De lieer Wttewaall. Weinige maanden geleden werd op de bcgrooting bet inkomen van den ambtenaar Henkes van ƒ600 op ƒ800 gebragt. Nu is het voorstel het te brengen op 1300. De heer Goudsmit acht dit cijfer nog laagik deel dat gevoelen niet. De heer Henkes ontvangt bovendien uit stads-kas voor zijne werkzaamheden bij de schutterij nog 360; dit geeft hem te zamen een inkomen van 1660. Ik acht dit inkomen niet gering voor iemand die slechts zeven jaren ambtenaar is, in vergelijking van anderen die reeds vijf-en-twintig jaren op de stads-secretarie werkzaam zijn. Het inkomen van den heer Kehl werd onlangs van ƒ750 op ƒ900 gebragt. Wordt het voorstel aangenomen, dan zal het op 1100 worden gebragt. Het gevolg is te berekenen, dat velen die bij de stad werkzaam zijn, om vermeerdering van inkomen zullen vragen. Om deze en nog door andere sprekers opgegeven redenen ben ik tegen de voordragt. De heer Librecht Lezwyn. Hetgeen nu is voorgesteldis een gevolg van hetgeen er vroeger is gebeurd, namelijk de benoeming van den gemeente ontvanger en van de nieuwe regeling. De heer Henkes zal stellig daardoor zijne werkzaamheden vermeerderd zien en de heer Gerike zal veel aan hem moeten overdragen, terwijl hij ook het voornemen heeft, om onder de twee door hem, volgens zijne instructieaan te wijzen personen den heer Henkes te begrijpen. De heer de Fremery. Ik ben er ook voor, die verhooging aan de beide ambtenaren toe te kennen. Mij dunkt dat daartoe thans alle aanleiding is want ofschoon slechts een ontvanger aan de gemeente verantwoordelijk is, moeten evenwel de beide afdeelingen van het kantoor blijven bestaan. Daarom zal aan twee beambten magtiging moeten gegeven worden om quitantiën af te geven, waardoor op hen meerdere verantwoordelijkheid rusten zal. Zij zul len dus als hoofdbeambten dienst doen, en waar het noodig is zelfstandig handelen moeten en verdienen als zoodanig eene hoogere bezoldiging. De vrees, dat ook deze tractements-vermeerdering aanleiding zal geven tot meer dergelijke aanzoekenkan ik niet deelenbij de regeling toch van de be zoldiging der ambtenaren ter secretarie heeft het bestuur en ook de Kaad daarop alle uitzigt doen wegvallen. Bovendien moge de toestandwaarop de heer Meerburg gewezen heeft, vroeger waarheid zijn geweest, thans, nu twee plaatsen onvervuld zijn gelaten, zal wel meerdere vereenvoudiging onmo gelijk zijn. De heer Meerburg. Ik heb gezegd niet te kunnen beoordeelen of de werkzaamheden aldaar zijn vermeerderdmaar na het overlijden van den boekhouder is aangemerkt dat deze in den laatsten tijd niet meer in staat was veel af te doen. De Voorzitter. Ik moet met een enkel woord de tijdigheid van het voorstel verdedigen. De indruk der discussie over de vereeniging van beide kantoren was bij mij geene andere dan dat de meerderheid de meening was toegedaan, dat, wanneer daardoor aan de ééne zijde meerdere werk zaamheden aan de twee ambtenaren werden opgelegddaaruit aan den anderen kant ook de noodzakelijkheid voortvloeide om hunne bezoldiging in verband daarmede te regelen. En nu meenden wij dusdat het ook in den geest der vergadering lag die regeling nu te doen plaats hebben. Wanneer eerst ter gelegenheid der begrooting eene verhooging werd voor gesteld en toegekenddan zoude dit als eene daad van bijzondere goedwil ligheid kunnen beschouwd worden. Maar als eene zaak geregeld wordt, waarvan eene vermeerdering van werkzaamheden en billijkerwijze verhooging van bezoldiging een dadelijk gevolg is, dan moet een en ander gelijktijdig plaats hebben. Wat voorts de overige ambtenaren betreft, er zou ten hunnen aanzien eerst kunnen sprake zijn van verhooging, wanneer ook in hunne werkzaamheden eene nieuwe regeling plaats vond. Maar dat is het geval nu vooralsnog niet. Wanneer zij zich met een verzoek om verhooging mogten aanmelden, kan men zonder onbillijkheid in de inwilliging zwarigheid maken. De heer Gevers. De regeling der werkzaamheden van deze ambtenaren staat niet ter beslissing van Burgemeester en Wethouders, maar van den Ontvanger, en deze is eerst heden morgen beëedigd en kan dus de werk zaamheden nog niet hebben geregeld. Daarom zou ik het van belang ach ten vooraf te wetenwelke werkzaamheden bepaald aan den eersten ambte naar zijn opgedragenten einde dan later te beoordeelenin hoever er termen tot verhooging bestaan. Maar om zijn tractement zoo in eens met f 500 te verhoogen, en alzoo binnen den tijd van eenige weken dat tractement met 120 pet. te vermeerderen, dat is een avanceraent, dat wat al te spoedig gaat. Het is wel gelukkig voor een ambtenaar zulk eene krachtige voorspraak te hebben; er zijn andere ambtenaren, die jaren lang dienst hebben en evenveel aanspraak op eene billijke verhooging zouden kunnen maken. Ik blijf bij hetgeen ik gezegd hebhet voorstel is ontijdig. De heer Hartevelt. Er is hier geen sprake of de tractementen van de stads-ambtenaren voldoende zijnin den tijd dien wij beleven. Was dit het aan de orde gestelde onderwerpik zoude gansch ar.ders sprekenmaar het geldt hier de verhooging van salaris van twee beambtendie thans onder één ontvanger dezelfde werkzaamheden zullen verrigten, die zij vroe ger ieder onder een ontvanger te vervullen hadden. Of heeft de beambte Henkes niet steeds het kantoor voor zijn oom, later zijn vader, waargeno men en heeft de heer Kehl thans iets anders of meer te doen dan na de verhooging van tractement, die hem pas voor dit loopende jaar is toe gestaan, zoo ik meen ƒ150? Hoe kan men toch zeggendat de werkzaamhe den voor die heeren zijn toegenomen? Waar is het bewijs? De heer Goudsmit. Ik heb twee opmerkingen. In de eerste plaats her inner ik den heer Harteveltdat eene der bepalingen van de tegenwoor dige instructie inhoudt, dat men tot 's avonds 7 uur op het kantoor moet zijn, terwijl men vroeger slechts tot 2 ure werkzaam was, en derhalve thans vijf uren meer. Maar bovendien is de aard der werkzaamheden ver anderd en de verantwoordelijkheid uitgebreid, zoodat een tractement van 1300 voor iemand, die in de fatsoenlijke klasse der maatschappij moet verkeerenen voor eene betrekking van vertrouwenwaarlijk niet buiten- sporig is te noemenhoe aanzienlijk ook de voorgestelde verhooging moge schijnen. De heer Hartevelt. Het zij mij geoorloofd den heer Goudsmit op te merkendat ik volstrekt niet vergeten ben, dat in de instructie van meerdere uren gesproken wordt. Maar in die instructie staat niet, dat de heeren Henkes en Kehl meerdere uren op het kantoor moeten zijneen enkel persoon in die tusschenuren is voldoende. Dit weet de geachte spreker ook zeer goeden dat dit alweder geen meerdere werkzaamheden geeft. Wil de heer Henkes zich voor het vak der accijnsen bekwamen, dit zal wel zijn eigen belang zijnmaar daarvoor behoeft de stad hem geen extra-toelage van ƒ500 te geven, en deri heer Kehl geen ƒ200, omdat die zich beter op de directe belastingen zal kunnen toeleggen. De voordragt, in hoofdelijke omvraag gebragt zijnde, wordt aangenomen met 18 tegen 5 stemmen. Tegen: de heeren Gevers, Hartevelt, Kneppelhout van Sterkenburevan Kaathoven en Wttewaall. VII. Ontwerp voor de inrigting eener avondschool bij het genoot schap Mathesis Scientiarum Genitrix om later, volgens de wet op het mid delbaar onderwijsvoor eene burgerschool in de plaats te tredenmet opgave der noodige veranderingen aan het lokaal. Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt: "Wij hebben de eer u de nadere voorstellen over te leggen, waarin door Bestuurders van het Genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix de wijze wordt aangegeven op welke zij hunne avondschool wenschen in te rigten bestemd om later voor de, bij de wet op het middelbaar onderwijs bedoel de, burgerschool in de plaats te treden. Naar ons toeschijnt voldoen zij in der daad aan de eischen der wet en mag er onzerzijds veilig in worden berust. Terwijl wij de vrijheid nemen u dit in overweging te geven, noodigen wij u tevens uit magtiging te wil len verleenen om aan het gebouw, door het Genootschap gebruikt, de ver anderingen aan te brengen, door de uitbreiding dier school gevorderd, waarvan de kosten door onzen architect op ƒ2000 zijn geraamd." De heer van der Hoeven. Wij hebben voor deze vergadering 13 on derwerpen te behandelendie meest alle aanleiding tot beraadslaging heb ben gegeven of zullen geven. Maar het heeft mij getroffen dat wij eerst Vrijdag de beschrijvingbriefjes hebben gekregen en alzoo slechts éénen dag (Zatur- dag) en een paar uren op Zondag tot onze beschikking hadden om de stukken ter leeskamer in te zien. Ik heb mij alle moeite gegeven om in dien korten tijd voldoende op de hoogte te komen en de stukken alle echter niet geheel kunnen lezen. Ik heb al meer klagten van andere leden ge hoord over den korten tijd, die hun ter beschikking staat om de stukken, die in behandeling komen, behoorlijk te onderzoeken. Wat nu deze zaak be treft, heeft mijne aandacht getrokken de bepaling van 10 voor het onder wijs, dat er genoten wordt. Voor die 10 krijgt men nog al veel onder wijs. Ik wenschte dus te weten of die som niet wat al te gering is. Overigens herhaal ik de vraag, of er geene mogelijkheid zou bestaan om de stukken vroeger ter inzage te doen nederleggen en ik hoop niet, dat mijne opmerking zonder eenig gevolg blijven zal. De heer van Kaathoven. Met veel genoegen heb ik de stukken gelezen en ik moet erkenneudat er heel wat aangeboden wordt voor weinig geld. Ik moet intusschen vragenof de Kaad behoorlijke waarborgen heeft voor de bekwaamheid der personendie aangesteld worden. Tot hiertoe geschiedde die benoeming door het bestuur van het Genootschap. Nu geloof ik, dat men toch stellig moet wetenof die personen voldoende waarborgen geven. Heeft het bestuur geen invloed op de benoeming, dan zou ik vreezen of men altijd hier menschen zal vinden, welke die bekwaamheden in zich ver eenigen. Eene andere bedenking is deze. Als de zaak tot stand komt, zal er eene verbouwing moeten plaats hebben Ik wilde, wanneer men daarmede voortgaat, aan de Commissie van Fabricage verzoeken het oog te slaan op de poort die toegang geeft tot het gymnasium. Boven die poort staat: Tuta est sub aegide Pallasdie spreuk dreigt onwaar te zijn, want het daarboven staande neigt ten val. De heer Hubrecht. Ik vereenig mij met de voordragt, doch wil op merken, dat de som van 2000, in het rapport genoemd, noodig is om de aangegeven veranderingen daar te stellen, maar dat, indien de school uitbreiding erlangt en wordt zoo als men wenscht, meerdere kosten noodig zullen wezendaar het gebouw oud is en voortdurend reparatie eischt. De heer Krantz. Ik ondersteun zeer het gevoelen van den heer van der Hoeven. Reeds meermalen heb ik den wensch te kennen gegeven, dat meerder tijd tot onderzoek zoude gegeven worden, vooral wanneer het be langrijke onderwerpen geldt. Het kan toch slechts zelden het geval zijn, dat de spoed der zaak dit verhindert. Eene zoo overijlde behandeling van zaken heeft, al is het niet in werkelijkheid het geval, ten minste den schijn van den Raad te willen verrassen. Dien schijn zelfs wensch ik te hebben weggenomendoor een langer tijdstip te laten voor de inzagé der stukken. De heer Meerburg. Ik hoor daar zeggendat de lokalen slechts gere staureerd worden voor die 2000 en wanneer er meer uitbreiding vereischt wordt niet meer te gebruiken zijn. Dan ben ik er tegen om op zulk eene wijs die f 2000 weg te gooijen. De heer de Moen. Ik ben het eens met den heer van der Hoevendat die som van 10 voor een jaar onderwijs wel wat min is te noemen, en ik zeg het den heer van Kaathoven na, dat er veel wordt aangeboden voor weinig geld; ik voeg er de vraag bij: wordt er niet zeer veel aan geboden voor te weinig geld? Ik zou wel willen weten, op welken grond slag die bepaling rust. De Voorzitter. Dat moet het bestuur van Mathesis beoordeelen. Aan het Genootschap is een subsidie toegezegd, maar de regeling van het school geld gaat ons niet aan. Daarenboven is voor eene avondschool de som niet zoo bijzonder gering, en den toegang tot deze ruim open te stellen is inderdaad van groot belang. De heer de Moen. Dat stem ik u toe, Mijnheer de Voorzitter; maar aan den anderen kant is het misschien te vreezen, dat het Genoot schap later te kennen gaf, dat het zijne uitgaven niet door de inkomsten dekken konen dus eene verhooging van subsidie aanvroeg. De Voorzitter. Dan zou daarop het antwoord passenverhoog uw schoolgeld. En wat overigens den waarborg van een goed personeel be treft, ik geloof, dat die waarborg wel te vinden is in de deugdelijkheid van het personeel, dat tot nog toe aan die inrigting gearbeid heeft. De heer van der Hoeven. Ik heb straks door den heer van Kaatho ven hooren zeggendat het opschrift boven de poort van het gymnasium wel zou kunnen invallen en op het hoofd van den onvoorzigtigen beschou wer zou kunnen nederkomen. Dat doet mij denken aan een ander opschrift,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 4