HANDMGIN VAN DIN GEMEENTERAAD VAN UTDEN. 10 Zitting van Zaturdag 7 Mei 1861, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek. Tegenwoordig de hh. Stoffels, Krantz, Tichler, de Moen, Hoog, Tol lens, Hubrecht, de Fremery, Goudsmit, Scheltema, Le Poole, Meerburg, Wttewaall, ten Sande, Lezwyn, Hartevelt, du Rieu, van Outeren en Siegenbeek. De heer van der Hoeven gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 21 April 11. worden gelezen. De heer Tichler. Bij de behandeling der begrooting van het H. G. of armen Wees- en Kinderhuis heb ik, even als de heer van Kaathoven, mij van medestemmen onthoudenhetgeen uit de notulen niet blijkt. De notulen, in dier voege gewijzigd, worden goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten der provincie Zuidholland van den 19 April jl., B. N°. 2166 (3* afd.), G. S. N°. 28, houdende goedkeuring van het kohier der plaatselijke directe belasting voor 1864. 2°. Eene dispositie als voren, dd. 19 April 1864, B.N°. 2118 (3e afd.), waarbij wordt goedgekeurd het raadsbesluit van den 2«n dier maandtot den kosteloozen afstand van het terrein aan de Marepoort. 3°. Gelijke dispositie, gedagteekend 27 April jl., B. N°. 2313 (3eafd.), G. S. N°. 30behelzende goedkeuring van het raadsbesluit van den 2'° be vorens, tot den openbaren verkoop der Koepoort. Deze worden aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Eene missive van de Plaatselijke Commissie van geneeskundig toe- voorzigt alhier, van den 27eu April jl., waarbij zij, ingevolge de aan haar gerigte uitnoodigingnaar aanleiding van het raadsbesluit van 29 Pebruarij 11. haar gevoelen kenbaar maakt omtrent de verhouding tusschen den genees kundige en den heelkundige in het Caecilia-gasthuiszooals die bij hunne Instructie is bepaald. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te verzenden naar Ge committeerden tot de administratie der Vereenigde Gast- en Leprooshuizen met verzoek daaromtrent van berigt en raad te willen dienen. 2°. Rekening van de. Plaatselijke Schoolcommissie, over 1863, rapport der Commissie van Financiën. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 3°. Adres van A. de Groottot het in eigendom bekomen van een ge deelte gemeentegronds. 4°. Adres van P. van Vliet te Oudshoorn, om tegemoetkoming in het onderhoud van het Utrechtsche jaagpad. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. Aan de orde is: I. Benoeming eener Commissie tot onderzoek naar de verpligting der gemeente tot herstelling van den toren der Marekerk. Op het daartoe door den Voorzitter gedane voorstel wordt besloten die Commissie uit drie leden te doen bestaan. Voor deze en de volgende aan de orde gestelde benoemingen worden de heeren de Moen, le Poole en Meerburg door den Voorzitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. De uitslag der stemming is, dat worden uitgebragt op de heeren: van Outeren 17, Tollens 12, Goudsmit 10, Tieboel Siegenbeek 8, Gevers en Meerburg elk 2 stemmen, du Rieu, de Fremery, van Kaathoven, Krantz, Cock en Hoog elk 1 stem. De Voorzitter. Alzoo zijn tot leden der Commissie benoemd de heeren van Outeren Tollens en Goudsmit. Ik hoop, dat die heeren zich deze taak wel zullen laten welgevallen. De heer Tollens. Ik wenschte wel van deze commissie ontslagen te mogen worden. Ik heb daarvoor bijzondere personele redenen, die ik ech ter niet in het publiek kan mededeelen. De Voorzitter. Het zal dan noodig zijn, dat er tot eene nieuwe stemming worde overgegaan. De heer Librecht Lezwïn. Die nieuwe stemming zou ik niet noodig achten, indien de heer Burgemeester, die toch in aantal stemmen op de drie andere heeren volgt, bereid mogt zijn het lidmaatschap der Commissie op zich te nemen. De Voorzitter. Ik zou liever geen deel van de Commissie willen uit maken als hebbende tot het rapport medegewerktwaarover thans het onder zoek moet loopen. De heer Tollens. Ook ik zag gaarne, dat de Burgemeester kon goed vinden tot de Commissie te behooren. Mij dunkt, de zaak ware dan in perfect goede handen. De Voorzitter. Wanneer de vergadering er dan op staat, ben ik, hoe ongaarne ook, bereid tot de Commissie te behooren. De beide overige genoemde heeren laten zich mede de benoeming welge vallen. 1864. De heer Scheltema. Mijnheer de Voorzitter, is het mij geoorloofd eene vraag te doen? In de voordragt van Burgemeester en Wethouders wordt de meening geuit dat de toren der Marekerk noch aan de burgerlijke ge meente in eigendom toekomt noch door haar behoort te worden onderhou den, en wordt voorgesteld, die zaak door eene commissie te doen onder zoeken, terwijl volgens het convocatie-billet er, eene commissie benoemd zon worden tot onderzoek naar de verpligting der gemeente tot herstelling van dien toren. Dit is niet hetzelfde. Ik wenschte dus gaarne te weten welk mandaat aan die Commissie is opgedragen. Moet zij onderzoeken of de toren eigendom is der burgerlijke gemeente of wel eenvoudig of en in hoeverre zij verpligt is dien nu te herstellen? Wanneer toch het eerste ontkennend wordt beantwoord, is het onderzoek naar de tweede vraag, naar mijn oordeel, geheel onnoodig. De Voorzitter. Ik geloof toch, dat dat mandaat ook volgens de om schrijving in het convocatie-billet tamelijk wel kan worden opgemaakt. De heer Scheltema. Het komt mij toch voor dat er verschil bestaat en dat, wanneer de toren geen eigendom is van de gemeente, deze ook niet tot onderhoud verpligt is. Het een is een gevolg van het ander. De Voorzitter. Ik vermeen dat het mandaat af te leiden is uit het rapport, dat door de Commissie Zal worden onderzocht. Naar mijn begrip, moet veeleer dat rapport dan de vermelding in het beschrij vingsbillet de grondslag zijn van het onderzoek, aan de Commissie opgedragen. De heer Scheltema. Ik dank u voor de gegeven inlichting. II. Benoeming van drie leden der Plaatselijke Commissie van genees kundig toevoorzigt, bij periodieke aftreding. De Voorzitter. Ik zou der vergadering in overweging geyen deze be noeming voor de drie leden gelijktijdig te doen plaats hebben op één brieije. Het geldt de benoeming van drie leden der Commissie, tot drie categoriën behoorende. Wanneer men dus op dat briefje de cijfers 12 en 3 plaatste en achter elk cijfer den naam van den persoon, op wien men zijne stem denkt uit te brengen, dan zou dat de zaak zeer vereenvoudigen. Daartoe besloten zijnde, wordt voorlezing gedaan van de dubbeltallen, door de Commissie aanbevolen, en wel als volgt: tot geneesheer, ter vervulling der plaats, opengevallen door de aftreding van den heer dr. H. Lührraann, de heeren: dr. Hermanus Lührmann en dr. Hendrik Boursse Wils; tot heelkundige, ter vervanging van den heer M. J. Schretlen, de heeren: nus Johannes Schretlen en Jean Adrien Longepée, en it apotheker, in plaats van den heer A. K. W. E. C. Fischer, de eren: Anne Karei Willem Ernst Christiaan Fischer en Diderikus Johan nes Cockuyt. "Se uitslag der stéthirring is,'dat bij vernieuwing benoemd zijn tot leden der Commissie: de heeren Lührmann, Schretlen en Fischer, elk met 17 stemmen, terwijl nog op de heeren Boursse Wils, Longepée en Cockuyt elk 2 stemmen waren uitgebragt. IH. Benoeming van een hulp-onderwijzer aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2de klasse voor jongens. Het rapport van Burgemeester en Wethouders deswege is van den vol genden inhoud /'Voor de vacerende betrekking van hulponderwijzer, met den hoofdon derwijzersrang, aan de school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2de klasse, voor jongens, werden twee oproepingen gedaan: Bij de eerste hadden zich vier sollicitanten aangemelddoch aan onze uit noodiging om, onder genot van schadeloosstelling, herwaarts te komen, ten einde proeven van bekwaamheid tot het geven van onderwijs in onze tegenwoordigheid af te leggenvoldeden slechts tweemet name W. J. Buy- tendorp, hoofdonderwijzer aan eene bijzondere school alhier, en J. G. Fischer, hoofdonderwijzer te Wassenaar. Daardoor in onze keuze te beperkt, meenden wij eene tweede oproeping als raadzaam te moeten achten. Daarop meldden zich ditmaal weder vier aandoch drie hunnermet name BuytendorpKostershulponderwijzer aan de school voor minvermogenden alhier, en C. Kueste Arnhem maakten van de hun aangeboden gelegenheid gebruik om van hunne ge schiktheid voor het geven van onderwijs praktisch te doen blijven. De laatstgenoemde scheen ons daarbij geenc bijzondere aanbeveling te verdie nen. Wij vinden daarom slechts vrijheid u, als resultaat van ons herhaald onderzoekhet navolgend drietal aan te bieden1°. Johannes Petrus Fran- ciscus Kosters; 2°. Johannes Gijsbert Fischer, en 3°. Wilhelmus Josephus Buytendorp." De uitslag der stemming is, dat met 17 stemmen benoemd wordt J. P. F. Kosters, zijnde 2 stemmen uitgebragt op W. J. Buytendorp. IV. Benoeming van eene stads-vroedvrouw. De Voorzitter. Alvorens tot die benoeming over te gaanwenschte ik in overweging te geven, of het niet raadzaam ware, in overeenstemming met hetgeen ten aanzien van andere betrekkingen gevolgd is, ook hier te bepalen, dat de benoeming voor den tijd van drie jaren geschiedt. Ik be roep mij dienaangaande op de benoeming van de stads-doctoren en chirurgen en zou wenschen, dat hetzelfde ook hier geschiedde. Ik weet wel, dat de vroegere stads-vroedvrouwen levenslang zijn aangesteld, en aan die eenmaal aldus benoemden kan derhalve moeijelijk dat voorregt worden ontnomen; maar voor het vervolg zag ik gaarne in den door mij aangegeven zin be sloten. Indien daartegen alzoo geene zwarigheid bestaat, wenschte ik een dergelijk besluit aan de benoeming te laten voorafgaan. De vergadering zich hiermede vereenigendewordt alzoo besloten, dat de te benoemen stads-vroedvrouwen voortaan voor den tijd van drie jaren zul len worden aangesteld. 14

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 1