S. ara, z°lz -r; 'zm trs •°°rH r.rr1tós.S*3S--Ss ffSrdtx wi» a - De heer de Moen. De heer Hartevelt heelt mij zeker niet goed ver staan. Ik heb namelijk gezegd: heeft men nu reeds vrees voor smokkel handel, dan moet er ook meer surveillance plaats hebben. Maar ik voor mij koester die vrees niet. De heer Hartevelt. Mijn antwoord was niet op het door den heer de Moen gesprokene, maar op dat van onzen Wethouder van Financien. De heer de Fremery. Ik heb gezegd, dat het voorstel hoofdzakelijk (,edaan en gegrond is op de ontvangene aanschrijving, waarbij ook het vermoeden wordt geuit dat door de verhoogde accijns de opbrengst zoude kunnen verminderen. Blijkt echter bij de uitkomst dat deze onderstelling onjuist is, wij zullen dan dadelijk tot eene lagere heffing kunnen overgaan. De heer de Moen. Naar ik bemerk, heb ook ik verkeerd verstaan. Ik dacht dat de heer Hartevelt gezegd hadVoorzitter der Commissie van Financiën terwijl hij gesproken heeft van den Wethouder van Financien. Ik trek dus mijne woorden van zoo even in, namelijk als zoodanig. De voordragt wordt hierop in hoofdelijke omvrage gebragt en aangeno men met 22 stemmen tegen 1 stem, die van den heer Hartevelt. III. Voordragt tot het geven van uitbreiding aan de gaspijpen in de gemeente. Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt: «Burgemeester en Wethouders hebben de eer u bij deze over te leggen eene voordragt van Commissarissen der stedelijke gasfabriek tot uitbreiding van het pijpennet dezer fabriek, waarmede zij zich voorstellen dat aan alle klagten omtrent de ongenoegzaamheid van licht wordt voldaan. Zij bei kenen dat dc daartoe vereischte kosten zullen bedragen eene som van 14000, te vinden uit het reservefonds, en wij nemen alzoo de vrijheid u voor te dragen daartoe te besluiten, terwijl later, wanneer het gebleken zal zijn welke som aan inschrijvingen op het grootboek moet worden ver- kocht, de vereischte voordragt zal plaats hebbenom daarop de goedke ring onzer Gedeputeerde Staten te vragen." De Commissie van Financiën vereenigt zich met de conclusie van dit rapport. De heer Hartevelt. Ik wenschte te'vragen, of bij het leggen van die pijpen ook is opgenomen het gesticht het Minnehuis. De Voorzitter. Ik geloof niet bepaald de gestichten, maar meer een gedeelte van de stad; en dan geldt het zeer zeker dat gedeelte van de stad, waar het Minnehuis is gelegen. De heer Hartevelt. Mijne bedoeling is natuurlijk of die pijpen ook langs het Minnehuis worden gelegd; ik hoor zulks met genoegen bevesti gend beantwoorden. De heer Krantz. Ik zal mij niet tegen het voorstel verklaren, maar had wel gewenscht, dat het vroeger ware ingediend. De vorige raadsverga dering is het ingekomen en in handen gesteld van Burgemeester en Wet houders die in hun rapport wel het financiële gedeeltemaar niet het tech nische behandelen. Het is mij bekend dat elders in uitgestrekte steden, op eenigen afstamt van de gasfabriekgashouders geplaatst zijn om in den aanvoer van gas te voorzien. Deze of andere wijzigingen hadden kunnen aaime«even en beoordeeld worden, wanneer de wijze van uitvoering ware bekend geweest; niet alleen de leden van den Baad, maar ook bevoegden onder de ingezetenen hadden de zaak kunnen overwegen. Ten einde geen oponthoud te veroorzaken, zal ik thans geen voorstel tot verdaging doen, maar niettemin de Commissie aanbevelen om in het vervolg bij dergelijke belangrijke werken meer gelegenheid tot onderzoek te geven. De heer Hubrecht. Commissarissen der gasfabriek meenden dat deze aangelegenheid genoeg bekend was, door de klagten die nu en dan zijn ino-ekomen. Deze klagten betroffen meerendeels de verlichting m het oos telijk gedeelte der stad; door het nu voorgestelde wordt daarin op eene afdoende wijze voorzien. De heer Driessen. Ik wenschte alleen te vragen, of nu de oude pijpen zullen opgenomen worden. Of komen de nieuwe naast de oude te liggen De heer Huisrecht. Het voornemen bestaat om de oude pijpen te laten ligoen, en de nieuwe, in het voorstel genoemd, daarnevens teplaatsen. Bi.f Commissarissen is naauwgezet overwogen of het leggen van eene pijp, dan wel het nu voorgestelde; doch wij meenden, dat het laatste de voor keur verdiende, daar de bestaande pijpen nu evenzeer dienst bleven doen, en van de nieuw te leggen pijp eerst daar gebruik zoude worden gemaakt, waar de behoefte zich steeds het meeste had doen gevoelen. De voordragt wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. IV. Concept-adres aan den Koning tot ondersteuning van de aan vrage om concessie voor een spoorweg van Utrecht over Alphen naar 's Gravenhage en Scheveningenmet een zijtak van Soeterwoude naar Leyden. De heer Driessen. Mij is ter hand gesteld een brief van den heer Oudshoorn, gerigt aan een ingezeten dezer stad. Hij zegt daarin het volgen e: «Het spijt mij, dat het adres van adhaesie slechts in voorwaardelijken geest zal worden gesteld en zekere beperking bevatten, die welhgt nadeelig zal werken. Wil men mijn ontwerp een adres van adhaesie schenken, men doe nel onbedingden ik vertrouw, dat de Leydsche Gemeenteraad dit gerust kan doen, aangezien de beide bedenkingen, daartegen ingebragt, zoo luttel zijn, dat ze niet in aanmerking kunnen komen bij de voordeelen, m mijn plan gelIkevoeldat om deze onbeperkte adhaesie te verkrijgenhet noodig is, dat ik eene memorie indien, over de voordeelen der lijn Leyden-boe- termeer-Utrecht boven de lijnen Leyden-Woerden en Woerden-Utrechtdoch hiertoe heb ik 4 a 5 dagen noodig, waarom ik dus zou wenschendat nog geen adres worde vastgesteld. -i -i Wanneer de Gemeenteraad mij derhalve dien tijd toelaat, wil ik mijne memorie binnen 5 dagen indienen en twijfel ik niet of mijne inlichtingen zouden den Gemeenteraad van Leyden nog gunstiger stemmen en uitzigten vormen voor den bloei uwer stad." Naar aanleiding van dien brief wenschte ikOudT- Z M den Koning thans niet in behandeling te -Rond in te torn inmiddels gelegenheid te geven zijne memorie aan den Eaad in Tv—— Ik -el eerlijk .erkl.r.n, d.t ik niet «eet, «et de gen dat de die» l p „otdt (k ,OOIS,„ome« aanleg het uitzigt vervici, g h»im<mik raa« worden toegestaan. SETVE£?VinTd tleMhoer" Ond,hoorn elrmeid niet toegeven. De heer Driessen. Wanneer de heer Oudshoorn van eene voorwaarde- ,- l idhnpsip snreekt dan zal hij bedoelen de vermelding in het adres, daï de Gemeenteraad'altijd aan de lijn Leyden-Woerden de voorkeur zou "6 De Voorzitter. Dat is in ieder geval eene opinie van den Gemeente raad die, indien ik mij niet bedrieg, algemeen gedeeld wordt. De heer Driessf.n. Ik moet opmerken, dat de heer Oudshoorn eten brief heeft ingezonden niet naar aanleiding van het adres, dat nu m be handeling is (want daarvan kon de inhoud hem niet bekend zijn), maar naar aanleiding van het verhandelde in de laatste vergadering, waarvan hem een verslag is toegezonden. De heer van der Hoeven. Ik zie er ook geen nadeel indat de zaak no<v eenigen tijd worde uitgesteld. Ik geloof, dat door de aanneming van het ontwerp, zoo als het ligt, wij daardoor eene bepaalde vo°^e« te kennen geven aan een vroeger ontworpen lijn, die naar Woerden namelijk, en dat daarvoor genoeg gronden bestonden. Als er nu echter geenpencu- lum in mora is, zou ik wel in bedenking geven nog eenigen tijd de zaak aan te houden, ten einde te zien, wat wij van den heer Oudshoorn hebben te wachten. De Voorzitter. Ik heb er vrede mede, ofschoon ik het wel wat vreemd vind, dat de belanghebbende ons nader aan de hand zal geven wat wij zeggen moeten. De heer van der Hoeven. Ik geloot in ieder geval niet, dat door dat uitstel de zaak eenigermate zal worden gepraejudicieerd. Wij blijven altijd vrij in ons adres. De heer Wttewaall. Als ik den heer Driessen wel verstaan heb, dan zouden de bedenkingendoor den Raad gemaakt; van geene beteekems zijn. Zijn die van geene beteekenis, dan kan het adres in geen geval eenigen invloed uitoefenen en acht ik het ook niet noodig het op te houden. De heer Kneppelhoüt van Sterrenburg. Ik vind het vreemd, dat de heer Oudshoorn nu met die memorie voor den dag komt en die niet dadelijk bij zijn plan heeft ingediend. Het is mij ook opgevallen, dat reeds destijds de zaak zoo weinig is opgehelderd. Het verwondert my dat de heer Oudshoorn zich niet tot de vergadering of tot den Burgemeester heeft gewend, maar wel tot een lid van den Raad. De heer Driessen. Ik moet den heer Kneppelhoüt opmerkendat ik begonnen ben met te zeggendat de brief gerigt was aan een ingezeten dezer stad, niet aan mij. De Voorzitter. Ik zal dan het voorstel tot verdaging in stemming brengen. De heer van Oüteren. Ik zou wenschen de zaak in deze vergadering af te doen. Ik kan mij zeer goed met het concept vereenigen. Ik zie er volstrekt geene beperking in, en ik kan daarbij niet inzien, dat een nader schriftuur ons leiden zal tot het aan den Koning inzenden van een ander adres, dan thans is ontworpen. De heer le Poole. Ik zou er ook voor zijn de zaak af te doen. Ik zie niet in, dat door een nieuw uitstel meer licht daarover zal verspreid worden. Ik zou er dus voor zijn om met de beraadslaging over het adres voort te gaan. De heeren Tichler, du Rieu en Hartevelt verklaren zich mede voor de behandeling van het adres. De heeren van der Hoeven en Krantz daarentegen zijn voor de verdaging. De heer Kneppelhoüt van Sterrenburg. Om allen schijn van partij digheid betrekkelijk het plan van den heer Oudshoorn te vermijden, ben ik" voor de verdaging; maar ik blijf dit plan verderfelijk voor de stad be schouwen. De heer Tollens. Ik betwijfel het zeer, of de nader te geven inlich tingen ons de zaak smakelijker zouden kunnen maken. Ik zie dus het nut dier verdaging niet in. De heer Hubrecht. Ik zou mij wel met eene verdaging kunnen ver eenigen als daardoor meer licht kon worden verkregen. De heer Goüdsmit. Te zeggen dat door een uitstel geen meerder licht zou kunnen worden verspreid, is niet een oordeel, maar vooroordeel. Ei bestaat bovendien geen periculum in mora. Hoe meer wij dus van elders kunnen te weten komen, te beter. In stemming gebragt, wordt het voorstel van den heer Driessen, tot aan houding der zaak, verworpen met 14 tegen 9 stemmen, en alzoo besloten met de° beraadslagingen over het concept-adres voort te gaan. Voor de aanhouding hebben gestemd de heerenvan der HoevenKrantz Kneppelhoüt van Sterkenburg, Hubrecht, Goudsmit, Gevers, Meerburg, Driessen en de Voorzitter. De beraadslaging over het concept-adres wordt mitsdien hervat. De heer Hoog. Ik zou wet even het woord wenschen te voeren over ééne periode in het concept-adres. Ik wil niet opkomen tegen de strek king van het adres, want dat is eene afgedane zaak; maar mijne beden king heeft betrekking op hetgeen voorkomt op de 2de bladzijde, 4 e alinea. Als ik daar leesdat de voorgestelde lijn van groot nut wordt verklaard

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 2