HAflDELISGER TAR DES VAR LEYDER. Kitting van Oonderdag SI Januarij 1864, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek. t Tegenwoordig de heeren: KrantzStoffels, Kneppelhout van Sterkenburg, 1 lollens Hubrecht de Iremery, Goudsmit. do MoenLezwyn, Gevers, ten bande, VVttewaall, Meerburg, Driessen, van Outeren, Ie PooleTichler du Rieu, Hartevelt, van der Hoeven, Scheitema, Hoog en Siegenbeek. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 7 Januanj worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter doet mededeeling eener dispositie van Gedeputeerde Staten der provincie Zuidholland, van 5 Januarij 1864, B. n°. 78 (8° afd GS n° 42, houdende goedkeuring van het 2e suppletoir kohier der 'plaatselijke directe belasting, 1863. J Deze wordt aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter legt vervolgens over: 1*. Adressen van F. Armand, J. H. Pfeiffer en J. de Sauvage Jr., de beide eersten te s Gravcnhage, de laatste alhier woonachtig, om tot op ziener der gemeente fabricagewerken alhier te worden benoemd. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in handen der Commissie van Fabricage, ten fine van berigt en raad. 2°. \oordiagt der Commissie voor de plaatselijke huishoudelijke veror deningen tot wijziging van art. 11 der verordening op het beheer van de stedelijke gasfabriek. 3°. Rapporten op de verzoeken van a. 1. M. d Harvant Bigot de Villandryom teruggave van betaalde plaatselijke directe belasting; b. B. Schmier, c. s., dat de tijd tot het houden der kermis bepaald worde op den 2cn Maandag na den aanvang der Ilaagsehe kermis. Overeenkomstig de voordragt is besloten deze ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 4". Verslag van den geneesheer in het Caecilia gasthuis, Dr. W. M. S. Junius, omtrent de in dat gesticht verpleegde zieken, over het afaeloo- pen jaar 1863. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit verslag aan te nemen voor kennisgeving en gedurende 14 dagen ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. De oorzitter. Ik heb voorts de eer mede te deelendat bij Burge meester en Wethouders ontvangen is eene missive van het bestuur der Hollandsche Maatschappij van Landbouw, afd. Leyden en omstreken, dd. 19 Januanj 1864, n°. 44, daarbij, onder mededeeling dat de tentoon stelling van landbouw in September van dit jaar binnen deze gemeente zal plaats hebben, opgave verzoekende vóo'r 1 Februarij a. s., of er door de verschillende leden van den Gemeenteraad prijzen zullen worden uit geloofd, en zoo ja, voor welke voorwerpen. Ik zal de leden dus verzoeken voor zoover zij gezind inogten zijn zulks te doen mij daarvan in tijds te willen kennis geven. De bedoelde mededeeling wordt voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is: tvt Cn 'ns'a"aVe ^er 'wee n'euw benoemde leden van den Raad. Nadat door den Secretaris was voorlezing gedaan van het formulier des wege, worden door de heeren J. Scheitema en mr. H. C. J. Hoog in han den des Voorzitters afgelegd de eedenvoorgeschreven bij art. 83 der Grondwet en art. 39 der Gemeentewet. De Voorzitter. Gaarne noodig ik u thans, MM. HH., uit in ons mid den zitting te willen nemen en breng u namens den Raad welmeenend den welkomstgroet toe. Door het vereerend vertrouwen uwer medeburgers geroepen de belangen der gemeente met ons te behartigen en daartoe deel aan onze beraadsla gingen te nemenhoude ik mij overtuigd dat ge herwaarts kwaamt van het gewigt dier roeping doordrongen en met den vasten wil bezield om er naar vermogen in allen deele aan te beantwoorden. Die belangen ze zijn u, wij weten dit, niet vreemd. De rijke ervaring, door u in menige betrekking en meer bepaaldelijk deels in den kring der nijverheid deels op administratief gebied opgedaan, waarborgt ons dat wij ons van uwe medewerking en voorlichting veel goeds mogen voorspellen en wij verheugen ons daarom in het uitzigt dat de in ons midden opengevallen plaatsenwaaronder voor een uwer die eens waar- digen nabestaande, op waardige wijze zijn ingenomen. Wilt dan, MM. HH., met opgewektheid uwe taak onder ons aanvaarden. Zij het u gegund bij hare vervulling voor u zeiven de meeste voldoenin" te smaken, en daarbij tevens de goedkeuring der burgerij voortdurend weg te dragen. Schenkt ons voorts die welwillendheid, waarop gij verzekerd kunt zijn van onze zijde staat te mogen maken. II. Voordragt tot wijziging der plaatselijke verordeningen op het gedistilleerd. Die voordragt is van den volgenden inhoud »Ten gevolge van het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuidholland, van den 12den dezer maand, no. 6, houdende herziening der plaatselijke belasting op het gedistilleerd en de likeuren, medegedeeld bij Frovinciaal blad no. 5 van dit jaarhebben wij de eer UEd. bij deze een herzien concept-raadsbesluit aan te biedenwaarbij aan de verlangde wijzigingen ge volg is gegeven. 1864. Wij hebben ter vereenvoudiging daarbij de opcenten op de buitenlandsche reukwaters enz. gesteld op 33, hoezeer deze anders 33.33 of 33.} zouden moeten zijn; dan, behalve dat er vooralsnog weinig vooruitzigt bestaat dat dit hier van toepassing zal behoeven te zijn, zoo is daarbij het verschil te gering dan dat hiertegen eenig bezwaar kan bestaan. Bij dit concept wordt ingevolge de voorschriften de belasting met f 1.20 per vat verhoogd en het is daarom dat hierbij tevens aan u wordt overge legd eene concept-verordening, betreffende de bijbetaling dier verhoogde be lasting voor reeds veraccijnsd doch nog niet in verbruik gekomen °edis- tilleerd." De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt tot de vaststelling. De heer Hartevelt. Met de wijzigingen, thans voorgesteld, kan ik mij niet vereenigen. Het is bij mij nog eene vraag, of het rijk een aan- peil zal gelasten. Dit is mij niet bekend en er is daaromtrent ook nog geene aanschrijving gekomen. Mogt dit echter later geschieden dan zal de stad toch weder de verordening moeten wijzigen, en in zoo verre keur ik eene wijziging goed. Wat mij niet wenschelijk voorkomt is, dat men de gemeente-opcenten wil brengen op 60. Ik moet opmerken dat de gemeeute- opcenten op het gedistilleerd dusverre f 19.80 opbragten; welke reden be staat er nu, die op 21 te brengen, bij eene verhooging van den rijks accijns van ƒ13? Kortelings geleden werd door deze vergadering de wensch uitgesprokendat het dagelijksch bestuur bij de besturen van na burige gemeenten pogingen zoude aanwenden, om de gemeente-opcenten in verhouding met die welke alhier worden geheven te brengen, ten einde den smokkelhandel tegen te gaan; die pogingen zijn mislukt, maar nu gaan wij volgens het aanhangige voorstel het verschil nog grooteren dus de zaak nog erger maken; waarom de opcenten niet op 57 gebragt, dan hef fen wij nog ƒ19.95 en dus nog 15 ets meer dan tot nu toe; ik mag niet veronderstellen, dat het in de moeijelijkheid gelegen is voor de ambtenaren om met breuken te rekenen. Men kanik weet'het, tot ƒ21 gaan; maar het is geen vereischte. Ik zou gaarne zien, dat de opcenten op 57 wier den gebragt, de 40 tot 38, en de 33 tot 31. Dit laatste is van zoo weinig belangdat het niet de moeite waard is om er over te spreken als zelden in Leyden voorkomende. Als men de opcenten stelde op het bedrag, door mij wenschelijk geacht, dan zou dat, dunkt mij, hoog ge noeg zijnzonder dat men gevaar liep den smokkelhandel te zien toenemen. De heer van der Hoeven. Na hetgeen ik van den vorigen spreker ge hoord heb zou ik mij wel eenigermate met het door hem aangevoerde kunnen vereenigen De heer Krantz. Het verschil in de opbrengst zal niet belangrijk zijn. Dewijzigingdie wordt voorgesteld, heeft hoofdzakelijk ten doel, om dc heffing der belasting naar de nieuwe wet te regelen. De heer Stoffels, liet is waar, dat, als men de zaak naauwkeurig berekent, er slechts van een klein verschil sprake is. Intusschen geven de 60 opcenten eene veel gemakkelijker berekening dan eene oneven som, en heeft dan ook de ontvangen aanschrijving aanleiding gegeven tot het nemen der 60 opcenten. Ik geloof, dat, door deze verhooging der belas ting op het gedistilleerd door het Rijk. het gemeente-belang door eene te stipte berekening van opcenten niet mag benadeeld worden door de opcen ten van 60 op 57 te brengen, terwijl de ongelijkmatige som van 33 op centen van de reukwateren enz. ook iets hooger zou moeten zijn; aan het eind van het jaar stel ik mij voordat een en ander geen groot verschil zal uitmaken. Ik geloof dat de voorgestelde berekening in ieder geval gemak kelijk en goed is. De heer de 1-remery. Ik moet opmerken, dat het verschil inderdaad niet meer bedraagt dan f 1.20. De reden, waarom dit cijfer is voorge steld is niet enkel omdat door het hooger bestuur wordt toegestaan voortaan ook van den verhoogden accijns 60, 40 en 33 opcenten te hef fen, maar meer bepaald ook gegrond op de overtuiging dat het verbruik, bij de aanzienlijke verbooging van dit middel, wel eenigermate zal afne men; in de aanschrijving is duidelijk uiteengezet, waarom de heffing tot dit bedrag in het belang der gemeente is toegestaan. Ik geef gaarne toe, dat de verhoogde opbrengst, zoo die geheel te innen was, werkelijk niet benoodigd is, maar het verschil in verhooging en rendement kan belangrijk zijn, en ik acht het daarom voorzigtiger de opcenten niet te verlagen, ten einde meerdere zekerheid te hebben om de uitgaven behoorlijk te kunnen dekken. Mogt in den loop van dit jaar werkelijk blijken dat de ver hooging ook de opbrengst in gelijke verhouding doet stijgen, dan kan bij het vaststellen der begrooting weder op de bepaling worden teruggekomenen het bezwaarwaarop thans gewezen wordtworden weggenomen. De heer de Moen. De Commissie van Financiën heeft ook voor de aan schrijving van de hooge regering geadviseerd, omdat de daarbij aangegeven berekening veel gemakkelijker is in de heffing dan de cijfers 57 en 38 opcenten, daar anders bij de 33 opcenten nog zouden moeten wor- den gevoegd. Is er nu reeds vrees, dat de smokkelhandel zal toenemen, dan zij het voor het dagelijksch bestuur een wenk om de ambtenaren dei- plaatselijke middelen aan te sporen nog beter toe te zien en meer surveil lance in acht te nemen. De heer Libreciit Lezwyn. Ik zal na het gehoorde mij voor de voor dragt verklaren. Ik zie er dat bezwaar niet in. De heer Hartevelt. Wat door den Wethouder van Financiën gezegd is, versterkt mij nog meer in mijne meening, dat de smokkelhandel zal toenemen. Ik vrees dus, dat werkelijk die fl.20 meerdere heffing niet zal opgebiagt worden. Juist door dat cijfer nog meer op te voeren, wordt de smokkelhandel in de hand gewerkt. Hoe meer profijt wij voor ons denken te verkrijgen, hoe meer profijt wij aan den smokkelaar zullen bezorgen. Een vat jenever kost f 16; daarvan zal het rijk heffen f 35 en de stad f 21, dus te zamen 56 belasting. 2

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 1