belanghebbende bedenkingen ontvangen, die bijna op hetzelfde neerkomen. Wij hebben alleen geene vrijheid gevonden om art. 1 te wijzigen en van het beginsel af te wijkendat hier in de waag niet alleen Leydsch vaatwerk kan worden toegelaten, maar ook zoodanig, dat elders vervaardigd is, wan neer het overeenkomstig wettelijke bepalingen van een ijkmerk is voorzien. De algemeene beraadslagingen over de verordening geopend zijndewordt daartoe door geen der leden het woord geyraagd. Art 1 luidt aldus: De boter zal in geene andere vatenten openbaren verkoopter markt of aan de waag mogen worden gebragt, dan in de zoodanige, die vervaar digd zijn overeenkomstig en voldoen aan de bepalingen dezer verordening, of die elders, volgens de daar bestaande wettelijke voorschriften, zijn ver vaardigd ..behoorlijk geijkt of herijkt, en alzoo daar nog geldend en toegelaten. De heer Goudsmit. Ik heb eene aanmerking op de woorden "ten openbaren verkoop". Daaruit volgt, dat, als er geen openbare verkoop plaats heeft, de boter wel ter markt mag worden gebragt. Dat kan toch niet bedoeld zijn. De Voorzitter, lk geloof, dat de bedoeling is, dat er weging kan vrijgelaten worden van vaatwerk van de bij verordening gestelde voorschrif ten afwijkende. De Commissie wenschte dit niet te beletten. De heer Goudsmit. Ik heb daarom bedenking tegen het woord openbaren verkoopomdat het beteekent eene publieke veiling, die hier niet kan be doeld zijn. De Voorzitter. Als de woorden tot die gevolgtrekking kunnen leiden, zou ik in overweging geven het woord openbaren te doen vervallen. De heer van der Hoeven. Dan zouden toch moeten blijven de woor den «ter markt of aan de waag." De heer Meerburg. Ik stel voor weg te laten: «of die van elders", enz want anders is er geen genoegzame waarborg dat alhier alleen zoogenoemde Leydsche boter wordt aangevoerd. Men veronderstelt in Leydsche geijkte vaten Leydsche boter. De Voorzitter. Ten aanzien van 't geen soms ten onregte konde worden ondersteld, zonder den minsten grondkan men moeijelijk bepalingen maken. Het reglement kan alleen gelden voor wat het vaatwerk betreft, maar ten opzigte van de gehalte der boter hebben wij niet te waken. Naar eene veronderstelling kan men moeijelijk een reglement inrigten. Zou de heer Meerburg die bepaling dan willen vervallen hebben? De heer Meerburg. Ja, mijnheer de Voorzitter. De heer Librecht Lezwyn. Ik heb altijd beweerd dat alle geijkte va ten aan de markt moeten worden toegelaten, waar ze ook geijkt zijn, als de inhoudsmaat maar bekend is. In dit opzigt ben ik het met de Kamer van Koophandel eens. Door de niet toelating van elders geijkte vaten zou juist de handel belemmerd worden. De heer Goudsmit. Ik zie in het artikel nog eene andere moeijelijk- heid. Er zou in de eerste plaats moeten blijken, of de vaten geijkt zijn, en in de tweede plaatsof de verordeningen, krachtens welke ze elders geijkt zijn, nog gelden. Bovendien is het woord «elders" niet naauwkmrig, het zou ook België of andere vreemde landen omvatten. Men zou duidelijkheids halve dienen er bij te voegen: «binnen het Kijk" of «in Nederland." De Voorzitter. Wij zouden kunnen zeggen: «hier te lande." En wat de andere bedenking betreft, naar ik geloof kan ons voorstel geene bedui dende moeijelijkheid geven. Behalve te Delft is op andere plaatsen de ijk zeldzaam in gebruik en is het welligt niet te wachten dat dit later het geval zal worden. Het zal dus gereedelijk kunnen blijken wat elders geldend is. Wij hebben gemeend te moeten toegeven aan den uitgedrukten wensch tot herstelling van den ijk maar wij hebben tevens zooveel mogelijk de vrijheid van handel willen bevorderen en daarom niet alleen Leydsche vaten willen toelaten, maar ook die elders vervaardigd zijn lk zal vragen of er nog meer heeren tegen de toelating van elders vervaardigd vaatwerk zijn. Indien meer heeren dan de heer Goudsmit het voorstel ondersteunen zal ik het in stemming brengen. De heer Goudsmit. Ik ben tegen de gehele verordening en kan dus in geen geval eenige meerdere beperking toelaten. Het voorstel van den heer Meerburg wordt niet ondersteund. De heer Goudsmit. Ik zou de woorden «en alzoo daar nog geldend en toegelaten" aan het slot van het artikel willen weglaten, en wel op grond van een juridiek bezwaar, daar nu het openbaar ministerie het bewijs zou •moeten leveren, dat die verordeningen elders vastgesteld daar nog gelden; terwijl omgekeerd de verdediging zou moeten bewijzendat zij afgeschaft zijn Het is dus wenschelijk, ter voorkoming dier moeijelijkheid, dat de aangehaalde woorden vervallen. De heer van Outeren. De woorden «daar nog geldend en toegelaten" doelen niet op de elders geldende verordeningen, maar op de vaten, die overeenkomstig de verordeningen elders in den handel worden toegelaten. De heer Goudsmit. Wat de heer van Outeren zegt moge juist zijn, maar of yeldende vaten ne\ eene goede uitdrukking is, betwijfel ik. In ieder geval echter blijft mijn bezwaar bestaandat het openbaar ministerie zal moeten bewijzen, dat die vaten, zoo als men zich uitdrukt, nog geldende zijn. Het is hier eene strafverordening; en ik moet de regtsgeleerde leden der vergadering vragenof eene dergelijke bepaling niet van bezwarende gevolgen is. Eindelijk zie ik ook geene noodzakelijkheid voor die bijvoe ging; het is miins inziens voldoende, als men zegt: «volgens de daar be staande voorschriften." De heer van Outf.ren. Als er tegen de redactie der Commissie be zwaar is, dan bestaat in de voorgestelde wijziging hetzelfde bezwaar voor het openbaar ministerie. De ambtenaar zal dan moeten onderzoeken of de in andere gemeenten bestaande verordeningen nog geldende zijnmaar ik deel dergelijk bezwaar tegen de ontworpene redactie geenszins. De heer Goudsmit. Dan heeft het openbaar ministerie de verordening slechts over te leggen. Daarentegen te vorderen het bewijs, dat eene verorde ning niet afgeschaft isis niet overeenkomstig de algemeene regtsbeginselen. De Voorzitter. Ik voor mij hecht er niet aan. De heer Tollens. Er moet niet alleen blijken, dat die vaten nog gel dende zijn, maar zij moeten ook blijken herijkt te wezen. Ik ben dus voor het behoud dier woorden. De heer Goudsmit. Ik geloof, dat de aanmerking van den heer Tollens onge grond is; want er staat: «volgens Ge daar bestaande wettelijke voorschriften." De Voorzitter. Ik ben bereid in stemming te brengenof de woor den zullen behouden blijven of wegvallen. Ik geloofdat dit het eenvoudigst is om tot een einde te komen; en als de heer Goudsmit er aan hecht, dat de woorden aan het slot van het artikel wegvallen en daarvan een amen dement wenscht te makenvraag ikof dat ondersteund wordt. Het voorstel van den heer Goudsmit wordt niet ondersteund. De heer van Outeren. Ik zou in zoover aan het verlangen van den heer Goudsmit wenschen te voldoen, door achter de woorden «en elders" te laten volgen: «in het Rijk." Deze wijziging wordt goedgekeurd. De heer van der Hoeven. Ook de weglating van het woord «openbaren" zou ik alsnog voorstellenter voldoening aan het verlangen van den heer Goudsmit. Ook deze wijziging wordt goedgekeurd. Het artikel, aldus gewijzigd in stemming gebragt, wordt goedgekeurd met 17 tegen 4 stemmen; hebbende de heer Cock zich buiten stemming gehouden. Tegen: de heeren Goudsmit, Krantz Wttewaall en Hartevelt, Art. 2 luidt aldus: Het boter-vaatwerk wordt verdeeld in drie soorten het vat van 40 ned. ponden 20 (j); 10 (y'g). De heer Goudsmit. Ik heb tegen dit artikel deze bedenking. Terwijl men volgens art. 1 ook toelaat vaten, welke volgens bestaande voorschriften elders zijn vervaardigd, geeft men in art. 2 een absoluut voorschrift nopens de afmeting der vaten. En hoe kunnen wij voorschrijven, welk vaatwerk elders moet vervaardigd worden De heer Tollens. Er staat in het opschrift van het concept: «in de gemeente Leyden." Er kativdus geen quaestie wezenvoor welke gemeente deze voorschriften gelden. De Commissie maakte, noch behandelen wij hier eene concept ijk-verordening voor de Chinezen. De heer Goudsmit. lk herhaal, dat er in art. 1 wordt gesproken van vaten die elders volgens de daar bestaande voorschriften worden vervaardigdterwijl art. 2 aanwijst, hoe het botervaatwerk in het algemeen zal moeten zijn. De heer Tollens. Er staat: «ten verkoop op de markt". Daar kan men toelaten de vaten, die elders vervaardigd zijn en beantwoorden aan de aldaar bestaande voorschriftendat is in het belang van den handel. Maar gaat men over tot den ijk en herijk voor Leydendan moeten zij voldoen aan de bepaling van art 2. De heer Goudsmit. Dan wenschte ik hetgeen men bedoelt ook uitge drukt te zien. De heer Tollens. Het staat reeds boven aan de verordening te lezen. De heer Goudsmit. Er staat: «De boter zal in geene andere vaten ten verkoopter markt of aan de waagmogen worden gebragt." Dus zal er bij art. 2 altijd moeten worden bijgevoegd «dat te Leyden vervaardigd wordt." De heer van der Hoeven. Als de opmerking van den heer Goudsmit gegrond isdan zullen wij ook in art. 3 moeten lezen«in de gemeente Leyden" en evenzoo in art. 4, in art. 6 en andere. De Voorzitter. Als het verlangen van den heer Goudsmit ondersteund wordt, zal ik het in omvraag brengen. De heer Goudsmit. In weerwil der bedenking van den heer van der Hoeven acht ik de invoeging der woorden «in Leyden" wensehelijk. De heer Hartevelt. Ik ondersteun het voorstel van den heer Goud smit. Men kan met het oog op art. 1 die bijvoeging in art. 2 niet missen al stond het ook honderd malen aan het hoofd dezer verordening. De heer Meerburg. Art. 1 zegt toch duidelijk: «of die elders volgens de daar bestaande wettelijke voorschriften zijn vervaardigd." Dit is genoeg zaam en het is dus onnoodig er ten aanzien van het ander vaatwerk weder bij te voegen de woorden te Leyden." De heer van der Hoeven. Als er zwarigheid bestaat om telkens te lezen«te Leyden dan zou men in art. 2 kunnen lezen«dat botervaatwerk" of «het in art. 1 bedoelde botervaatwerk." Dan ware er voldaan aan de be denking van den heer Goudsmit. De Voorzitter. Ik voor mij zou het voorzigtiger achten het nog eens te vermelden. De heer du Rieu. Hoe zou het dan moeten zijn De Voorzitter. Men kon lezen: «het botervaatwerk, in deze verorde ning bedoeld De heer Goudsmit. Men kon art. 2 aldus doen aanvangenTen aanzien van het botervaatwerk te Leyden vervaardigd gelden de volgende bepalingen." Dan ware het niet noodigde woorden te Leyden" telkens te herhalen. De Voorzitter. Ik zou dan in overweging geven die zinsnede tot eene eerste alinea van het artikel te maken. De heer Meerburg. Als het vaatwerk elders is vervaardigdkan het hier ter ijk worden gebragt en moet het voldoen aan het bepaalde wigt. Maar dat sluit men uit door de bepaling: «hier vervaardigd" De heer Goudsmit. Er kan zeer zeker vaatwerk toegelaten worden, dat elders vervaardigd is; maar wij maken bepalingen voor hetgeen hier ver vaardigd wordt. De heer van Outeren. Zou de zwarigheid niet kunnen weggenomen worden, als men het woord «Leydsche" er tusschen voegde en las: «het Leydsche botervaatwerk De heer Goudsmit. Dan bleef de moeijelijkheid bestaan omdat telkens die woorden moeten worden herhaald. De heer van Outeren. Ik zie dat bezwaar niet in, want men kon dan in art 3 lezen «dat botervaatwerk" enz. Dan slaat van zelf dat vaatwerk op hetgeen in art. 2 voorkomt. Ik meen te mogen opmerken dat de be denking van den heer Goudsmit mij al te subtiel voorkomt. De heer van der Hoeven. De zaak is dunkt mijtoch nog al duide lijk. Als wij hier spreken van het botervaatwerkdan bedoelen wij toch van zelf dat, hetwelk te Lpyden vervaardigd is, en de verordening kan toch niet inhouden: «het botervaatwerk, dat volgens deze verordening vervaar digd wordt, moet volgens deze verordening vervaardigd worden," 't geen eene zonderlinge tautologie zou zijn, Ik begrijp dus niet regt, wat de be doeling van den heer Goudsmit is. De heer Goudsmit. Ik wensch den aanhef van het artikel te lezen: «Ten aanzien van het botervaatwerkte Leyden vervaardigdgelden de volgende bepalingen." De heer Librecht Lezwyn. Het moet zijn: «vaatwerk, dat hier ter ijk wordt aangeboden"; anders zoude het uitsluitend in Leyden moeten vervaar digd worden. Waarom zou dit ook niet buiten de gemeente, bijv. onder Ley- derdorp, kunnen gemaakt zijn? De Voorzitter. Men kon anders lezen: «Ten aanzien van het boter vaatwerk, te Leyden ter ijk aangeboden, gelden de volgende bepalingen." Dan zou alle bezwaar weggenomen zijn. De heer Goudsmit. I)at zou in strijd zijn met art. 1; want dit zegt«of die elders volgens de daar bestaande wettelijke voorschriften zijn vervaardigd." De Voorzitter. Die worden hier niet geijkt. Onze ijkmeester zal niet ijken dan die vaten, welke volgens onze verordening zijn vervaardigd. Ik zal mijne medeleden in de Commissie vragen, of zij zich vereenigen met den volgenden aanhef van het artikelTen aanzien van het botervaatwerk alhier te ijken of te herijken, gelden de volgende bepalingen." Met deze bijvoeging wordt het artikel goedgekeurd met 16 tegen 5 stem men hebbende de heer Cock zich buiten stemming gehouden. Tegen: de heeren Goudsmit, Stoffels, Krantz, Wttewaall en Hartevelt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 3