge zegd wordt, bij moderatie, is gesteld, en evenzoo dat van den procureur, mede-regent van het Oude Mannen-en Vrouwenhuis. Maar daar er zelfs geene splitsing is aangegeven van de declaratie der advocaten en van die van den procureur, is niemand bij magte zich te vergewissen omtrent het bedrag van het door ieder der praktizijns uitgetrokken honorarium. Ik kan dus voor als nog den staat van af- en overschrijving niet goedkeuren. De Vooezitter. Ik zou mede wel aan die taxatie hechten; maar ik moet alleen opmerkendat op dit oogenblik niet in behandeling is de re kening, maar de af- en overschrijving. Wanneer bij de rekening de decla ratiën niet getaxeerd waren overgelegd, zou ik meenen, dat met meer grond de goedkeuring zou kunnen worden geweigerd, dan nu waar het alleen een staat van af- en overschrijving geldt. De heer Tollens. Ik blijf in gevoelen met onzen geachten Voorzitter verschillen. Immers de gevraagde af- en overschrijving is als een der fundamenten te beschouwen, waarop de rekening later zal worden gegrond. Wanneer nu de fundamenten niet deugenwordt zeer zeker ook het gebouw wrak, dat wij later misschien zouden moeten af breken. HH. regenten verkla ren geene taxatie der declaratiën te hebben verlangdomdat die hun niet te hoog voorkwamen. Ik zal de laatste zijndie ze persoonlijk te hoog noemt en zulks met het oog op de uitstekende wijze, waarop de zaak door hunne advocaten werd behartigd en die boven mijn lof is; maar HH. regenten ver geten, dat niet zij de wezenlijke gerendeerden zijn maar wel de gemeenteraad die taxatie behoeft, omdat hij zal hebben te beoordeelen, of het uitgetrokken cijfer juist is. Allereerst en vooraf dus moet naar mijn bescheiden inzien deze af- en overschrijving worden geregeld, alvorens men tot eene juiste rekening zal kunnen komen, die wij eerst daarna zullen te beoordeelen hebben. De Voorzitter. Ik zal thans het rapport tot goedkeuring der af- en overschrijving in stemming brengen. De heer Goudsmit. Ik stem tegen, te meer, daar ik zoo even verneem, dat één der regenten praktizijn in de zaak geweest is en alzoo geholpen heeft zich zelf zonder taxatie uit te betalen. Nu wil ik niet spreken over het al of niet geoorloofde, maar kiesch kan ik dergelijke handelwijze niet noemen. De conclusie van het rapport tot goedkeuring van den staat van af- en overschrijving van het Gereformeerd minne- of armen oude mannen- en vrouwenhuis wordt hierop verworpen met 12 tegen 6 stemmen. Voor hebben gestemd: de heeren van der Hoeven, Stoffels, Hubrecht, Meerburg, du Rieu en de Voorzitter. HL Nadere voorstellen omtrent de hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus. De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt: //Kunnen de grondslagendoor ons aangegevenwaaropmet opheffing van het thans bestaande gymnasium, bepaaldelijk van af deeling B, tot de oprigting van een gymnasium met vijfjarigen cursus, alsmede van eene hoogere burgerschool, desgelijks met vijfjarigen cursus, zoude Worden over gegaan uwe goedkeuring wegdragenen bestaat er bij u geene zwarigheid dit aangelegen onderwerp te zijner tijd op die grondslagen te regelen, dan zagen wij ons gaarne gemagtigd ze aan het oordeel van den Minister van Binnenlandsche Zaken te onderwerpen, met het dringend verzoek de ver wezenlijking der voorgenomen regeling door het toekennen van een ruim subsidie mogelijk te willen maken." De heer Goudsmit. Ik wenschte eene enkele vraag te doen, namelijk of het wel noodig is juist nu het tractement te verhoogen van de twee docenten in de oude talen. Het spreekt van zelf, dat diegenen hunner, aan welke meerdere werkzaamheden worden opgedragen, op verhooging van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 2