De Voorzitter. Heden is mij nog geworden eene missive van hetzelfde bestuur, waarin het te kennen geeft, dat het voor dat gebruik eene jaar- lijksche som van f 20 wenscht te betalen. Ik stel voor het thans gewij zigd verzoek toe te staanzoodat de conclusie van het rapport thans in dien zin zal moeten worden gewijzigd dat, overeenkomstig het laatste ver zoek, er geen bezwaar bestaat om, tegen betaling van f 20 jaarlijks, ge durende 3 uren per week, van een der localen in de stads-gehoorzaal ge bruik te doen maken. De heer van der Hoeven. Hoeveel maal in het jaar hebben die ver gaderingen plaats? De Voorzitter. Wekelijks. De heer Meerburg. Is de thans aangeboden som overeenkomstig het bestaande tarief voor het gebruik der zaal? Anders ben ik er tegen. De heer Hubrecht. Het is hier eene afwijking van het tarief; de ver gunning behoefde anders niet gevraagd te wordenen de nu aangeboden som staat ook in verhouding tot den prijs, die door andere vereenigingen wordt betaald. Het voorstel van Burg. en Weth.tot het verleenen der gevraagde ver gunning, tegen betaling van f 20, wordt aangenomen met 18 stemmen tegen 1, die van den heer Meerburg. De heeren van Outeren en Tollens verlaten de vergadering. Vni. Verzoek van J. C. van Venetie om vergunning tot het leggen van eene stoep met palen voor het huis op de Hooigracht, wijk VII, n°. 787. Burgemeester en Wethouders stellen voor, overeenkomstig het rapport van de Commissie van Fabricage, den adressant de gevraagde vergunning te verleenen, mits hij zich gedrage naar de voorschriften van rooimeesters. De heer du Rieu. Is het verzoek gedaan door Venetie, of door den eigenaar van het pand? De Voorzitter. Gisteren heb ik een schrijven van den eigenaar ont vangen waarin hij verzoekt dat de vejgunning op zijn naam worde verleend. De heer du Rieu. Dan heb ik geen bezwaar tegen het toestaan van het verzoek. Het verzoek wordt hierop met algemeene stemmen toegestaan. De heer Kneppelhout van Sterkenburg verlaat de vergadering. IX. Voorwaarden omtrent de levering van straatkeijen en klinkers. De heer du Rieu. Is de grootte der keijen zooals nu? De Voorzitter. Ik meen ja. De heer Hubrecht. Ik wensch aan den Raad magtiging te vragen, om nog eene kleine wijziging in deze voorwaarden te brengen, en wel om 7 in overeenstemming te brengen met 2. Het betreft de monsters, waar naar de aanbesteding zal geschieden, en daar beide hetzelfde onderwerp behandelen, het eene over klinkerB, het andere over keijen, is het ook doelmatig, dat in beide dezelfde woorden worden gebezigd. De heer Wttewaall. Uit de voorwaarden der aanbesteding heb ik ge zien, dat de grootte der keijen op den kop gemeten moeten zijn tusschen 10 bij 15 duimen. Bij de begrooting was de voorgestelde grootte van 14 bij 16 duimen, terwijl die steeds in gebruik waren de grootte hadden van 10 bij 12. Ik zoude wenschen te vernemen, of de nu verlangde die eigen schap hebben welke voor eene goede bestrating wenschelijk is. De heer Hubrecht. Het is dezelfde soort van Athsche keijen, als tot nu toe voor de bestrating gebruikt werd; ook de afmeting is dezelfde, als in de vorige aanbesteding was bepaald. De heer Wttewaall. Ik dank u voor de gegeven inlichting. De voorwaarden worden hierop met algemeene stemmen goedgekeurd. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 6