uitschrijven. Ik twijfel of wij daartoe kunnen overgaan, te meer daar Ley-
den geen groot getal eerste standen binnen bare maren heeft, en alzoo
burgerklasse en mindere standen het aanzienlijkste deel van eenen zoo hoogen
omslag zouden moeten betalen't geen tot vele bezwaren aanleiding zoude
geven.
De heer van Kaathoven. Als ons stilzwijgen mogt kunnen worden
aangemerkt als eene goedkeuring der wetsvoordragt, dan zou ik mij kun
nen vereenigen met die heerenwelke het wenschelijk oordeelden zieh tot
de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij adres te wendenen te verzoeken
dat het concept niet tot wet verheven worde. Ik geloof ookdat de toe
passing dier voordragt tot groote moeijelijkheden aanleiding zal geven;
want, gelijk de heer Stoffels heeft aangemerkt, zouden nu voortaan ook de
mindere standen moeten worden getroffen, hetgeen noodwendig tot vele
non-valeurs zou leiden. Maar wat mij vooral in het wets-ontwerp gestuit
heeft, is de misleiding, die er in opgesloten ligt. De leus, waaronder het
wenschelijke der afschaffing van de accijnsen aan het volk verkondigd wordt,
is dat de mindere klassen zouden worden verligt om die lasten over te bren
gen op de meergegoeden. Dat klinkt zeker zeer fraai en belangloos, vooral
in den mond van de meergegoedenmaar ik heb eene tabel gezienop
gemaakt door deskundigenen daaruit is mij geblekendat de ver
meerdering der belesting slechts voor een derde meer zou drukken op de
gegoedenen dat de tot hiertoe van de personele belasting vrijgestelden
met de helft of twee derden zouden worden verhoogd. Dit nu acht ik eene
misleiding te zijn en heb ik tegen de concept-wet.
De heer Goudsmit. Wat mij betreft, zoo zou ik er voor zijn om
lijdelijk te blijven, daar ik mij vereenigen kan met het voorstel der Rege
ring. Maar in elk geval acht ik het van belang, uit het oogpunt onzer
stedelijke financiën, dat de Commissie van Financiën ons zoo naauwkeurig
mogelijk voorlichte omtrent de vermoedelijke gevolgen, die uit de toepassing
der wetsvoordragt voor deze stad zullen voortvloeijen.
De Voorzitter. Ik zal de vrijheid nemen, vóór ik het voorstel in om
vraag breng, een oogenblik de aandacht der vergadering op eene omstan
digheid te vestigen. Als wij namelijk besluiten de zaak te stellen in han
den der Commissie van Financiën, dan kunnen wij van de verdere rond-
vrage thans afzien als noodeloostenzij de Commissie vooraf wilde weten
welke gevoelens de verschillende leden zijn toegedaan. Als ik dus alleen
dit punt, de verzending aan de Commissie, in rondvraag breng, en daartoe
wordt beslotendan zal ik haar uitnoodigen ons zoo spoedig mogelijk hare
denkbeelden over de zaak te willen kenbaar maken, en kunnen wij het
hierbij voor het oogenblik laten. Ik breng dus allereerst in rondvraag, of
de zaak ter overweging zal worden gesteld in handen der Commissie van
Financiën.
De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Als die verzending aan de
Commissie niet ten gevolge heeftdat men de zaak te lang aanhoudt
en het te laat zal zijn een adres aan de Tweede Kamer tegen de concept-
wet in te dienenben ik er ook voor.
De heer Scheltema. Het is nu toch alleen de vraag, of de zaak zal
worden onderzocht door de Commissie van Financiën Dan kan ik mij
daarmede wel vereenigen. Maar ik deel het verlangen van den heer Knep
pelhout dat dit met spoed geschiedeopdat het niet te laat worde voor
de indiening van een adres.
De heer Meerburg. Ik ben ook voor die verzending; maar ik hoop,
dat dat onderzoek dan zoo spoedig mogelijk zal plaats hebben.
De heer Librecet Lezwijn. Ik ben er ook voor. Ik heb mij in de
laatste dagen weinig met zulke zaken kunnen bemoeijen; maar heb toch
nog eens onderzochtwat de uitkomst voor deze gemeente zoude zijn,
wanneer de voorgedragen wet op de personele belasting werd aangenomen,
omdat die met de gemeente-wet in naauw verband staat. Ik heb hier eene
vergelijkende tabel van 10 aangeslagen personen, die een al zeer ongunstig
resultaat oplevert. Als de debatten daarover nu openstonden, zou ik dat resul
taat kunnen mededeelen. Ik zal dit thans echter niet doen, ofschoon de
kennisneming dier uitkomsten hoogst belangrijk is, maar ik zal ze aan
de Commissie van Financiën suppediteren.
Het voorstel, om de voordragt te doen onderzoeken door de Commissie
van Financiën, ten einde daarop te dienen van berigt, in hoofdelijke om-
vrage gebragt zijnde, wordt aangenomen met 21 tegen 2 stemmen.
Tegen: de heeren Cock en ten Sande.
VI. Voordragt omtrent de bezoldiging van twee ambtenaren ten kan
tore van den gemeente ontvanger.
Die voordragt bevat het volgende:
"De acte van borgtogt voor den gemeente ontvanger is thans verleden en
wij vleijen ons dat alle formaliteiten, die uit deze acte voortvloeijen, weldra
zullen zijn nagekomen, zoodat op den 29slen dezer maand de nieuw benoemde
zal kunnen beëdigd worden. Deze, dan aan het hoofd geplaatst van het
vroegere kantoor van den gemeente ontvanger en dat der plaatselijke accijn
sen, zal zich voortaan noch afzonderlijk met het een noch bijzonder met
het ander kunnen inlaten, maar terwijl zijne bemoeijingen zieh over beiden
zullen uitstrekken, zal van elk in het bijzonder eene zwaardere last druk
ken op de ambtenarendie elk met de leiding van een dezer onderdeelen
van het nieuwe kantoor van den gemeente-ontvanger zijn belast: de beamb
ten H. Henkes en J. Kehl. In verhouding daarvan is het thans noodig
hunne jaarwedden voor het vervolg te regelen, en daarbij in aanmerking
nemende de naauwgezette zorgwaarmede de eerste steeds bij dat kantoor
is werkzaam geweest en hetgeen, zoo immer, bij de vereeniging der beide
kantoren op hoogen prijs moet worden gesteld, vinden wij volle vrijheid u
voor te dragen, die jaarwedden, aanvangende met den lslC11 Maart a. s.te
bepalen als volgt: H. Henkes, dertienhonderd gulden, J. Kehl, elfhonderd
gulden."
De Commissie van Financiën heeft tegen deze voordragt geene bedenkingen
en raadt dienovereenkomstig te besluiten.
De heer Gevers. Ik heb reeds vroeger voorgesteld den toestand der
ambtenaren in het algemeen te verbeteren. Maar ik zou dan ook, in af
wachting eener algemeene regeling, deze voordragt willen uitstellen. Als
wij nu overgaan tot verhooging van tractement van die twee ambtenaren
dan is het te verwachten, dat wij spoedig met requesten van gelijke strek
king van de overige ambtenaren zullen worden overvallen. Willen wij dus
niet onbillijk zijn, dan is het raadzamer met deze verhooging te wachten
tot nadere gelegenheid.
De heer Hartevelt. Ook ik kan mij met de voordragt niet vereenigen.
Bij de begrooting voor 1863 was er eene verhooging van f 200 voorgedra
gen voor den beambte Henkesomdat het innen der schoolgelden zoo veel
meerdere werkzaamheden gaf. Ik heb destijds die verhooging bestreden,
omdat niet de beambte Henkes daarmede belast werd, maar wel de ontvan
ger, die f 3000 tractement genoot; de verhooging van f 200 werd niet
toegestaan. Bij de begrooting voor 1864 werd weder dezelfde verhooging
van f 200 voor den heer Henkes voorgedragen en in de memorie van toe
lichting dezelfde motieven; toen zweeg ik, om den schijn van personaliteit
te vermijden, en de verhooging van f 200 voor 1864 werd toegestaan.
De beambte Henkes zal dus voor 1864 f 800 in plaats van f 600 genie
tennu komt men tusschentijds nog eene verhooging van 500 voor dien
heer en eene van f 200 voor den heer Kehl voordragenomdat de beide
ontvangsten zijn vereenigd, en omdat, zoo zegt men, de werkzaamheden
van die heeren worden vermeerderd. Ik verklaar ronduit de vermeerdering
van werkzaamheden voor die heeren niet te zienook zou dit eerst later
moeten blijken, en kan van verhooging van tractement m. i. eerst dan
sprake zijn, wanneer die heeren eerst eenigen tijd onder den nieuw benoem
den ontvanger in functie zijn geweest; bij de begrooting voor 1865 konde
men misschien iets dergelijks behoorlijk gemotiveerd voordragen. Ik had
mij uit de vereeniging der beide kantoren van ontvangst eene beduidende
bezuiniging voorgesteld, maar waarlijk, mijne heeren! op de nu voorgestelde
wijze wordt het geene bezuiniging.
De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik had niet verwacht,
dat men zoo spoedig reeds tot eene verhooging zou zijn overgegaan. Bij
de vereeniging der kantoren van de plaatselijke accijnsen en van den
gemeente-ontvanger is er ook van bezuinigiug gesproken. Door den
heer Krantz werd o. a gezegd: »en zullen daaruit ook financiële voor-
deelen ontstaanzoo niet dadelijk, dan toch in de toekomst"door den heer
Hartevelt, "dat daardoor bezuiniging en vereenvoudiging zal worden ver
kregen;" even zoo ook door den heer Wttewaall, en de heer de Moen
zeide: "en wat bezuiniging betreft, het is mogelijk dat die niet terstond zal
worden verkregenmaar als de ontvanger benoemd zal zijndan zal die
bezuiniging grootendeels afhangen van de regeling, die omtrent het alge
meen kantoor door Burgemeester en Wethouders zal worden voorgesteld."
Ik moet zeggen, dat ik mij nooit veel van die bezuiniging heb voorge
steld; maar ik had niet verwacht, dat reeds zoo spoedig aan mijne gedachte
gevolg zoude zijn gegeven. Ik ben tegen de voordragt.
De heer Stoffels. De toestand dezer beide ambtenaren is van eenen
anderen aard dan die van de overige. Het is juist door de vereeniging
van de beide kantorendat hunne werkzaamheden zeer zijn vermeerderd en
hun veel moet worden toevertrouwd. Wat het punt der bezuiniging betreft,
zal er altijd 500 en bloc worden bezuinigd, behalve de bezuiniging, reeds
behaald door het overlijden van een ambtenaar.
De heer van Kaathoven. Ik twijfel er niet aan, of aan deze beide
ambtenaren zijn belangrijke werkzaamheden opgedragen. In ieder geval ech
ter geldt het hier eene verhooging van tractement en nu wil ik vragen,
waarom dat hooger gesteld is dan van de andere ambtenaren ter secretarie,
die langeren diensttijd hebben. Alleen dan wanneer de toezegging gedaan
wordt, dat ook hun tractement zal verhoogd worden, zal ik voor de voor
dragt stemmen.
De heer Goudsmit. Ik ben voor de voordragtomdat de werkzaamheden
van den heer Henkes wel degelijk zullen toenemen, nadat de inning der
accijnsen zal zijn overgebragt bij het kantoor van den gemeente-ontvanger.
Bezuiniging zal er altoos zijn. Vroeger immers genoot de heer Henkes een
tractement van f 3000 en de heer Gerike een van f 1500. Worden nu de
tractementen volgens het voorstel met f 700 verhoogd, dan wordt toch in
elk geval bespaardterwijl er bovendien eene betere en eenvoudigere controle
zal aanwezig zijn.
De heer IIubrecht. Overtuigd dat de werkzaamheden van de twee be
ambten na de nieuwe regeling zijn vermeerderd, zal ik voor de verhooging
van hunne tractementen stemmen.
De heer Scheltema. Ook ik geloof, dat bij eene getrouwe en naauw
gezette waarneming van de werkzaamhedenaan de betrekking van den heer
Henkes verbonden, een tractement van f 1300 niet te hoog is.
De heer Tichler. Ook ik kan mij wel met de voordragt vereenigen,
daar de vereeniging van de twee kantoren de werkzaamheden dier beide
ambtenaren belangrijk heeft doen vermeerderen.
De heer Le Poole. Ik vind het wel wat spoedig reeds in het begin vau
het jaar 1864 eene dergelijke voordragt te doen. Maar als ik naga den omvang
der werkzaamhedendie den heer Henkes zijn opgelegddan kan ik wel
met de voordragt instemmen. Ik zie niet in, dat de Raad altijd zoo ge
bonden behoeft te zijn door een dergelijk besluit tot verhooging ook ten
aanzien der overige ambtenarenin ieder gegeven geval zal men altijd
kunnen onderzoeken of eene verhooging in verband staat met de verrigt
wordende werkzaamheden.
De heer Krantz. Ik vereenig mij met de voordragt. Zij is een natuur
lijk gevolg van de regeling der beide kantorenen nu er slechts één ont
vanger is, is het noodzakelijk bij iedere afdeeling een hoofdambtenaar te
hebben. Wat de heer Kneppelhout ook moge hebben aangevoerd tegen het
geen ik in der tijd heb in het midden gebragt, mijne voorspelling is toch
werkelijk uitgekomen en er zijn, niettegenstaande die verhooging, door dc
vereeniging der kantoren f 800 uitgewonnen. Ik durf andermaal voorspel
len, dat die regeling in het vervolg nog meer voordeelen zal afwerpen.
De heer Meerburg. Ik ben in der tijd tegen de vereeniging geweest en
geloofde ook niet dat de bezuiniging zoo aanzienlij k zoude zijndaar de werk
zaamheden op het kantoor van den hoofdontvanger aanzienlijk vermeerderd
zijn door de inning der schoolgelden. Ik ben dus voor de verhooging.
Wat het kantoor van de accijnsen betreft, ik kan daar minder over oordee-
lenmaar ik moet herinnerendat ik hier heb hooren zeggen dat men daar
elkander in den weg loopt.
De heer Cock. Ik zal geene redenen aanvoeren, maar eenvoudig zeg
gen dat ik mij volkomen met de voordragt kan vereenigen.