borgtogt verbondene kapitale som te doen overgaanen om daarbij tevens van art. 2 der Plaatselijke Verordening van 21 December 1857Gemeen- teblad n°. 29, en volgens den bestaanden rooster, als leden van dat collegie zouden moeten aftreden: Mr. D. Tieboel Siegenbeek, Dr. B. van dei- Ven, Dr. W. G. Pluygers, Dr. J. M. Schrant, waarvan de beer Dr. W G. Pluygers, uithoofde van zijn genomen ontslag, en de heer Dr. J M Schrant, op grond van zijn uitgedrukt verlangen om niet meer voor eene herbenoe ming in aanmerking te komen, niet weder kunnen worden voorgedragen. De Commissie heeft dus de eer UE.Achtb. de navolgende tweetallen aan te bieden met het beleefd verzoek daaruit de keuzen te willen doen ter ver vulling der ontstane vacaturen. Aftredende leden. Aanbevolen personen. r. m e i a- ii Mr. D. Tieboel Siegenbeek. Mr. D. Tieboel Siegenbeek. |Mr j van 0utere^ ,T (Dr. E van der Ven. Dr. E. van der Ven. j ]3r p. Hoekema Kingma. ,.r T,i Dr. D Bierens de Haan. Dr. W. G. Pluygers. W. Pleyte. )Dr W. N. du Kieu. Dr. J. M. Schrant. Dr. W Bisschop. Namens de Plaats. Schoolcommissie, J. van Heukelom Jr., Secretaris" De Voorzitter. Ter voorkoming van misverstanden op grond van art. 46 der gemeentewet, nader nog uitgelegd bij een koninklijk besluit, dat in de Staatscourant van heden morgen is geplaatst, geef ik aan de vergadering kennis, dat ik mij van medestemming over het eerste tweetal zal onthouden. Ik verzoek de heeren Kneppelhout, Wttewaall en Goudsmit met mij het stembureau uit te maken. De uitslag der stemming is, dat benoemd worden eerste lidMr. D. Tieboel Siegenbeek met 8 stemmenhebbende ook de heer van Outeren zich van medestemmen onthouden tweede lid: dr. E. van der Ven, met 18 stemmen. De heer Hoekema Kingma bekwam 2 stemmen derde lid: dr D. Bierens de Haan, met 12 stemmen. De heeren Pleyte en Hoekema Kingma bekwamen ieder 3 stemmenzijnde er twee blanco- billetten vierde lid: dr. W. N. du Kieu met 19 steramen zijnde er een blaneo-billet. III. Benoeming van een commies bij de plaatselijke belastingen. Burgemeester en Wethouders stellen voor, ter vervulling der vacature van commies bij de plaatselijke belastingenontstaan door het overlijden van H. Poeliejoe, als zoodanig te bevorderen den adsistent-comraies portier Hermanus Jacobus Selier. Met algemeene stemmen wordt H. J. Selier benoemd. IV. Voordragt tot vaststelling van het 2« suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting 1863. Zonder stemming goedgekeurd. V. Voordragt omtrent den aard en het bedrag van den borgtogt van den Gemeente-ontvanger. Burgemeester en Wethouders stellen daarbij voor den borgtogt van den Gemeente-ontvanger te bepalen op 37000. te stellen voor het geheel of gedeelleli|k in Inschrijvingen nationale werkelijke schuld of in vaste goede ren, alles berekend op de wijze voorgeschreven bij koninklijk besluit van den 28 September 18L6, bepalingen nuttig en noodig in het belang der gemeente. Het rapport door de Commissie van Financiën hieromtrent uitgebragt luidt als volgt: „De Commissie van Financiën heeft onderzocht de voordragt omtrent den aard en het bedrag van den borgtogt en heelt daartegen geene bedenkin gen als geheel in overeenstemming met art 109 der wet van 29 Juriij 1851 (Staatsblad nu. 85.). Ook zij beschouwt na de daarbij gegevene inlichtingen dat die borgtogt moet bepaald worden op f 37000. De stortingen toch. voorgeschreven bij art. 14 der Instructie van den Gemeente ontvanger, zijn eerst dan bevolen wanneer de onder hem berustende gelden het geldelijk bedrag van zijnen borgtogt overtreffen en stellen alzoo een ander geval daar dan wel schijnt bedoeld te worden bij art 109 3° alinea, van meergenoemtle wet, waar van eene geregelde storting gesproken wordt, die alzoo bij den wetgever eene kas, beneden het bedrag van den borgtogt, ouder den Ge meenteontvanger doet veronderstellen. Hoezeer het kon. besluit van den 28 September 1816 bij de in werking treding der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85) als vervallen moet worden beschouwd, is uwe Commissie van oordeel, dat er geene redenen bestaan waarom de daarbij aangegeven berekening niet even als in 1852 tot grondslag van den borgtogt zoude dienen, zoodat bijaldien deze, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk, in Inschrij vingen'nationale werkelijke schuld of in vaste goederen wordt gesteld, deze worden aangenomen de vaste goederen ongebouwde, tegen der getaxeerde waarde f 46500 gebouwde, 50000 de kapitalen op het Grootboek 2i- pet. berekend tegen 60 pet., eene som van f 62000 g 72 nu..' 51500 4 „96" 38600. Nog acht uwe Commissie het noodig u te wijzen op het besluit van Ge deputeerde Staten van Zuidbolland, van den 5 Augustus 1857 n°. 4 (Prov. blad n°. 78), waarbij wordt opgemerkt: "dat het doelmatig en noodzake lijk is,' in het belang der gemeente, en ter voorkoming van alle moei je lijkliedèn dat in de acten van borgtogt. waarbij de vereisclue Inschrijving in bet Grootboek der nationale werkelijke schuld wordt verbonden steeds de bepaling worde opgenomen, dat op het Gemeentebestuur onherroepelijk procuratie en magt wordt verleend, oiningeval de Ontvanger te eeniger tijd in deze hoedanigheid iets aan de gemeente schuldig ot ten achteren mogt worden bevondentot den verkoop en de overschrijving van de voor aan" de Directie van bet Grootboek de vereischte magt toe te kennen tot het overbrengen, in het opgegeven geval, van het bedoeld kapitaal op den naam of de namen van hem of van hen, als ten gevolge van den voor melden verkoop het regt daartoe zal of zullen hebben verkregen. Eindelijk wil uwe Commissie u nog wijzen op hetgeen plaats heeft gehad in 1852, toen de concept borgtogt aan uwe goedkeuring is onderworpen, een maatregel, dien zij mede tot dekking van het Collegie van dagelijksch bestuur niet ondienstig acht." De heeren Tichler en van Outeren verklaren zich te vereenigen met de voordragt van Burg. en Weth., met de bijvoeging door de Commissie van Financiën voorgesteld. De heer Goudsmit. De gemeentewet bepaalt een minimum voor den borgtogt. Nu kan ik nog niet inzien waarom bier het minimum wordt voorgesteld. Men doet dit gewoonlijk daar waar het te vreezeu is dat, door te veel te eischener zich geene geschikte sollicitanten zullen opdoen. Ik betwijfel echter of dit hier wel het geval is, en het zou dus wenschelijk zijn een boogeren borgtogt te doen stellen. De beer de Fremerv. Het bestuur heeft geen hooger cijfer voorge steld: 1°. omdat wij het niet noodig oordeelden meer te vorderen dan in art. 104 van de gemeentewet wordt voorgeschreven; 2°. omdat in de in structie van den te benoemen ontvanger de bepaling zal worden opgenomen dat. als de kas hooger is dan het bedrag van den borgtogt, de ontvanger verpligt zal zijn dat meerdere te storten. Nu zou men wel kunnen zeggen dat er geene zekerheid bestaat, dat van dit meerdere altijd aan het bestuur op gave zal worden gedaanmaar dit is toch niet wel aan te nemen bij de bevoegdheid die aan Burgemeester en Wethouders is gegeven om ten allen tijde "de boeken en kas van den gemeente-ontvanger op te nemen en te verifieeren, zoodat wij altijd kunnen nagaan hoeveel geld er in kas moet zijn. Meerdere securiteit hebben wij daarom niet noodig geacht. De heer Goudsmit. Het doel van den borgtogt is om waarborg te heb ben voor liet geval dat de ontvanger met aan zijne instructie voldoet. V\as het tegendeel zeker, de gansehe borgtogt kon gemist worden. Maar, als men waarborg wil, dan moet die zoo kraeh'ig mogelijk zijn. En nu is het toch waarschijnlijk dat zij die f 37000 kunnen storten even goed 40000 als waarborg kunnen geven. Ik kan dus nog niet inzien, waarom hier het minimum zou worden bepaald. De beer de Fremery. Ook wanneer de borgtogt hooger wordt bepaald, zal tocli moeijelijk bij de instructie aan den ontvanger kunnen worden voorgeschreven om reeds bij een lager cijfer van ontvangst te storten. De heer van' der Hoeven. Ik kan niet inzien, dat er iets gewonnen zal worden wanneer er een hooger borgtogt zal worden bepaald. Het is reeds opgemerkt, dat de ontvanger verpligt is tot storting, zoodra er meer geld in zijne kas is dan de borgtogt bedraagt. Een hooger gestelde borg togt geeft dus geen meerdere zekerheid en zal misschien slechts tot moeije- lijkheden bij de benoeming aanleiding geven. Maar ik heb een andere vraag te doen hoe hoog de borgtogt thans bepaald was. De Voorzitter. Op f 30000. De heer Stoffels. Naar aanleiding van art. 109 der gemeentewet, ben ik het nog niet eens, dat ons voorstel liet minimum is bij de gemeentewet gesteld. In de voorlaatste alinea van dat artikel toch wordt bepaald dat de borgtogt, onder goedkeuring van ged. staten, beneden het tiende der ontvangst "kan worden gesteld in gemeenten waar de ontvanger verpligt is jaarlijks meermalen geregeld te storten. Wij zouden nu juist van die bepa ling 'kunnen gebruik makenomdat de ontvanger meermalen stort en de onder zijne berusting blijvende gelden altijd beneden de som zijn, thans door ons als borgtogt voorgedragen. De lieer Hartevelt. Wanneer de beide kantoren worden vereenigd, zal dan voor ieder der beide soorten van ontvangsten een afzonderlijke borgtogt moeten worden gesteld, of zal die borgtogt voor beide dienen? De heer de Moen. Het stuk heeft ter leeskamer ter visie gelegen Bij het rapport der ltommissie van Financiëngeannexeerd aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders, is, volgens art. 109 der gemeentewet, het bedrag van de ontvangst, berekend naar het gemiddeld bedrag der in komsten van de gemeente gedurende de laatste vijf jaren volledig omschre ven. Natuurlijk is daarbij ook berekend de storting van het andere kan toor van ontvangst. Het voorstel nopens den borgtogt wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. VT. Voordragt ter zake van bet al of niet wenschelijke eener vereeniging van bet kantoor van den gemeente ontvanger met hel algemeen kantoor van ontvang der plaatselij lie belastingen Het rapport van Burgemeester en Wethouders bevat de volgende conclusie: "Burgemeester en Wethouders kunnen tot deze vereeniging thans niet be sluiten en mogen u zulks op dit oogenblik niet raden hoezeer zij het noo dig achten, indien zij later, onder andere omstandigheden dan de door ons aangewezene, raadzaam en wenschelijk mogt gekeurd worden, daartoe de gelegenheid open le stellen door den nieuw te benoemen gemeente ontvanger bij "zijne benoeming aan te stellen onder de bepaling dat hij verpligt zal zijn, zonder verhooging der hem toe te ken-en jaarwedde, tevens waar te nemen het kantoor der plaatselijke indirecte belastingen wanneer de Gemeen teraad goed zal vinden dit met het kantoor van den gemeente-ontvanger te vereenigen. De conclusie van het rapport der Commissie van Financiën luidt als volgt: »De Commissie moet hierover in gevoelen met Burgemeester en Wethou ders verschillen en u raden tot de vereeniging dezer beide kantoren vóór de benoeming van een nieuwen gemeenteontvanger te besluiten, ten einde daartoe dadelijk bij zijne optrede over te gaan." De lieer Tichlf.r. Ik vereenig triij met liet voorstel der Commissie van Financiën. Het komt mij voordat de gemeentewet hier duidelijk spreekt In art. 113 toch wordt bepaald dat de ontvanger belast is mei de invordering van al de inkomsten en ontvangsten der gemeente. Hier is dus alleen sprake van één ontvanger. Ik zal dus stemmen voor de vereeniging der beide kantoren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 2