Da beer de Moen. Ik zou gaarne ziendat de Commissie voor de Gas fabriek in het eerste gedeelte van dit artikel geen teeken van wantrouwen zag en geef haar de verzekering, dat de Commissie van Financiën bij haar rapport daaraan vreemd was. De heer Krantz heeft het reeds teregt doen opmerken, dat er niet eene bijzondere commissie is, die vrijelijk over stads- gelden mag beschikken, ten ware zij daartoe bijzonder door den Raad worde gemagtigd. Het is evenwel mogelijk dat de som van ƒ500 wat te beperkt isen dat de Commissie voor de Gasfabriek zich misschien wel met het beginsel zou vereenigen, maar de som te gering oordeeltzij kon dus een voorstel tot verhooging doen. De heer Wttewaall. Eene som van f 500 acht ik voldoende ter be schikking te laten voor onvoorziene uitgaven. De heer i.f. Poole. Ik kan mij met het beginsel van dit voorstel niet goed vereenigen. Het komt mij voor, dat daarin een zeker wantrouwen jegens de Commissie gelegen is. Ik wil ook nog een voorbeeld noemen om te doen zien dat de Commissie niet tot een bepaalde som kan worden beperkt. Eenige jaren geleden, bij het woeden van den storm, stortte een der gashouders in eens in elkander. Eenige uren daarna moest de Com missie dadelijk raad schaffen om de dienst niet te stremmen. De Directeur heeft toen meer dan eene maand met slechts één gashouder midden in den winter moeten werken. Allerlei moeijelijkheden zijn daardoor ontstaan; er moest direct een nieuwe gashouder worden gemaakt. Dit nu kan weder gebeurenvooral bij den thans heerschenden storm. Als dan de Commissie voor de Gasfabriek daarvan eerst kennis moet geven aan het dagelijksch bestuur, dan de Kaad er over moet worden gehoord en er eene beslissing over moet worden genomen, dan gaat daardoor te veel tijd verloren. Ik geloof dus dat de Commissie niet zoo aan banden moet worden gelegd en zie in het gedane voorstel een blijk van wantrouwen. Ik vraag toch aan den Raad of er in al de jaren, dat de Commissie voor de Gasfabriek bestaat, iets is daargesteld waarvoor de Commissie niet in allen deele ver antwoord is. Er zijn in dien tusschentijd drie fornuizen gemaakt en met zes retorten vergroot, die allen zeer goed werken. Ook andere werk zaamheden en vele nuttige uitbreidingen en verbeteringen zijn nog verrigt, die volkomen aan het doel hebben beantwoord. Wat kan dus de reden zijn om thans een blijk van wantrouwen in de Commissie testellen, een wantrou wen dat ook zal leiden tot nadeel der fabriek? De heer Drilssen. Ik kan mij niet met het voorstel vereenigen. De Commissie geniet het vertrouwen van den Raad en ik zoude haar dus niet gaarne tot 500 beperken. Er kunnen zich toch in de fabriek gevallen voordoen, waarin de dadelijke beschikking over een aanzienlijker bedrag noo- dig kan zijn. Ook met het tweede gedeelte van het voorgesteld artikel kan ik mij niet vereenigen. Daarbij wordt voorgesteld om de kosten voor den aanbouw van localen of aankoop van nieuwe macliineriënwerktuigen en buitengewone herstellingen aan dezelve, te vinden uit het reservefonds. Ik geloof dat die bepaling niet goed zal werken. Ik wil slechts op een voor beeld wijzen: als men tegenwoordig door sommige gedeelten der stad gaat, dan ziet men dat het licht zeer slecht is; de oorzaak daarvan is gelegen in de gaspijpen en de diameter daarvan zal moeten worden vergroot. Dit zal vooral noodig zijn in het oostelijk gedeelte der stad, waar vele fabrie ken gelegen zijn en waar het licht inderdaad zeer slecht is. Wel tracht men daarin te voorzien door vermeerdering van drukking, doch die maat regel helpt niet voldoende en is bovendien nog ten koste der gasverbruikers in de andere gedeelten der stad. Voor gedeeltelijke vernieuwing van pijpen zullen nu tien of welligt twintig duizend gulden benoodigd zijn, terwijl het reservefonds op het oogenblik slechts f LöOOO bedraagt. Met eene bepa ling als de nu besprokene zou men dus verhinderd zijn een noodzakelijk werk tot stand te brengen, en daarom verklaar ik mij er tegen. De heer Librecht Lezwyn. Ik blijf gelooven, dat ons voorstel juist is, en het doet mij genoegen, dat de Commissie van Financiën er zich mede heeft vereenigd. Er is gewezen op buitengewone gevallen die zich kunnen opdoen. Maar, als bijv. door storm of andere oorzaken schade aan stadsgebouwen zou worden toegebragt, dan zal toch zeker niemand Burgemeester en Wethouders of de Commissie van Fabricage willen beletten dadelijk voorzieningen te nemen. Hier echter heeft men het oog op gewone gevallenen dan zie ik niet inwaarom de Raad daaromtrentop voordragt der Commissie voor de Gasfabriekniet zou kunnen beslisseneven als zulks geschiedt doör de Commissie van Fabricage, die ieder punt in den Raad brengt, om daarop de goedkeuring der vergadering te vragen. En wat nu betreft de quaestie van wantrouwenals dit in dit voorstel gezien wordt dan beeft de Commissie van Fabricage ook reden om zich daarover te be klagen. Ik moet echter verklaren, dat aan dit voorstel volstrekt geen zweem van wantrouwen ten grondslag ligt. De heer de Fremery. Ik ben van meening dat er in deze aan de Com missie voor de Gasfabriek volkomene vrijheid moet worden gelatenik acht die volstrekt noodzakelijk in elke fabriekoponthoud kan niet anders dan nadeelig zijn. De wijze, waarop de zaak tot nu toe heeft gewerkt, is zoo gunstig, dat ik daarin volstrekt geene verandering wenschelijk acht. Ik ge loof ook dat, wanneer er bijv. een ongeluk aan de retorten ontstaat en de voorraad van nieuwe niet voldoende is om in de behoefte te voorziener bepaald nadeel en ongerief zou geleden wordenwanneer alsdan eerst de Raad moest worden gehoord, en daarna gewacht moest worden op de goed keuring van Gedeputeerde Staten, waarmede zes en meer weken kunnen ver- loopen. Ik acht dit al te belemmerend en verklaar mij dus tegen het voorstel. De heer van der Hoeven. Wanneer men bekwame en vertrouwde per sonen heeft, die zich met de administratie eener zaak belasten, dan is het eenvoudiger dat zij die behandelen zonder inmenging van anderen. Hoe minder personen met de uitvoering belast zijn, des te spoediger, beter en krachtiger zullen de zaken worden afgedaan. De heer Stoffels. De Gasfabriek heeft nu ruim veertien jaren bestaan. Zij heeft, geloof ik, steeds goed gewerkt en de Commissie beeft ook steeds het vertrouwen van den Raad mogen genieten. Er zijn nooit redenen tot klagten gegeven en ik ben dus overtuigd, dat er thans ook zelfs geensehijn moet bestaan dat men eenig wantrouwen in de Commissie stelt. De aard der zaak brengt ook mede dat over een grooter bedrag moet kunnen wor den beschikt. Ik zelf ben lid dezer commissie geweest, en heb gezien dat er veel meer dan f 50.0 voor die soort van uitgaven noodig zijn. Ik weet nu wel dat er geene andere Raads-eommissie is, die vrijelijk over gelden mag beschikken maar er is ook geene commissie die daaraan behoefte heeft. Ik zie daarin geen motief om te stemmen voor het voorstel van den heer Lezwyn c. s. De heer Gevers. Ik zie in het gedane voorstel geen bewijs van wan trouwen. Ik had ook verwacht dat de Commissie zelve had voorgesteld de som van f 500 te verhoogen. Dit is echter nog niet geschied en ik zou daarom aan de Commissie wel willen vragenof zij geene zekere som zou kunnen bepalen, die zij meent dat ter harer beschikking moet blijven. De heer ten Sande. Ik ben sterk tegen het gedane voorstel. De heer Meerburg. De som van f 500 komt mij ook veel te laag voor. Men moet ook niet vergeten dat het hier eene geheel andere com missie geldt dan alle overige commissiën. En bovendien, blijkt het dal de heeren van deze Commissie misbruik maken van het in hen gesteld ver trouwen, welnu, jaarlijks moet er eene nieuwe benoeming voor die Com missie geschieden en dajj kunnen er andere leden worden benoemd en niet uit courtoisie of inschikkelijkheid dezelfde. Ik moet mij dus -tegen het voor stel verklaren. De heer van Outbren. Ik ben er ook tegen, De ondervinding van vele jaren heeft doen zien, dat eene dergelijke bepaling niet noodig is, en zij zal bovendien ook den geregelden gang der zaken aanmerkelijk be lemmeren. De heer Tichler. Ik vind de som van f 500 ter beschikking der Com missie wat te gering. Het zou mij daarom aangenaam zijnwanneer dp Commissie zelve eene som voorstelde. De heer Tollens. Men kan eene gewone commissie uit den Raad niet gelijk stellen met de Commissie voor de Gasfabriek. Ik zal stemmen tegen het voorgesteld artikel, omdat ik dit geheel doelloos en noodeloos acht. Gedurende veertien jaren toch heeft het tegenwoordig systeem gunstig gewerkt, en ik bpn dus huiverig om daarin thans verandering te brengendie misschien minder gunstige gevolgen zou kunnen hebben. Bovendien, de rekening der Copi- missie wordt jaarlijks opgenomen en men kan dan zien of zij hare gestie goed waarneemt. De heer Hartevelt. Wanneer de Commissarissen der Gasfabriek vol doende hadden aangetoond waarom eene som van 500 niet genoegzaam is, dan zou ik mij misschien met een hooger bedrag hebben kunnen ver eenigen. Tot nu toe echter acht ik eene som van f 500 voldoende. Het beweren dat in dit voorstel een bewijs van wantrouwen ligt opgeslotenis allerzonderlingst. Het betreft hier toch een beginselen bovendiende Commissie, die speciaal belast is met het toezigt over de Gasfabriek, is niet uitsluitend administratrice dier zaak maar wij allenleden van den Raad zijn mede administrateuren. En wanneer de Commissie van Fabricage kan en moet doen wat de voorstellers nu verlangen van de Commissie voor de Gas fabriek, dan vindt ik het zonderling dat een lid van die Commissie daarin een bewijs van wantrouwen ziet. Eene bepaling als voorgesteld wordti9 Duttig, en mijns inziens zeer noodig; er wordt b. v. een loods gebouwd, die/7000 kost, zonder dat de leden van den Raad daarvan iets weten; een dergelijke loods bouwt men niet in 3, 4 of 5 weken. Ik geloof dat daarvan eyon goed een plan kon zijn ingediend en daarop de goedkeuring van den Raaxl gevraagdeven goed zeg ik als de Commissie van Fabricage dit doet met werken, die zij voorstelt te doen uitvoeren. En dat f 50p te gering zou zijn, kan ik ook niet toegeven. Zijn er toch dadelijke grootere uitgaven noodig, veroorzaakt door storm, brand of wat ook, die noem ik buitenge woon en dan is die Commissie toch even goed geregtigd dadelijk hulp te verschaffen als de Commissie van Fabricage dit zou mogen doen bij het instorten van een brug b. v.in afwachting der nadere beslissing van den Raad, hoe die geheel te herstellen of te vernieuwen, f 500 acht ik in ge wone omstandigheden als zeer voldoende ter beschikking van Commissaris sen der stedelijke Gasfabriek en verklaar niet te begrijpen, hoe in deze be paling wantrouwen jegens Commissarissen gelegen is. De heer Goudsmit. Ik blijf bij mijne vroeger geuite meening. In de eerste plaats toch is het onbetwistbaar dat het gelddat door de Com missie voorde Gasfabriek wordt besteed, is geld van de gemeentedat, waar het geldt een aanzienlijk bedrag, niet mag onttrokken worden aan de con trole van den Raad. Hat de som door ons voorgesteld te beperkt zou zijn is eene subjectieve meening. De Commissie voor de Gasfabriek had in elk geval eene andere som gemotiveerd kunnen voordragen. Voorts doet het mij leed dat bij deze gelegenheid het woord //wantrouwen" is gebezigd. Ik geloof dat onze geheele rijks- en plaatselijke wetgeving, en ik acht dat ge lukkig, gebouwd is op zekere mate van wantrouwen. Men wil bij alle open bare zaken behoorlijke waarborgen tegen de handelingen van elke adminis tratie. Waarom zou de gemeente niet hetzelfde eischen? En juist nu is voor ons daartoe de geschikte gelegenheid. Immers, naarmate het ver trouwen op de tegenwoordige Commissie voor de Gasfabriek grooter is, kan men ook te eer tot de voorgestelde bepaling besluitenomdat nu nie mand hierin iets anders kan vinden, dan de bevestiging van een beginsel, dat nimmer eene aanzienlijke som mag worden onttrokken aan het toezigt van den Raad. En zoo ooit eenige gemeente, dan heeft voorwaar de onze wel geboet voor een al te groot vertrouwen in bare voormalige besturen en ik wensch dat wij die tijden door doelmatige regelen te voorkomennooit weer beleven. Het voorbeelddoor den heer le Pooje aangehaaldis zeer ongelukkig gekozen. Hij heeft aangetoond dat men zich eens, ten gevolge van een ongeval, gedurende vier weken met slechts een gashou der heeft moeten behelpen. Maar dit bewijst wel het krachtigste te gen hetgeen hij wilde aanvoeren; immers in die vier weken was er toch tijd genoeg geweest om den Raad over deze zaak te raadplegen. Ik had veeleer gewacht dat een voorbeeld zou zijn bijgebragt dat het doen van groote uitgaven noodzakelijk is geweestzonder dat er tijd was vooraf de zaak in den Raad te brengen. In dit bewijs is men te kort geschoten. De heer van der Hoeven vindt het eenvoudig dat de zaken door zoo weinig mogelijk personeel worden behandeld. Ging dit ophet ware beter den geheelen Raad af te schaffen en het gansche beheer eenvoudig over te laten aan het Collegie van dagelijksch bestuur, dat zeker niet minder ons vertrouwen geniet dan de Commissie voor de Gasfabriek. Hier komt nog eindelijk dit bij. Ik wensch den tegenwoordigen heeren van de Commissie een lang leven toe maar onsterfelijk zijn ook zij niet. En wie waarborgt ons, dat hunne op volgers hun zullen gelijk zijn? De heer Hubrecht. Door eenige leden is gevraagd of de Commissie voor de Gasfabriek niet een cijfer kon aangeven. Ik vind mij nog al be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 3