commissie te stellen. De primitieve quaestie was dezewaar begint de toren en bet onderhoud van dien voor stads rekening? Thans is de quaestie of de kosten van onderhoud van de Mare- en ook nog andere torens wel in het ge heel voor rekening van de stad komen. Op de begrooting van dit jaar stond voor reparatie aan den toren van de Mare-kerk eene beduidende som uitgetrokken, en in de memorie van toelichting ging men uit van het denkbeelddat de toren begon waar de koepel op rust. Ik herinner mij zeer goed, bij die gelegenheid gevraagd te hebben, waarom men niet even goed veronderstelde dat die begon bij de onderste lagen steen want ook daarop rust de toren. Het nu deswege uitgebragt rapport is m. i. over tuigend en juist en snijdt alle onzekerheid voor het vervolg afalvorens echter in dien geest een besluit te nemen, komt het mij toch wenschelijk voor, dat eene speciale commissie die zaak nog eens grondig en ernstig onderzoeke. De heer Tollens. Ik geloof, dat wij ons wel kunnen helpen zonder èene commissie en deel de meening van den heer Goudsmit, dat het zaak is vooraf te hooren, welke argumenten de wederpartij zal aanvoeren. Voor 's hands zou ik mij dus wel kunnen vereenigen met het rapport van Burge meester en Wethouders, zoo als het is liggende. De heer de Moen. Ik vind het onderwerp van zooveel belang, dat het mij genoegen heeft gedaan dat Burgemeester en Wethouders in hunne be scheidenheid zoo ver zijn gegaan om voor te stellen de zaak te renvoyeren naar eene commissie. De Voorzitter. Als ik nog iets tot adstructie van het voorstel mag bijbrengen. Ik heb gevonden een decreet van 1797 van het Provinciaal Bestuur van Holland, ook tot deze materie behoorende, waarvan het 4de artikel aldus luidt: »dat de kerktorens als strekkende ten algemeenen nutte door de gemeenten der respectieve steden en dorpen alwaar dezelve gevon den worden zullen moeten onderhouden wordenen dat dit alles zal worden gerekend te zijn ingegaan met den aanvang van dit loopende jaar." Nu geloof ik wel, dat dat decreet in 1798 zijne kracht verloren heelt, maar het is toch wel waardig nader behandeld te worden. Het is een stuk, dat in de Nederlandsche Jaarboeken van 1797 voorkomt en dat bij het opma ken van het rapport de aandacht was ontgaan. Zoo zouden zich meer zaken kunnen opdoen, en dit heeft mij geleid het tegenwoordig voorstel te doen. Het voorstel wordt hierop aangenomen met 21 stemmen tegen 1 (die van den heer Goudsmit). De heer van der Hoeven. Wordt die commissie in de volgende verga dering benoemd? De Voorzitter. Dat was mijn denkbeeld; die zaak kon heden niet vooraf aan de orde worden gebragt. VI. Adres van J. Kneppelhout, tot het in eigendom bekomen van een stukje gemeentegronds aan de Langebrug. Burgemeester en Wethouders verklaren, overeenkomstig het rapport der Commissie van Financiën, dat zij geene zwarigheid vinden tot de inwilli ging van het onderwerpelijk verzoek te raden, mits de verbouwing ge schiede onder toezigt van rooimeesters. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. VII. Adres van P. Kooreman Pz.tot het in eigendom bekomen van een open erf in de Looijersstraat. Burgemeester en Wethouders vereenigen zich met het rapport der Com missie van Fabricage, en raden bedoeld erf, groot 178 vierk. ellen, nadat het, ter voldoening aan art. 230 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n®. 85), verklaard zal zijn ter openbare dienst niet meer bestemd te we zen aan den adressant in eigendom af te staanmits het geheel worde be bouwd met zeven woonhuisjes, terwijl in dat geval, na de bebouwing, die grond, wat het bebouwde gedeelte aangaat, zonder betaling van recognitie of koopprijs, en tegen f 1.00 de vierk. el, voor zooveel het onbebouwde gedeelte betreft, aan hem in eigendom zoude worden overgedragen. Wordt op gelijke wijze aangenomen. VIII. Adres van J. J. Brandhoff Isselman, tot het in huur bekomen van een lokaal in het St. Catharina-gasthuis. Burgemeester en Wethouders vereenigen zich met het rapport der Com missie van Fabricage en raden bedoeld lokaal aan den adressant in buur af te staan voor een onbepaalden tijdmits bij opzegging van huurdit van weerszijden drie maanden te voren geschiede, tegen een huurprijs van ƒ50 'sjaars, in te gaan 1° Mei aanstaande, en de kosten, op deze verhu ring vallende, komen voor rekening van den huurder. De heer Krantz. Ik ben niet zeer ingenomen met den afstand van het ge bouw aan den heer Brandhoff Isselman. In het midden der gemeente zijn weinige lokalen beschikbaar. Niettemin zal ik mij daartegen niet verzetten, maar wensch den termijn van opzegging te verkortendie op drie maanden is gesteld, waartegen geen bezwaar kan zijn, in aanmerking nemende den geringen huurprijs van ƒ50 'sjaars. Is het doel dat gebouw tot magazijn of werkplaats in te rigten? De heer van Odteren. Het lokaal zal alleen dienen tot overpakking van boter in klein vaatwerk. Eigentlijk gezegd kuipen wordt daartoe niet gevorderd, maar slechts het aanbrengen van ligte hoepen. Gevaar voor brand bestaat niet, want de werkzaamheden geschieden zonder aanwending van vuur. De Voorzitter. Ik heb over de zaak van den voorzitter der commissie slechts mondeling gehoorddat de werkzaamhedendie in het lokaal zou den verrigt wordennaar zijne ervaring aan de school geen hinder zullen toebrengen. Daarbij kan men, waar de behoefte dit later mogt vorderen, de huur aan den adressant opzeggen. De heer Krantz. In de voorwaarde staat, dat de kosten ten laste ko men van den huurder. Maar blijft het onderhoud van het gebouw en den toegang voor rekening van de gemeente? De Voorzitter. Ja. De heer Krantz. Ik blijf van meening, dat onverwachts de behoefte aan beschikbare ruimte zich kan doen gevoelenen reeds spoedigvoor school lokaalen verlang om die reden, dat.de termijn van opzegging, in plaats van drie maanden, op veertien dagen worde gesteld. De Voorzitter. Voor eene school zou het lokaal niet kunnen worden ingerigt; want daarvoor is het te klein. De heer Krantz. Het is naar mijn gevoelen niet te kleindaarbij ne mende de belendende gebouwen en open plaats. De Voorzitter. Die plaats behoort bij de school. De heer Krantz. Ik bedoel de open plaats aan de andere zijde van het gebouw, en daarbij gelegen woning van den concierge. De heer Hartevelt. Iemanddie handel naar buiten 's lands in boter wil drijven en een lokaal wil huren, kan zich toch moeijelijk de verplig- ting laten opleggenom bij waarschuwing binnen 14 dagen dat lokaal te ontruimen. De heer Krantz vergeet, dat, zoo de huurprijs van 50.al laag te noemen isde gemeente bij de zaak zelve belang heefthet is niet onverschillig of er een uitgebreide tak van handel worde gevestigd; ook komen daardoor wederom menschen aan het werken in verdiensten. Mis schien was er geen bezwaar, als men den termijn van opzegging op vier of zes weken stelde; met 14 dagen echter zou de adressant soms genoodzaakt wezen midden in zijn werk op te breken. De heer Gevers. Ik moet opmerken, dat het voorstel strekt om het lokaal bij het jaar te verhuren, en dan kan de opzegging niet anders ge schieden volgens plaatselijk gebruikdan uiterlijk drie maanden voor het expireren van den huurtijd. De Voorzitter. Ik vraag, of de heer Krantz een bepaald voorstel doet. De heer Krantz. Ja, mijnheer de Voorzitter; ik stel voor den termijn op 14 dagen te stellen. De heer Gevers. Dat kan niet bij bepaalde verhuring voor een jaar. De heer Goddsmit. De heer kantonregter bedoelt zeker het gevalwan neer er geene overeenkomst plaats heeft. Maar hier is het anders, waar men uitdrukkelijk op dat punt overeenkomt en, daar het geene bepaling van publieke orde is, overeenkomen kan. Ik geloof echter, dat het denkbeeld van den heer Krantz niet verwerpelijk is, en zou dus voorstellen den termijn van opzegging op zes weken te stellen; dan is het denkbeeld van den heer Hartevelt met dat van den heer Krantz in overeenstemming gebragt. De heer Krantz. Naar aanleiding van hetgeen door den heer Goudsrait is aangevoerden waarmede ik mij vereenigdoe ik het voorstel om den ter mij n van opzegging op zes weken te bepalen. De Voorzitter. Ik voor mij zou het ook wel wenschelijk achten, dat de gemeente ten allen tijde over het lokaal kon beschikken. Maar ik zou naauwelijks kunnen denkendat er zulk een spoed aan die beschikking verbonden was, dat de opzegging reeds ze3 weken te voren of korter zou noodig zijn. In ieder geval toch zou de drang tot besohikking in ver band moeten staan met een beraamd plan. De heer de Moen. Is nu de bedoeling van den heer Krantz om het lokaal voor een jaar te verhuren en daarbij te verbinden de bepaling van een termijn van zes weken te voren opzeggens, in plaats van drie maanden? Daarmede wordt dan het doel nog niet bereikt. Want stel toch eens, dat de huur inging 1 Mei, dan komt geene opzegging te pas dan zes weken te voren in het volgend jaar, en was dan toch het lokaal een jaar buiten onze beschikking. De heer Goudsmit. Ik meen, dat in het rapport staat: "voor onbe paalden tijd." De Voorzitter. Ik zal het rapport voorlezen. Het luidt: "Bij nevensgaand adres verzoekt Johannes Jacobus Brandhoff Isselman dat hem het gebruik worde verleend van het lokaal in het St. Catharina- gasthuis op de Aalmarkt, vroeger gediend hebbende tot kleedingmagazijn van het regement rijdende artillerie, en zulks ten dienste van zijn boter- handel. Na kennis genomen te hebben van het rapport der Commissie van Fa bricage, hetwelk wij de eer hebben ten deze over te leggen, zijn ook bij ons tegen dat verzoek geene bedenkingen aanwezigweshalve wij vrijheid vin den u dienovereenkomstig te raden, bedoeld lokaal aan den adressant in huur af te staanvoor een onbepaalden tijdmits bij opzegging van huur dit van weerszijden drie maanden te voren geschiede, tegen een huurprijs van f 50 'sjaars, in te gaan 1°. Mei aanst.en de kosten, op deze ver huring vallende, komen voor rekening van den huurder." De heer Librecht Lezwyn. Alleen de drie maanden staan vast; maar daarom kan men de huur bij het jaar bepalen. Het voorstel van den heer Krantz, om den tijd van opzegging te bepa len op zes wekenwordt hierop in hoofdelijke omvrage gebragt en verwor pen met 14 tegen 8 stemmen. Voor: de heeren Tichler, de Fremery, Goudsmit, Meerburg, du Rieu, van Outeren, Krantz en de Moen. De heer Goudsmit. Ik heb eene enkele bedenking van weinig gewigt; maar ik heb gemerkt, dat toch eene dwaling mogelijk is. Daarom is het misschien voorzigtig te bepalen: "tot wederopzeggens toe, mits de opzegging geschiede drie maanden voor den tijdtegen welken de opzegging plaats grijp'-" De heer Gevers. Maar wordt het wel op die conditie verlangd? Ik kan niet vermoeden dat Brandhoff zoo dwaas zoude zijn om op zulk eenen los sen voet eene zoo belangrijke onderneming aldaar te vestigen. De Voorzitter. Dat zal later moeten blijken. De adressant heeft een voudig gevraagddat het lokaal in huur worde afgestaan en niets meer. Ik zal thans het rapport in stemming brengen met de bijvoeging van de woorden, door den heer Goudsmit voorgesteld, ten einde allen twijfel weg te nemen. Dat voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. IX. Adres van P. van der Meer en H. van Cazantom het gebruik van gronden, waarop de molen de Eendragt en aanhoorigheden zijn gebouwd. Burgemeester en Wethouders raden, overeenkomstig het rapport der Com missie van Fabricage, den adressanten het gebruik van bedoelden grond, ter grootte van 2 roeden 13 ellen, tot opgemeld einde te verleenen, op den voet en de voorwaarden bij beschikking van 24 November 1851, ten aanzien van den toenmaligen eigenaar J. Leeuwenburghbepaald. De heer Gevers. Moet hier nu niet worden bijgevoegd»tot wederopzeg gens toe?" Ik weet niet, of het er bij staat; het is wel eens verzuimd. I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 3