fabriekanten aanhaalde, waarom wordt zij dan juist verlangd door hen, die
wij belemmeren zouden en die alzoo zelve wenschen belemmerd te worden?
Het is niet denkbaar, dat zij zouden vragen om hen aan die belemmering
bloot te stellen, zonder nut. Nu strijd ik niet tegen de theorie, maar
wijs slechts op dit ééne feit, ontleend aan de praktijk. Ik verklaar mij
volstrekt niet tegen theorie, maar tegen eene eens opgevatte meening, die
men met geweld wil vasthouden, en die wel eene opinio praeoccupata schijnt
te zijn. Ik ben een vriend van empirie, maar geloof vast dat ware theo
rie en ervaring één moeten zijn.
De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders, in hoof
delijke omvrage gebragt zijnde, wordt met 17 tegen 6 stemmen aangenomen.
Tegen hebben gestemd de heeren: du Rieu, Hartevelt, Krantz, Goud
smit, Wttewaall en Driessen.
VI. Adres van P. F. de Bordes c. s., tot het des nachts geopend houden
van de Morschpoort.
Burgemeester en Wethouders verklaren in hun rapport, dat de meerderheid
van hun collegie het wenschelijk acht vooralsnog met het openhouden
dezer poort te wachten; maar doen daarbij opmerken, dat, mogt het be
sluit der vergadering in een anderen zin uitvallendaaraan tevens de be
noeming van twee adsistent-commiezen portiers zal moeten worden verbonden.
De heer van Outeren. Ik geloof, dat het gedaan verzoek op de bil
lijkheid steunt. Ik kan mij zeer goed voorstellen, dat het voor de bewoners
aldaar een groot en belangrijk ongerief is, de Morschpoort des nachts geslo
ten te houden; de stad dient zich tot wegneming daarvan wel eene opof
fering te getroosten. Eene opoffering van 50Ü is evenwel voor eene zaak
als deze wel wat belangrijk; maar ik zou willen vragen, of hetgeen de heer
controleur heeft aangegeven, namelijk dat het toezigt op de belasting aan
éénen beambte werd toevertrouwdniet zou kunnen worden aangenomen.
Misschien was er een nog eenvoudiger middel door langs die poort den in
voer van aan belasting onderworpen voorwerpen te blijven beletten, doch
door een eigenlijk gezegd portier, die in een der vertrekken van de
Morschpoort kon vernachtentelken male haar te doen ontsluitenwanneer
iemand zich tot den doorgang aanmeldde; daarvoor kon misschien een be
paald persoon worden aangewezen tegen eene geringe bezoldiging. Hoe het
zij, ik geloof wel, dat het verzoek voor eene gunstige beschikking vatbaar is.
De heer Le Poole. Het was ook mijn denkbeeld, dat deze poort des
nachts zou worden geopend, maar dan even als vroeger ook gebeurde, dat
men namelijk schelde en er dan opengedaan werd. Er kon tot dat einde
iemand in de poort slapendie dan opgescheld werden daarvoor is zulk
eene groote som niet noodig. Ik ben dus voor het voorstel. De vele
huisgezinnen, die buiten wonen, komen toch hier ter stede om te voorzien
in allerlei behoeften zoowel van levensmiddelenkleeding als andérzins
en zulks is dan toch in het belang van de burgerij alhier.
De heer Tichler. Ik zou ook zeer voor eene gunstige beschikking ge
stemd zijn. Mij dunkt, dat de billijkheid dat medebrengt.
De heer du Rieu. Ik zou er voor zijnhet verzoek van de hand te
wijzen. Men zou anders veel kosten maken ten gerieve van enkele perso
nen, die buiten de stad wonen.
De heer Hartevelt. Zoolang Leyden niet in staat van beleg is ver
klaard, ben ik voor het openstellen en openlaten van alle poorten, en het
geven van gelijke regten.
De heer van der Hoeven. Ik zou niet gaarne voor het toestaan van
het verzoek willen stemmen. Men heeft de accijnsen voor deze gemeente
in het belastingstelsel behouden en men zou nu de middelen aan de hand
geven om ze te kunnen ontduiken. Ik heb het voorstel gehoord om bij
de poort geen commies aan te stellen, maar er slechts een persoon 's nachts
te laten slapen. En wanneer nu die mandie men in de poort wil laten
slapen, eens niet wakker werd, als het eens iemand was, die toevallig een
vasten slaap had, dan zouden de belanghebbenden nog al lang kunnen
wachten voor dat zij geholpen werden. Ik vrees, dat zij weinig gebaat
zouden worden. Ik zal daarom mijne stem uitbrengen om het verzoek af
te wijzen. Er zijn poorten, die veel verder van elkander verwijderd zijn
dan de Rhijnsburgsche poort van deze, zoodat de geringe omweg, dien
men te maken heeft om tot de Rhijnsburgsche poort te komen, wel niet
veel beteekent.
De heer Scheltema. Ik vrees, dat, wanneer dit verzoek wordt ingewilligd
men er toe zal moeten komen om ook de Heerenpoort, de eenige die dan
nog 's nachts gesloten is, open te laten. Ik zie uit het rapport van Burge
meester en Wethouders, dat aan elke poort daarvoor eene jaarlijksche uitgave
van 500 is verbonden. Dit levert voor mij een te groot bezwaar op.
De heer Hoog. Ik geloof, dat het verzoek der adressanten allezins billijk
is. Ik zie niet in dat de inwilliging van het verzoek zoo groote kosten be
hoeft te vorderen als in het rapport van Burgemeester en Wethouders wordt
gezegd. Ik meen toch, dat men wel met één persoon zou kunnen volstaan,
wat ook zou zijn in overeenstemming met hetgeen door een ander lid is aan
gegeven en hetgeen ook de overtuiging is van den hoofdcommies en den con
troleur. Dit is evenwel eene zaak posterioris curae en welke voor latere re
geling vatbaar is, naarmate Burgemeester en Wethouders daaromtrent na
der zullen voorstellen. Thans is alleen de hoofdzaak te beslissen of de Morsch
poort des nachts zal open zijn. Ik zal hiervoor stemmen.
De heer Stoffels. Ik geloof niet, dat het belang van die weinige perso
nen van gewigt genoeg is om in hun verzoek te treden. Zij brengen aan
de stad geene belastingen open de kleine uitgavendie zij hier doenzijn
niet van dat belang om daarvoor zulke groote kosten te maken. Eén amb
tenaar zou toch niet genoeg zijn, wil men eene voldoende surveillance be
houden. Een man, die slaapt, is geen geschikt beambte. Maar in alle ge
val in den tijd dat de menschen zouden wachtenom te worden doorgela
ten kunnen zij tweemaal omloopenen dan helpt de maatregel toch niet.
De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik geloof, dat het onbillijk
zou zijn de poort langer gesloten te houden, en ik ben er dus zeer voor
het verzoek toe te staan.
De heer Tollens. Ik zou het daarentegen hoogst onbillijk vinden om
ten gevalle van enkele personendie daarenboven niet tot deze gemeente
behooren, de stedelijke kas met zulke belangrijke uitgaven te bezwaren.
1864
De heer Hubrecht. Ik behoor, mijnheer de Voorzitter, gelijk u is be
kend tot de minderheid waarvan in het rapport melding wordt gemaakt.
Naar mijn oordeel is het verzoek der adressanten, waarvan verreweg het
meerendeel ingezetenen zijn, allezins billijk. Het is, dunkt mij, in strijd
met den geest van onzen tijd, om poorten gesloten te houden, en eenvou
dig te zeggenwilt ge de stad aan die zijde uit of inwelnu ge kunt den
singel omwandelen. Nu weet ik wel, dat die poort lang, ja zeer lang reeds
is gesloten geweest, maar dat neemt de onbillijkheid daarvan toch niet
weg, en ook moet in het oog worden gehouden, dat vooral in den laatsten
tijd de omstandigheden veel zijn veranderd. De weg, vroeger slecht, is nu
aanmerkelijk verbeterd en de streek even buiten de poort meer bewoond.
Nu is het bezwaar om de poort te openen alleen gelegen in de kosten,
en dan meen ik, dat, waar de stad de vruchten van de accijnsen heeft, zij
ook de kostendaaruit voortvloeijendemoet dragen. Volgens het rapport
van Burgemeester en Wethouders zouden twee ambtenaren moeten worden
aangesteld; de controleur echter meent in zijn rapport, dat een voldoende
zoude wezenen ik zoude ook betwijfelen of twee ambtenaren wel noodig
zouden zijn. Volgens het rapport is de poort des zomers van 4 uur 's mor
gens tot 10 uur 's avonds geopend, en wordt dan bezet door één beambte,
dat is gedurende 18 uur, en dan vraag ik of, indien die poort nu ook nog
van 10 uur 's avonds tot 4 uur 's morgens moet geopend zijn, dat is
gedurende 6 uur langerhiervoor dan twee ambtenaren zouden noodig
wezenen niet evenzeer die 6 uur langer één ambtenaar zoude kunnen
surveilleren. Ik zal voor het verzoek der adressanten stemmen.
De heer de Fremerv. Gelijk verzoek is reeds meermalen gedaan en
toen is aan de adressanten te kennen gegevendat voor het vervolg de
poort geopend zoude zijn van 4 uur 's morgens tot 10 uur 's avonds. Men
heeft zich daarmede jaren lang tevreden gesteld; nu komt men wederom
op de zaak terug. Ik geloof dat daarvoor bijzondere redenen bestaandie
ik hier niet kan mededeelenen welke dus ook naar mijn oordeel niet in
aanmerking zullen genomen worden. Het betoog, dat de toegang voor en
tot de bewoners van den Morsch zoo merkelijk door het afsluiten der poort
gedurende korte uren van den nacht wordt belemmerdkan door mij
niet worden toegegeven, bij de gelegenheid, die bestaat, om langs een zeer
korten singel eene andere poort door te gaan. Althans acht ik de kosten
die naar mijne meening zullen moeten gemaakt wordenvoor eene goede
surveillance buiten alle verhouding tot het gerief dat zal worden aangebragt.
De meening toch van den controleur, dat de bewaking van die poort wel
aan een enkel ambtenaar ook bij den nachtkan worden toevertrouwdkan
ik in geen opzigt deelen. Tot nu toe is, en zoo ik meen teregt, aan den
regel vastgehouden om kantoren van toezigt en surveillance nimmer door
minder dan 2 ambtenaren te doen bezettengaat men daarvan afwat re
den bestaat er dan om ook aan de overige poorten dit systeem niet toe
te passen. Doch ik vraag: mogen voor een betrekkelijk gering voordeel de
belangen onzer gemeente op deze wijze in de waagschaal worden gesteld. Ik
geloof het niet en zou althans voor mij zeiven geene vrijheid vinden daartoe
mijne stem te leenen.
De heer Goudsmit. Ik ben er zeer voor, het verzoek toe te staan.
Het aantal belanghebbenden moge gering zijn, dat is de vraag niet.
Het is alleen de vraag, of het verzoek billijk is en ik aarzel niet toestem
mend te antwoorden. Men zegt, dat de adressanten slechts een kleinen
omweg behoeven te maken en niet volstrekt noodig hebben de Morschpoort
door te komen; maar het maken van een omweg is reeds op zich zelf een
nadeel. Ik moet daarbij opmerkendat men door het doen maken
van dien omweg alles behalve de zedelijkheid bevordert. Immers is het al
gemeen bekend, welke huizen langs dien anderen weg gevestigd zijn, kroe
gen en tapperijen en wat van dien aard meer zij. Het aangegeven middel
zal dus alleen geschikt zijn om nog wat meer débauche op te wekken.
Maar in elk geval is het sluiten van poorten in strijd met den geest van den
gemeente-wetgeverwiens eerste zorg was het zoogenaamde poortgeld af te
schaffen, terwijl men hier de poort geheel gesloten houdt. Ja, zegt men, het
geopend houden zou de stad veel geld kosten. Maar vooreerst zijn die
kosten niet veel beteekenend; één beambte aan de poort zou welligt vol
doende zijn. Bovendien moet men deze kosten er voor over hebben, zoo
lang er nog geld genoeg is om zwanen te voeden. Maar eindelijk is het
toch een inderdaad vreemd verbod, te zeggen: »gij moogt de poort niet
binnen zoo lang gij mij niet den versehuldigden accijns betaalt; maar aange
zien de kosten van surveillance mij te duur zijn, zult gij, al wilt gij ook
betalen, de poort in het geheel niet binnen." Waartoe leidt dit stelsel?
Waartoe anders dan daartoe datindien ten gevolge van latere wetten of
verordeningen het quantum der stedelijke accijnsen zal verminderenmen
wederom eene tweede en derde poort zal sluitentot dat eindelijk de toegang
der stad langs verschillende zijden ons geheel zal zijn versperd. Neen, het
is niet de vraag, of ééne poort meer of minder opbrengt, maar of de stede
lijke accijnsen in het algemeen de perceptie-kosten kunnen dragen.
De heer de Moen. Er is zeker veel aardigs (minder gewigtigs) in het
aangevoerde door den heer Goudsmit; maar dat neemt niet weg, dat, naar
mijn begrip, het financieel belang der gemeente niet medebrengt het ver
zoek toe te staan. Ik voor mij heb de innerlijke overtuiging, dat mijn
pligt mij roept deze schade voor de gemeente kas af te weren. Hoe menig
maal gebeurt het, dat wij verzoeken van slechts eenige guldens moeten af
wijzen op grond dat geene privilegiën aan iemand in zake van belastingen
mogen worden verleend, en nu zouden wij zooveel toestaan om enkelen,
niet allen ingezetenengenoegen te doen. Burgemeester en Wethouders heb
ben teregt geoordeeld, dat er ten bedoelden einde twee beambten zouden
noodig zijnen zij stellen daarvoor eene uitgave van ƒ500 voor. Maar dat
wordt ƒ600 en meer, met de kosten van vuur en licht. Ik acht het denk
beeld van den controleur, om één beambte aan te stellen, niet toepasselijk.
Om dit aannemelijk te maken zegt hij in zijn rapport, dat eene militaire ka
zerne of policiewacht digt bij de poort isen men des noods dan daar bij
stand kan vragen; doch behalve dat inlusschen hijtegen wien men bijstand
ging vragen, gevloden was, betwijfel ik het zeer of men zich met. die dienst-
betooningen zou inlaten. Ik zal stemmen tegen het verzoek, als in strijd
met de belangen der gemeente.
De heer Librecht Lezwyn. Ik vereenig mij geheel met het aangevoerde
door de heeren Stoffels en de Moen.
Het verzoekin hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt toegestaan met
12 tegen 11 stemmen.