in 1864 tot den ijk toegelaten." Ik geloof, dat de zaak dus voldoende is
uitgedrukt.
De heer Libkecht Lezwyn. Het huismerk van den kuiper moet toch
ook worden ingebrand.
De Voorzitter. Men schijnt dit verward te hebben. Wij hebben altijd
op het oog gehad den facultatieven ijk; maar het huismerk kan wel als
geldig worden aangenomen.
De heer van Outeren. Ts de bedoeling dan om tot 1864 het huismerk
toe te laten?
De heer Librecht Lezwyn. Jaals het vat vuil iswordt het afgekeurd.
De Voorzitter. Ik stel dan nu voor, ter voldoening aan het verlangen
van den heer Lezwyn, een nieuw artikel(18) op te nemen van dezen inhoud
//De verpligting, in art. 13 uitgedrukt, vangt voor het jaar 1864 met
1 Augustus aan."
De bijvoeging bij art. 17 en het nieuwe artikel 18 worden hierop goed
gekeurd.
De verordening in haar geheel, in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde,
wordt aangenomen met 17 tegen 6 stemmen.
Tegen: de heeren Krantz, du Rieu, Wttewaall, Driessen, Goudsmit en
Hartevelt.
VII. Adres tot het des nachts openstellen van den toegang door het hek
vervangende de Heerenpoort.
Burgemeester en Wethouders raden in hun rapport de inwilliging van
het verzoek aan.
De heer Meerburg. Ik kan mij met het rapport niet vereenigen. Het
is niet dezelfde zaak als bij de Morschpoort. Daar had men een publieken
weg, en dat is niet het geval bij de Heerenpoort; men woont daar buiten
om den stedelijken accijns te ontduiken.
De heer van Kaathoven. Nu de Raad beslist heeft, dat de Morsch
poort des nachts open zal blijven, komt mij de vraag billijk voor, dat ook
het hek aan de Heerenpoort des nachts open worde gesteld. Ik zal stem
men conform het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Tengevolge
daarvan zal het huisje, dat nabij het hek gebouwd is, ook des winters
moeten dienen tot nachtverblijf. Mij is gezegddat de inrigting daarvan
gebrekkig is, zooals de te beperkte ruimte, gemis aan eene bruikbare beste
kamer, eene verkeerde berging van brandstoffen onder den grond met een
luik, het luchtgat met een schuif tegen de benaauwdheid. Wanneer dit alles
waar is, dan acht ik eene verbetering noodzakeli'k en dien bouw alleen
verklaarbaar, omdat men vroeger niet dacht dat het voor een ander dan
dagverblijf zou moeten dienen. De ambtenaren behoeven niet in een paleis
te wonen, maar het moet iets meer zijn dan een schilderhuis.
De Voorzitter. Ik geloof, dat die zaak tot de quaestie, of het hek
des nachts al of niet zal geopend zijn in geen dadelijk verband staatdaar
de ambtenaar er nu reeds moest aanwezig zijn.
De heer Hubrecht. Ik moet den Heer van Kaathoven bepaald tegen
spreken. Het locaalwaarvan hier spraak is, voldoet aan de bestemming,
persoonlijk heb ik mij hiervan overtuigd, en van de ambtenaren zijn geen
bezwaren of klagten ingekomen. Ook de bewering alsof in dit locaal niet
voor een privaat was gezorgd is onjuist; het is geplaatst in een der
hoeken tegen over den ingang. De heer van Kaathoven zegt dit alles ver
nomen te hebbenmaar dan is hij door den persoondie hem dit mede
deelde, misleid.
De heer van Kaathoven. Naar mij verzekerd is, zou er werkelijk
geene voldoende ruimte zijn. En wat mij daarbij gezegd is, dat bet hou
ten hekbijna gereeddes nachts is afgebroken om voor het thans aanwe
zige plaats te maken, is mij zoo onwaarschijnlijk voorgekomen, dat ik
daarvan alleen melding maak ten einde gelegenheid te geven dit tegen te
spreken.
De heer Hubrecht. Van het afbreken van het hek, en dat nog wel
des nachts, is niets aan.
De heer van Kaathoven. Met die verzekering neem ik genoegen.
De heer de Moen. Ik kan mij zeer vereenigen met het rapport van
Burgemeester en Wethouders, op He gronden van billijkheid.
De heer Gevers. Nu eenmaal besloten is een soortgelijk verzoek toe te
staan ten aanzien van de Morschpoort, zou ik mij ook thans wel kunnen
vereenigen met het voorstel om aan het ten deze geuit verlangen te voldoen.
De Voorzitter. Ik voor mij blijf van meening, dat het volkomen het
zelfde is, of een weg leidt naar eene der poorten of niet, daar dit in het
wezen der zaak niets afdoet. De opening is gevraagd in het belang der
personendie in de nabijheid wonen. Of deze nu aan eenen weg wonen
of niet, doet niets ter zake, evenmin of zij cie plaats kozen om zich aan
belasting te onttrekken. Ik maak daarvan geene grievemaar meen toch
dat men hetzelfde ten aanzien van de Morschpoort had kunnen aanvoeren.
Ik zal evenwel de zaak in stemming brengen.
De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders wordt
aangenomen met 22 stemmen tegen l stem (die van den heer Meerburg)
De heer van der Hoeven verlaat de vergadering.
VIII. Plans en voorwaarden omtrent de vernieuwing
a. der brug aan de Nieuwsteeg.
De heer Meerburg. Ik zou willen vragenof het niet noodzakelijk
ware om terug te komen op de boete van f 5die vroeger f 10 was; de
brug bij de Beestenmarkt bewijst dat de boete te gering is, deze vordert
buitengewoon langzaam. Er kunnen omstandigheden plaats hebben buiten
de schuld van den aannemer die het werk vertragen, maar na de plaats
gehad hebbende vorst is er schandelijk langzaam mede voortgegaan en met
te weinig werklieden.
De Voorzitter. Wat door u is aangevoerd, doet toch niets tot deze
plans af.
De heer Meerburg. Ik zou het toch wenschelijk achten, dat het in
overweging werd genomen.
De heer Hubrecht. Ik geloof dat zulks moeijelijk een onderwerp van
beraadslaging zal kunnen uitmaken, maar dit bij een afzonderlijk voorstel
zoude moeten behandeld worden. Ik zal den aannemer van de brug aan
de Turfmarkt in het geheel niet voorsprekenintegendeel ik erken zelf
dat aldaar met meerder kracht en spoed moest gewerkt wordenhet leggen van
het dek. waaraan het werkvolk nu bezig is, moet echter met de meeste
naauwkeurigheid geschieden; daarbij zal de aannemer volgens de algemeene
voorwaarden nu toch voor eiken werkdag te late oplevering vijf gulden boete
verbeuren, en dit bedraagt reeds iets, daar de oplevering 16 November 1L
had moeten plaats hebben. Zelf echter heb ik reeds meermalen op krach
tiger voortgang aangedrong n.
De heer Meerburg. Ik wenschte wel, dat er meer zorg aan de zaak
gewijd werd.
De Voorzitter. Ik zou vreezen, dat het voorstel om de boete weer te
verdubbelen tot het tegendeel zou leiden van hetgeen de heer Meerburg
zich voorstelt. Want naar mate dat de boete in bedrag zou stijgen, zouden
de meeste leden er tegen opzien haar toe te passen. Ik zou dus vreezen,
dat die strengere oplegging van boete juist tot eene minder wenschelijke
gedragslijn konde voeren.
De heer Hartevelt. Ik wenschte het voorstel te doen dat teruggeko
men werd op het besluit ten aanzien der demping van de Koepoortsgracht.
De wijze waarop deze zaak bij de begrooting is afgestemd, geeft mij daar
toe aanleiding. Nadat de stemmen in de eerste vergadering hadden gestaakt
had in eene volgende de afstemming, zoo ik meen met de meerderheid van
eene stem, plaats; er is mijns inziens voor die demping en wat daaruit zal
volgen zoo veel te zeggendat ik voorstel dat het geheele planzoo als het bij
de begrooting van dit jaar is aangegevenop nieuw door de Commissie van
Fabricage worde overgenomen en in den Raad gebragt.
De heer de Moen. Ik ondersteun zeer gaarne dit voorstel; en ik had
er reeds over willen sprekenals ik eerder aan de beurt was geweest.
De heeren Gevers en Tollens ondersteunen mede het voorstel van den
heer Hartevelt.
De heer Hubrecht. Ik ondersteun zeer het door den heer Hartevelt
aangevoerde en zoude gaarne zien, dat dit plan nog uitvoering erlangde.
Ik wil u echter vragen, mijnheer de Voorzitter, of gij de consideratiën hebt
geopend over de vier punten onder n°. 8 vermelddan wel alleen over
het eerste, de brug aan de Nieuwsteeg, in welk geval ik mijne considera
tiën bij het volgende punt zal mededeelen.
De Voorzitter. Als ik het voorstel van den heer Hartevelt wel begrijp,
dan strekt het eigenlijk om deze zaak niet af te doen, en eene nadere voor-
dragt te verlangen betreffende de demping van de Koepoortsgracht. Ik
moet opmerken, dat, nu eenmaal besloten is die gracht niet te dempen,
wij moeijelijk een voorstel konden doen, dat daarmede in strijd was.
Maar als de meerderheid verlangt, dat op de zaak teruggekomen wordt,
dan behoef ik niet te zeggendat wij zeer gaarne haar weer in behande
ling willen nemen.
De heer Hubrecht. Kan de zaak niet in verband worden gebragt met n°. 2
van de plans? Tegen de daarbij voorgestelde verandering zijn bezwaren
door belanghebbenden ingediend, en mogten die door deze vergadering ge
deeld worden, dan zouden de gelden, die daardoor vrij vallen, toereikende
zijn om de demping uit te voeren.
De Voorzitter. Ik wilde mededeelen. dat in de vergadering van Bur
gemeester en Wethouders drie der onderteekenaars zich aangemeld hebben
om hunne bezwaren tegen de daarstelling eener vaste brug nader aan te
dringen. Ik moet daarbij opmerkendat van die drie personenBurgers-
dijk Dutilh en Timmermans, alleen de laatste, volgens hunne eigene erken
tenis, beduidend benadeeld zoude zijn in zijne zaak door eene vaste brug.
De heer Driessen. Ik moet er mij tegen verklaren. Ik geef toe, dat
men op een besluit terugkorae, dat met eene meerderheid van eene stem
genomen is. Bedrieg ik mij niet, dan is het voorstel in der tijd door den
heer Gevers gedaanten opzigte der vaste brugzoo niet met algemeene
stemmen dan toch met eeue zeer groote meerderheid genomenen daaraan
wensch ik vast te houden.
De Voorzitter. Ik heb ook slechts herinnerd aan het adres en aan
de bezwarendie er ingekomen warenmaar zijn die bezwaren niet vol
doende geacht, de zaak kan voortgang hebben.
De heer Krantz. Ik ondersteun het voorstel ook.
De Voorzitter. Ik geloof, dat eigenlijk de bedoeling van den heer
Hubrecht deze is, dat het zoude kunnen leiden ligter de fondsen te vin
den voor de demping der Koepoortsgracht Ik zal intusschen in stemming
brengen het voorstel van den heer Hartevelt om het eerste punt der plans
niet in behandeling te nemenmaar het andermaal te verzenden aan Bur
gemeester en Wethouders en de Commissie van Fabricage.
De heer Hubrecht. De behandeling van de brug aan de Nieuwsteeg
kan zeer goed doorgaan, daar dit werk geheel onathankelijk is van de al of
niet demping der Koepoortsgracht. In het belang van het werk is het
zeker, dat men spoedig tot de aanbesteding kan overgaan.
De heer Hartevelt. Ik wil de zaak niet afhankelijk gemaakt hebben
van de vernieuwing van de Nieuwsteegshrug. Maar nu het punt ter sprake
komt, vraag ik, of het niet wenschelijk is terug te komen op het besluit,
bij de begrooting genomen.
De heer Hubrecht. De demping heeft, gelijk ik reeds zeide, geen in
vloed op het verlagen der Nieuwsteegsbrug, waarvoor de kosten op de be
grooting zijn uitgetrokken. De rigting van deze brug zal dezelfde blijven;
alleen detoch noodzakelijk te vernieuwenbrug buiten de Koepoort zoude
in eene andere rigting worden gelegd, en daarvoor zoude 1000 meer be-
noodigd wezen.
De heer Gouosmit. Ik zou liever de geheele zaak willen uitstellen en voor
de toekomst niet praejudiciërentenzij er periculum in mora is.
De heer Hubrecht. Er was geen sprake om deze brug in eene andere
rigting te leggen; alleen eene som voor het verlagen is toegestaan.
De ligging der hrug tegenover de Nieuwsteeg is, dunkt m'j, altijd te verkie
zen maar daarenboven zoude eene verandering aanzienlijke kosten vorde
ren, daar nu de bestaande hoofden worden gebruikt.
De heer Goudsmit. Men zou ook wel op een ander punt kunnen wen-
schen terug te komen.
De Voorzitter. Ik geloof, dat art. 14 van het reglement van orde
welligt anders in den weg zoude staan. Het luidt: »De Raad kan ook over
andere onderwerppnmits vervat in eenig voorstel van een of meer leden
van den Raad, minstens 24 uren te voren schriftelijk bij den Voorzitter
ingediend, en door dezen ter tafel gebragt, beraadslagen en besluiten: zulks
zal echter nimmer mogen strekken om op een vroeger genomen besluit te
rug te komen." Als men nu eenvoudig besloot deze zaak aan te houden,
met verzoek tevens om in nadere overweging te nemen het voorstel tot
demping der Koepoortsgracht, dan geloot ik, dat wij dat artikel beter opvol
gendan wanneer wij het voorstel behandelden om tot de demping over te gaan.
Ik zal dus het voorstel om punt a aan de Commissie van Fabricage te ren-