De heer van Oüteren. Ik geloof ook dat de gemeente maar één ont-
vanger moet hebben. Ik meen dat dit de duidelijke bedoeling der gemeente
wet is, blijkbaar uit de artikelen door de Commissie van Financiën in haar
rapport opgenomen, maar ook de letter in art. 113 stemt daarmede over
een. Ik acht het daarom niet wenschelijk, op de gronden in het rapport
van Burgemeester en Wethouders aangevoerd, en met het oog op mogelijk
aanstaande wijzigingen in de helling van belastingendat op dit oogenblik
de vereeniging der beide kantoren plaats hebbemaar zoolang ik niet beter
ingelicht wordt, geloof ik dat het in strijd is met de gemeentewet om twee
ontvangers te hebben en acht mij alzoo gebonden voor de vereeniging te
moeten stemmen. Er moet zijn één verantwoordelijk ontvanger; maar des
niettemin kan een deel der administratie worden gedelegeerd op een of
meerdere personen.
De heer Goudsmit. Ik vereenig mij met het denkbeeld van de vorige
sprekers. Ik wil gelooven dat de gemeentewet eene andere uitlegging toe
laat, maar ik acht het in elk geval voor eene geregelde administratie wen
schelijk dat er slechts één ontvanger zij De bedenkingen tegen de ver
eeniging, door Burgemeester en Wethouders in hun rapport aangevoerd,
wegen bij mij niet zwaar. Komt er toch eene wijziging in het stelsel van
accijnsendan zal er toch eene verandering in de gemeente-administratie
moeten plaats hebben, hetzij er een of twee ontvangers zijn. Ik ver
eenig mij dus met het denkbeeld der Commissie van Financiën.
De heer van der Hoeven. Ik ben meer genegen voor het voorstel
van Burg. en Weth. Ik geloof dat de gemeente ontvanger inderdaad de
algemeene ontvanger ook nu bij ons is. Enwanneer het hier gevolgd
stelsel streed tegen de gemeentewet, dan geloof ik niet dat zoovele andere
gemeenten denzelfden regel zouden volgen. Ik geloof dus dat het wen
schelijk is nu nog niet tot de vereeniging te besluiten. Bovendien meen
ik ook dat wij dit nu niet kunnen doenzonder reed3 te decideren wie tot
ontvanger benoemd zal worden. Wordt toch thans tot de vereeniging beslo
ten, dan zouden wij eene onbillijkheid begaan door den hoofd ontvanger
der accijnsen bij de benoeming voorbij te gaan. Zoo is althans nu mijn
persoonlijk gevoelen.
De heer de Moen. Ik kan den heer van der Hoeven verzekeren, dat
bij de behandeling dezer zaak bij de Commissie van Financiën in de verste verte
niet gedacht is aan den persoon die voor de betrekking in aanmerking zou
komen. De Commissie van Financiën is van de onderstelling uitgegaan
dat, welk rapport ook worde aangenomen èn Burg. en Weth. in hunne
voordragt, èn de Baad in de benoeming volkomen vrij blijven. Het doel
is thans enkel om het beginsel te doen uitmaken.
De heer Stoffels. Ook mij komt het voor, dat de tegenwoordige toe
stand beter is en meer in het belang der gemeente. De tegenwoordige ont
vanger ontvangt en int toch alle penningen door de gemeente opgebragt;
want het geldbij den heer Gerike ontvangenwordt ook op het kantoor
van den heer Menkes gestort in kortere of langere termijnen, al naar de
hoegrootheid van de ontvangst; hij is dus in hoofdzaak de eenige ontvan
ger. Maar ook de artt. 114115 der gemeentewet zijn in overeenstem
ming met den tegenwoordigen toestand van zaken Door den heer Menkes
toch worden alle betalingen uit de gemeentekas gedaan en hij alleen doet
jaarlijks rekening en verantwoording. Ook de werkzaamheden op beide kan
toren zijn zeer verschillend. De werkzaamheden op het kantoor van den
heer Gerike omvatten toch alles wat betreft de accijnsen, crediet rekenin
gen, enz. Deze werkzaamheden zijn dus geheel verschillend van die bij
den heer Henkes te verrigien, waar eenvoudig uitgerekende ijuitantiën zijn
te boeken en te onderteekenen. Ik vrees ook dat-, door slechts één persoon
te hebben, er veel te gemakkelijk verwarring kan ontstaan. En, als er
maar één ontvanger is, dan zal er toch nog een sub ontvanger moeten we
zen. Beide kantoren zullen toch ook niet in één locaal kunnen gevestigd
zijn. Bezuiniging zal dus ook niet door de vereeniging verkregen worden.
Ik acht het dus meer in het belang der gemeente en in dat eener goede
boekhouding om den tegenwoordigen toestand te behouden, namelijk een
hoofdontvanger en een ontvanger der accijnsen.
De heer Krantz. Bij verschillende gelegenheden, als het behandelen
der begrooting en rekening, is het gebleken, dat vele leden verlangden,
dat er slechts één persoon met de ontvangsten en de uitgaven zoude belast
zijn. Naar mijn gevoelen vordert dit het belang der dienst, en zullen
daaruit Ook financieële voordeelen ontstaan, zoo niet dadelijk, dan toch in
de toekomst. Door den dood nu van den heer lienkes is het geschikte
oogenblik gekomen, om het principe te beslissen dat er slechts één ont
vanger zal zijn.
De heer Hubrecht. Voor het oogenblik blijf ik het nog wenschelijk
achten, om.de beide kantoren afzonderlijk te behouden.
De heer Tollens. Ik vereenig mij met het voorstel der Commissie van
Financiën. De gemeentewet spreekt van één ontvanger, en de titel, die
speciaal hierop betrekking heeft, luidt ook: van den ontvanger. Nu zegt
de heer Stoffels wel, dat wij jure toch maar één ontvanger hadden; dit
kan misschien opgaan, maar dit neemt niet wegdat wij toch facto twee ont
vangers hadden, een voor de stedelijke belastingen, een an.Ier voor de ac
cijnsen. Aan beide wordt ook afzonderlijk tractement betaald. Bovendien
is het thans het juiste oogenblik om te voldoen aan het voorschrift der
gemeentewet, terwijl door de vereeniging tevens het belang der stedelijke
financiën zal worden bevorderd. Voor die vereeniging pleit ook nog wat
de heer Stoffels gezegd heeft: dat er aan het ontvangers kantoor der directe
plaatselijke belastingen zooveel niet te doen is, want dat die ontvanger op
een papier uitgerekend krijgt wat hij te ontvangen heeft. Met eenige
aanvulling dus van het personeel zou alles zeer goed op één kantoor kun
nen worden vereenigd. Ik geef toe dat het locaal door den heer Henkes
gebruikt daarvoor te klein is, maar daaraan zou kunnen worden te gemoet
gekomen en dat kantoor overgeplaatst worden in het ontvang-kantoor voor
de accijnsen. Om al deze redenen ben ik voor het voorstel der Commissie
van Financiën.
De heer le Poole Ik ben van het denkbeeld van Burgemeester en
Wethouders en kan mij dus niet vereenigen met het voorstel der Commissie
van Financiën. Ik meen dat de inning tier directe en indirecte belastingen
niet te zamen kan gaan. Bovendien vraag ik of wij dan zoolang reeds op
den verkeerden weg zijn geweest door twee ontvangers te hebben, eu of wij
dan al dien tijd steeds tegen de gemeentewet hebben gezondigd.
De heer HartêvelT. Ik ben sterk voor de vereeniging. Bij de behan
deling der begrooting is door een groot gedeelte der vergadering op die
vereeniging aangedrongen. Met eenig regt is toen aangevoerd dat het be
ter was nog eenigen tijd te wachtendaar de hooge leeftijd van den heer
Henkes later de vereeniging gemakkelijk zou maken. Nu is het gunstig
tijdstip gekomenwant de heer Henkes is helaas overleden. Ik acht die
vereeniging te meer wenschelijk: 1°. omdat de gemeentewet dit duidelijk
vordert, en 2°. omdat daardoor bezuiniging en vereenvoudiging zal worden
verkregen. En, wanneer nu in het rapport van Burg en Weth., als bezwaar
tegen de vereenigingwordt aangevoerd dat misschien eene nieuwe orde van
zaken zal worden geschept door verandering in het accijnsstelsel, dan ant
woord ik daarop dat de te benoemen persoon dit dan maar moet leeren.
De koopman moet ook dagelijks, dikwijls tot zijn schade en schande, wat
nieuws aanleeren. Hij heeft bovendien niet altijd tijd of gelegenheid om
zich door anderen te laten onderrigten, terwijl de ambtenaar een chef hoven
zich heeft wien hij inlichting kan vragen. Ik geloof dus dat eene moge
lijke verandering in het accijnsslelsel geene moeijelijkheid voor de ver
eeniging kan opleveren.
De heer de Fremery. Met genoegen heb ik hooren opmerken, dat de
tegenwoordige toestand niet onwettig is te achten. Ik zou mij ook anders
niet kunnen voorstellen dat de rekeningen zoolang zouden zijn goedgekeurd
wanneer onze voorschriften inderdaad niet met de gemeentewet overeen
stemden. Ik geloof dat, hoe wenschelijk de vereeniging ook zijn moge,
op den voorgrond moet staan het gerief der ingezetenendie er belang bij
hebben dat de beide kantoren niet worden vereeuigd. Ook al mogt de ont
vanger worden belast met het beheer der beide kantorendan nog is het
voor het gemak der ingezetenen wenschelijk dat er twee afzonderlijke loca
len zijn. Ik wil er ook nog op wijzen dat bij eene vereeniging er door
den ontvanger vele werkzaamheden zullen moeten worden verrigt, die nu
op He rekenkamer plaats hebben. Al wat thans bij den ontvanger der
accijnsen wordt ontvangen, wordt op de rekenkamer nagezien en op goed
gekeurde staten bij den gemeente ontvanger overgebragt. Wordt nu ook
deze verantwoordelijk gesteld voor het beheer van het accijnskantoor, dan zal
hij zich steeds moeten overtuigen dat de registers en boeken in orde zijn
en dat er niet minder geld wordt gestort dan de gemeente toekomt. Hij
zal daardoor zelf geen bepaalde werkzaamheden meer kunnen verrigten,
maar zijn tijd noodig hebben voor het houden van dit toezigt. In
plaats dus van vereenvoudiging en bezuiniging zal uit eene vereeniging
vermeerdering van kosten voortvloeijendaar er nieuwe ambtenaren zullen
moeten worden aangesteld Een groot bezwaar is bovendien gelegen in den
tegenwoordigen toestand Het zou toch moeijelijk zijn nevens den ge
meente ontvanger, aan wien het toezigt over de beide kantoren zal worden
opgedragen, nog een hoofdontvanger te plaatsen, een titel die weinig in
overeenstemming zoude zijn met de rekenpligtigheid welke thans wordt
voorgesteld. Dit is bij mij ook een bezwaar tegen de vereeniging der
beide kantoren.
De heer df, Moen. Ik ben het niet eens met de bezwaren van den
heer de Fremery. De Raad zal dit ook begrijpen, want anders had ik niet
mede geadviseerd tot het aannemen van een tegenovergesteld gevoelen. Ik
zal op dit oogenblik niet al de aangevoerde bezwaren beantwoordenik
acht dit ook niet noodig, want de ondergeschikte punten zullen naderhand
bij de regeling der vereeniging van zelve gevonden worden
De heer Lezwyn. Ik ben het eens met die leden, die eene vereeniging
wenschelijk achten Ik heb den toestand waarin wij verkeeren nagegaan en
zal niet herhalen wat reeds door de heeren Harteveltde Moen en anderen
is gezegd, maar het is mij voorgekomen dat het oogenblik er toe zeer ge
schikt is en dat er in het vervolg geen gunstiger gelegenheid zich kan
voordoen. Ik kan de bezwaren van Burgemeester en Wethouders niet dee-
len; de vereeniging kan bij eene latere verandering van het accijnsstelsel
geene ongelegenheid geven en ze blijft in ieder geval in het voordeel der
gemeente. Ik ben dus zeer voor het voorstel van de Commissie van Financiën.
De heer Gevers Ik zou ongaarne thans dit gelukkig moment laten
voorbijgaan zonder te voldoen aan een sints jaren bij ons bestaand voor
nemen. Het plan heeft toch altijd bestaan omwanneer de ontvanger
mogt komen te overlijden of hij werd gepensioneerdtot de vereeniging
over te staan. Door het overlijden nu van den heer Henkes hebben wij
eene uitmuntende gelegenheid om aan ons voornemen gevolg te geven.
Het bezwaar van den heer de Fremery kan ik niet deelen. Ik kan toch
niet inzien dat een groot gedeelte der werkzaamhedenthans bij de reken
kamer verrigt wordende, op den nieuwen ontvanger zullen overgaan Ik
heb de rekenkamer toch steeds beschouwd als een controlerend ligchaam
over het kantoor van Henkes.
De heer Wttewavll. Ik ben voor de vereeniging der beide kantoren,
en geloof dat het juiste tijdstip nu daar is om daartoe te komen. Bezuini
ging zal hier ook door verkregen wordenis het niet op dit oogenblik dan
later, en ik vereenig mij dus geheel met het rapport door de Commissie van
Financiën uitgebragt
De heer Meerburg. Ik ben niet voor de vereeniging. Men moet toch
niet vergeten dat de titel van hoofdontvanger aan den hoogbejaarden en
verdienstelijken voorganger van den heer Gerike als onderscheiding is gegeven
en die titel op den heer Gerike is overgegaanzoodat het nu schijnt of
er twee ontvangers zijn. De post van den heer Gerike is niet anders dan
hoofdgaarder. Ware dat niet zoo. dan zoude men kunnen aannemen dat al de
hoofdambtenaren op de verschillende accijnskantoren ontvangers waren.
Eene vereeniging zoude ook tot ongerief voor de ingezetenen leiden, en of
het wenschlijk is geloof ik niet, en dat er bezuiniging uit zoude volgen
geloof ik veel minder, vooral daar de werkzaamheden bij den hoofdont
vanger vermeerderd zijn, doordien hij belast is met de inning der school
gelden. Ik zal stemmen tegen de vereeniging.
De Voorzitter. Ik geloof dat de gemeentewet niet verpligtend stelt wat
de Commissie van Financiën voorstelt, ik ben het eens dat het hier meer een
woordenstrijd is, ontleend aan een titel aan een der beambten gegevenmaar in
werkelijkheid hebben wij toch maar één ontvanger. Overigens zou ik misschien
wel voor de vereeniging zijn, maar het is mij nog niet gebleken dat het
tijdstip daarvoor thans goed gekozen is. In dat punt nu verschil ik met de
andere heeren en hunne woorden hebben mij nog niet overtuigd dat ik dwaal.
Ware ik overtuigd dat uit de vereeniging ook groote bezuiniging te wachten