De heer Driessen. Aangezien wij nu de Commissarissen voor de Gas fabriek in ons midden hebben, hetgeen niet het geval is wanneer de reke ning behandeld wordt, zoude ik van deze gelegenheid wel gebruik willen maken die heeren te verzoeken ons, bij indiening der volgende rekening niet alleenzooals tot nu toe steeds geschied isbekend te maken met de hoeveelheid gasdie aan particulieren geleverd wordtmaar ook met dat gene, wat gerekend kan worden door de stad gebruikt te zijn. Tot nu toe heeft men alleen het eerste opgegevenzoodat eene behoorlijke controle dier rekening van wege den Gemeenteraad onmogelijk is. De heer Hubrecht. Ik wil gaarne aan het verzoek van den heer Driessen voldoen. Zelfs zoude dit niet tot de indiening der rekening be hoeven te wachtenmaar ben ik bereid in eene volgende vergadering hier van opgaaf té doen. De heer Driessen. Ik acht de zaak van groot gewigt. Zoolang men toch de door mij gewenschte opheldering miet heeft, is het moeijelijk te bepalen of de fabriek gunstig dan wel ongunstig heeft gewerkt. De heer Goudsmit. Ik vind het inderdaad vreemd, dat men zich nu zoo bereidwillig betoont en de zaak als zoo gemakkelijk en eenvoudig doet voorkomen, terwijl men te voren steeds geaarzeld heeft ons volkomen op de hoogte te stellen. Hoe het zijik ben verheugd dat mijn grief te dien aanzien is komen te vervallen. De heer Hubrecht. Ik geloof niet dat mij deze vraag reeds is gedaan en ik het antwoord daarop ben schuldig geblevenen beroep mij op het gedrukte verslag van onze handelingen. De heer Driessen. Toen de laatste rekening behandeld werdwas ik niet in de stad. Ik meen intusschen zeker te wetendat ik vroeger reeds op dit gebrek in de rekening gewezen heb. De heer Hartevelt. Ook ik heb bij het laatste in- en nazien der re kening en verantwoording van de gasfabriek verklaarddat zulk eene reke ning voor mij een gesloten boek is. De heer Hubrecht. Wel verre van het gesprokene zelfs eenigzins te betwijfelen, moet ik herinneren dat ik bij de behandeling der rekening niet tegenwoordig ben. Ik ben bereid de gestelde vraag te beantwoorden. De Voorzitter. Ik vertrouw, dat, nadat de Wethouder, voorzitter van Commissarissen der gasfabriekzich bereid heeft verklaard de verlangde in lichtingen te geven, men hierin zal kunnen berusten. De post wordt hierop goedgekeurd. No. 98 wordt aldus goedgekeurd: Onderhoud der brandspuiten en andere kosten voor de brandweer 1000. No. 99. Belooning en premiën aan de brandspuitlieden en beambten 1600. De Commissie van Financiën stelt voor dezen post op 600 te brengen. De heer Hubrecht. In het vorige jaar is deze som op 1600 gebragt, in afwachting der nieuwe regeling; nu wordt door de Commissie van Finan ciën voorgesteld 600. De concept-verordening is dezer dagen rondgedeeld en dus kan later bij het vaststellen der bezoldigingen deze post worden verhoogd. De heer Gevers. Verleden jaar is de post verhoogd. De Voorzitter. Juist, met het oog op de nieuwe bepalingen, die men op de brandweer inwachtende was. De heer de Moen. In vroeger jaren was voor de brandweer uitgetrokken 600; in het laatste jaar heeft zij 255 gekost, en dat is de reden, waarom de Commissie van Financiën weder het oude cijfer voorstelt van f 600. Dat die verordening in concept was, wist de Commissie wel; maar zij dacht niet, dat die bepalingeu zoo spoedig in werking zouden komen. De Voorzitter. Het dagelijksch bestuur stelt zich ten deze geen partij en kan dus berusten om den post op 600 terug te brengen. Alzoo gewijzigd, wordt de post goedgekeurd. No. 100. Kosten der schutterij 6949.50. De Voorzitter. Bij deze gelegenheid zal tevens de begrooting voor de schutterij moeten worden goedgekeurd, waartoe de Commissie van Financiën adviseert. Met vaststelling der begrooting wordt de post goedgekeurd. Nos. 101104 worden aldus goedgekeurd: Kosten voor het huis van bewaring f 450; Kosten voor het toezigt op de bewaring van het buskruid en de zorg voor militaire transporten f 150; Drukwerk, schrijfbehoeften en andere uitgaven voor de policie 300; Toelage aan den plaatselijken adjudant 100. Hoofdstuk VI. Kosten der plaatselijke gezondheidspolicië. No. 105 wordt aldus goedgekeurd: Toelage aan de plaatselijke genees kundige commissie 500. No. 106. Kosten der Gezondheids-Commissie 200. De Voorzitter. Hierbij is ook de begrooting der Gezondheids-Commissie overgelegdwelke bij deze gelegenheid ook zou moeten worden vastgesteld. Met vaststelling dezer begrooting wordt de post goedgekeurd. Nos. 107 en 108 worden aldus goedgekeurd: Kosten van toezigt en onder zoek der openbare huizen enz. f 50Kosten voor het vaccineren van be- hoeftigen 250. Hoofdstuk VII. Kosten voor het onderwijs en ter bevordering VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. No. 109. Kosten voor het gymnasium of de latijnsche scholen 13300. De heer Tichler. Bij de behandeling der begrooting, indien ik mij niet vergis, nu drie jaren geleden, is in deze vergadering het voorstel ge daan om het gymnasium op te heffen. De redenen, die daarbij werden aan gevoerd, waren hoofdzakelijk de groote kosten welke die inrigting aan de gemeente veroorzaakte. Ik verklaarde mij destijds tegen dat voorstel, daar ik van oordeel was, dat die instelling niet kon worden gemist. Sedert dien tijd heeft het onderwijs ook in deze gemeente eene aanmerkelijke uitgebreid heid verkregen, waaronder mede moet gerekend worden de nieuwe school op de Aalmarkt, voor meer uitgebreid lager onderwijs, vermeld onder lett. d. Op de bedoelde school worden, naar ik geloof, al de vakken van het onderwijs behandeld, welke op het gymnasium onderwezen worden, uitgezonderd de Latijnsche en de Grieksche taal. Bovendien kan aldaar nog een 50tal leerlingen geplaatst worden. Het komt mij derhalve nu voor, dat het oogenblik gekomen is, waarop het gymnasium kan opgeheven en in eene latijnsche school veranderd wordenwaardoor dan eene aanmerkelijke som voor de gemeente zal kunnen worden uitgewonnen. Ik wilde aan mijne medeleden in overweging geven of het geraden zou kunnen geacht worden in dezen zin een besluit te nemen. De Voorzitter. Mag ik herinneren wat niet in openbare, maar in besloten vergadering besproken is. Naar aanleiding nu van de wet op het middelbaar onderwijs staat het daar verhandelde in verband met de al of niet opheffing van het gymnasium, waarin naar oordeel van den voorgaanden spreker door de school voor meer uitgebreid lager onderwijs kan worden voorzien. Ik geloof, dat er op dit oogenblik geene behoefte bestaat om !e zaak nu te behandelendaar in liet volgend jaar de inrigting van het middelbaar onderwijs vermoedelijk in overweging zal komen. Dan zal zeer zeker de beste gelegenheid daar zijn om die vraag ter sprake te brengen. De lieer Tichler. Het kan zijn, dat de voorgestelde uitbreiding aan de school van het genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix te geven tot de wet op het middelbaar onderwijs in verband moet gebragt worden, maar 1 ..®e tevens, dat de behandeling dier zaak nog verre verwijderd is en wij derhalve geene gelden voor het gymnasium mogen toestaanzoolang genoemde zaak met tot stand is gekomen en er, gelijk ik zoo straks ge zegd heb, op eene andere wijze in de behoefte van het onderwijs wordt voorzien. De Voorzitter. Dat die tijd van regeling nog min of meer verwijderd is, zal ik niet tegenspreken. Maar wij hebben althans niet stilgezeten en de vereischte voorstellen bereids gedaan. Er kunnen misschien buiten ons redenen bestaan om de zaak langer aan te houden, maar wij zijn althans ernstig bedacht geweest om haar tot stand te brengen. Ik zal thans den post in stemming brengen na de geopperde bedenkingen. Of verlangt de heer lichler geene stemming? De heer Tichler. Neenmijnheer de Voorzitter. Zonder stemming wordt de post hierop goedgekeurd. No. 110. Jaarwedden der hoofd- en hulponderwijzers en onderwijzeressen mitsgaders toelage ten behoeve van kweekelingen 34500. De heer Krantz. Moet niet bij dien post van het gymnasium de be slissing genomen worden betreffende de gratificatie van den claviger? De Voorzitter. Ja, gij hebt gelijk. •i ^e®r DF; Moen.. Ik zou van hetzelfde denkbeeld kunnen zijn, maar ik acht het niet noodig; want de jaarwedden en toelagen zijn in één voor stel van Burgemeester en Wethouders begrepen geweest. Op pag. 41 der memorie van toelichting, onder hoofdstuk VII, zijn allen in eens geregeld; maar ik acht het niet noodig een afzonderlijk besluit dienaangaande te nemen. De Voorzitter. Ik geloof dat er vroeger besloten is over die som niet te disponeren dan voor zooverre daartoe telkens een bepaald raadsbesluit ge nomen is. De heer Librecht Lezwyn. Er staat toch afzonderlijk*wedde en toe lage." De Voorzitter. Ik geloof dat de bedoeling van den heer Krantz is om op te heffen het vroeger besluit, waarbij bepaald was over de toelage afzonderlijk te beslissen en deze toelage niet uit te betalen dan na eene hiertoe opzettelijk gedane aanvrage. Dienovereenkomstig wordt besloten. No. 110 wordt hierop goedgekeurd. No. 111. Onderhoud van de school, de schoolmeubelen en de woning des onderwijzers 2000. De lieer Meerburg. Ik zie, dat de post met ƒ1500 vermeerderd is in vergelijking van verleden jaar. Ik moet dit bejammeren, vooral daar de school op de Oude Vest kort geleden is gebouwd en er nu voor deze eene groote uitgaaf tot verbetering noodig is. De Voorzitter. Op het eerste punt moet ik antwoorden, dat de zaak van de ventilatie eene van de moeijelijkste zaken isdie door de Commissie van I abri cage en den architect zijn behandeld. Er is geen punt, dat moeijelijker kan worden uitgemaakt, waaromtrent men moeijelijker kan be palen wat het beste is. En wat de verbetering der speelplaats aangaat, daarop zal de heer Hubrecht het best kunnen antwoorden. De heer Hubrecht. De verandering hier bedoeld is deze, om een toe gang uit de school naar de speelplaats te maken, en daardoor te vermijden dat de kinderenom naar de speelplaats te gaaneerst over de straat moeten. De heer Meerburg. Ik kan toegevendat er eene verbetering noodig is; maar het is te bejammeren, dat er vroeger niet op gelet is, of dat de school niet behoorlijk is ingerigt. De heer Hubrecht. De speelplaats is er eerst later bijgekomen. De post wordt hierop goedgekeurd. No. 112. Kosten van schoolboeken en schoolbehoeften der leerlingen f 4000. De heer le Poole. Ik begrijp niet, dat er zoo ieder jaar eene zoo groote som voor schoolbehoeften moet worden aangevraagd. Wanneer er toch eenmaal een voorraad schoolboeken aanwezig isis het dan wel noo dig, dat die som telkens terugkomt? Het is toch eene belangrijke som. Worden die boeken dan zoo kapot gelezen Zij zijn er toch nu eenmaal. En om nu eiken keer zooveel te besteden is toch wat al te kras. De Voorzitter. Men moet niet vergetendat het hier zeven scholen betreft. Gij spreekt daar van de boeken stuk lezen. Wij wetendat de jeugd niet altijd de boeken met de meeste zorgvuldigheid behandelt, en daarbij zijn het geene boeken, waarvan de banden zoo stevig zijn, dat zij aan minder zorgvuldige behandeling kunnen weerstand bieden. De heer le Poole. Ik vind het toch een hoog cijfer voor zakendie voor het meerendeel reeds zijn aangekocht. De heer van der Hoeven. De heer Le Poole schijnt één pant te ver getendat er ook nieuwe leerlingen komen; dat het eene uitgave is, die met de populatie der school in verband moet gebragt worden. De heer de Moen. In 1861, toen de scholen minder bevolkt waren, is er eene som van f 3500 uitgegevenen sedert zijn zij veel meer be volkt. Na verloop van een jaar zijn er alras nieuwe boeken noodig. In 1864 zullen er nog meer noodig zijn dan ten vorigen jare. De post wordt hierop goedgekeurd. Nos. 113 en 114 worden aldus goedgekeurd: Vuur en licht in de school ƒ1000; Vergoeding aan de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen voor gemis van vrije woning ƒ1400. No. 115. Kosten der plaatselijke schoolcommissie ƒ200.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 3