van uitgaaf eenmaal zoude worden verminderd. De gelegenheid heeft zich 1
nu vootgedaandat tot die vermindering kan worden overgegaanen le 1
eerder, omdat de werkzaamheden op het kantoor minder zijn geworden.
Ik vereenig mij alzoo met den wensch der Commissie van Financiën.
De heer Meerburg. Het is hoogst moeijelijk, bij het uiteenloopende
van beide rapporten, ten deze eene stem uit te brengen. Er is tegen de
voordragt aangevoerd, dat de beambten niet altijd werkzaam zijn op het
kantoor. Ik moet evenwel daartegen opmerken, dat zij toch in dienst zijn
der gemeente en verhinderd worden op dien tijd andere werkzaamheden te
verrigten. Men moet dit wel in aanmerking nemen. En dit alleen geeft,
meen ik, grond genoeg om eene billijke verhooging te verleenendaar het
tractement niet te hoog kan worden beschouwd.
De heer Gevers. Ik kan mij in het geheel niet vereenigen met het
rapport der Commissie van Financiën, om de tractementen dezer ambtena
ren niet te verhoogen. Ik kan hierin vooral niet deelen, als ik in aanmer
king neem, dat die personen reeds zoo lang dienst doen en zich daaronder
een bevindt die reeds veertig jaren dienst telt. Dit geeft mij allezins aan
leiding om mij te vereenigen met de gedane voordragt van Burgemeester
en Wethouders. Het komt mij daarenboven voor, dat wij deze tractemen
ten in overeenstemming moeten brengen met die van andere beambten. Als
ik dan naga, dat voorgesteld wordt het tractement van den heer Henkes
te brengen op 800terwijl hij slechts daarvoor vijf dagen in de week
werkzaam is van 's morgens 10 tot 's namiddags 2 uur, en de beambten
op het belastingkantoor zich moeten bevinden van 's morgens 8 tot 's na
middags 1 uur en 's avonds wederom van 3 tot 6 uur moeten werkzaam
zijn j dan acht ik het niet meer dan billijkdat hun eene verhooging
worde toegekend. Wat mij betreft, had ik liever gezien, dat het tracte
ment van den eersten beambte Kehl ware gebragt op f 1000maar daar
hiertoe geen voorstel is gedaan, bepaal ik mij voor het oogenblik met mij
te verklaren voor de voordragt van Burgemeester en Wethouders.
De heer Hubrecht. Ik vereenig mij met de voordragt. Nu gebleken
is dat de plaats, door het overlijden van den heer Hoogenstraaten vacant,
niet behoeft vervuld te worden, maar zijne werkzaamheden onder de overige
beambten kunnen verdeeld wordenbestaat er alle reden om hun eene ver
hooging toe te kennen. Eene bezuiniging wordt toch verkregenen waar
meerdere werkzaamheden gevorderd worden, mag hier toch billijke vergoe
ding tegenover staan.
De heer de Fremery. Bij de vorige begrooting is aangemerkt dat de
werkzaamheden van die beambten niet in verhouding stonden tot de beloo
ning. Wij hebben dit niet geheel ontkenden ons bereid verklaard om
wanneer er eene vacature op dat kantoor mogt ontstaanwaarop toen reeds
eenig uitzigt was, alsdan in dien zin aan den Raad eene voordragt te
doen. Dit is nu werkelijk geschied; terwijl daarbij eene bezuiniging van
f 1050.werd voorgesteld, meenden wij dat de voorgestelde regeling werkelijk
billijk was en goedkeuring verdiende. Ik kan de overtuiging niet deelen
dat de werkzaamheden van de ambtenaren, die nu overblijven, inderdaad
zoo gering zullen zijn; ik kan wel aannemen dat er dagen zijn dat niet allen
voortdurend werk hebben; dit zal wel op ieder kantoor het geval zijn. De
vraag is echter naar mijne zienswijze meer: kunnen er ook op de meest
drukke uren, gelijk er op marktdagen voorkomen, personen gemist worden,
en dit geloof ik niet; de belanghebbenden hebben ook dan regt en aan
spraak om goed en spoedig geholpen te worden; voor den handel is dit
van overwegend belang. Wat de kosten betreft van dit kantoor, ik geloof
ook niet dat die in verhouding tot andere te hoog zijn voorgedragenvooral
niet als men in aanmerking neemt, dat voor de perceptie-kosten van den
rijks-accijns op het geslagt aan den anderen kant weder f 450.in de
gemeentekas terugkomt. Ik meen dus dat de voordragt van Burgemeester en
Wethouders niet zoo onaannemelijk is.
De heer Hartevelt. Ik voor mij ben nog niet overtuigd, dat de trac
tementen, zoo als die op dit oogenblik worden genoten, niet in evenredig
heid zijn tot de werkzaamheden der beambten. Zoolang ik die overtuiging
misacht ik het wenschelijkdat die tractementen onveranderd op de be
grooting blijven. Een persoonlijk onderzoek op het kantoor zoude ik wen
schelijk achten, ten einde na te gaan, of werkelijk, met het oog op de
verrigte werkzaamhedeneene verhooging is aan te raden. Thans houden
velen en ook ik het er voor dat de vier beambten met den ontvanger niet
genoeg werkzaamheden hebben om de voorgestelde verhooging te billijken;
blijkt het nu uit het onderzoek, dat de billijkheid eene verhooging eischt,
dan zal ik de eerste zijn, die er voor stem.
De heer Driessen. Het is zeer moeijelijk, bij het uiteenloopende der
beide rapporten, eene keus te doen. Ik wenschte dus wel, dat er een nader
onderzoek werd gedaan naar de werkzaamhedenaan het kantoor verrigt
wordende. Voor zoover mij bekend is werken de beambten er zeven uren
per dag, en dat in aanmerking nemende, komen mij de salarissen nog al
redelijk voor.
De heer Le Poole. Ik geloof niet, dat zoodanig onderzoek noodig is.
Naar mijn oordeel komt aan de beambten aan het kantoor die verhooging
in billijkheid toe; en ik kan mij dus wel met het voorstel van Burgemees
ter en Wethouders vereenigen. Dat er werkelijk veel werkzaamheden aan
het kantoor te doen zijnheeft onder anderen de heer Tollens zoo straks
nader bevestigddie tegenover het kantoor gewoond heeft en dus wel het
best in staat zal geweest zijn de zaak te beoordeelen. Die werkzaamheden
zijn dan ook belangrijk in verband tot het in- en uitgaan van de personen
die voor hunne belangen op het kantoor moeten komen. En zoo heeft de
heer de Fremery ook teregt opgemerkt, dat er op marktdag, en ik meen
op de twee marktdagen Vrijdag en Zaturdag, ontzaggelijk veel te doen is,
terwijl hetgeen de beambten vroeger bij zoodanige gelegenheid genoten
hebbenvervallen is. Om die redenen kan ik mij volkomen vereenigen
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders en niet met het rapport
van de Commissie van Financiën.
De heer Goudsmit. Door hetgeen ik heb gehoordben ik niet over
tuigd van de billijkheid om de tractementen dier beambten te verhoogen
vooral als ik in overweging neem, dat voorleden jaar door een der raads
leden is gezegddat er zoo weinig op dit kantoor te doen isdat men er
eigenlijk elkander in den weg loopt. En nu is er wel een verzoekschrift
van die ambtenaren ingekomenmaar zij hebben ten aanzien hunner werk
zaamheden in het gezegde berust. Ik moet daaruit afleiden, dat het vol
komen gegrond is. Dat nu die beambten de gemeente trouw en eerlijk
hebben gediend, is welligt erkenning waardig, maar geeft geen aanspraak
op verhooging. Alleen de meerdere omvang der werkzaamhedenniet bloote
pligtsbetrachtingis de maatstaf van beoordeeling. Maar er bestaat nog
eene andere reden, waarom ik mij tegen de voordragt moet verzetten. Ik
heb namelijk meermalen hooren klagen, dat het kantoor niet anders
geopend is dan van 's morgens 8 tot 's namiddags 1 ure en voorts van 3
tot 6 ure. Ik acht dit een groot ongerief voor den handel, die den
ganschen dag in de gelegenheid moet zijn om billetten op het belasting
kantoor te verkrijgen. Ik zou dus kuunen berusten in het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, alleen onder die voorwaarde, dat het kan
toor den ganschen dag geopend en alzoo de nijverheid geholpen zij. Wil
men dit nietik zal tegen de verhooging stemmen.
De heer Cock. Ik kan mij volkomen vereenigen met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders.
De heer de Moen. Mijn gevoelen ligt in het rapport der Commissie van
Financiën opgeslotendoch ik zou wel wenschendat aan hetgeen door den
heer Hartevelt is aangevoerd, gevolg wierd gegeven. Over deze zaak be
staat reeds sedert jaren een strijd tusschen Burgemeester en Wethouders en
de Commissie van Financiën. Maar nu begint er ook strijd te komen tus
schen de leden van den Raaddoor de beambten opgewekt, die niet alleen
in hun belang zich aan de vergadering wenden, zooals betamelijk is, maar
door gesprekken als van verongelijking door de Commissie van Financiën gewa
gen. Daarbij heeft een hunner goedgevonden mij op eene onbehoorlijke
wijze te schrijven; dan ik doe daar nu het zwijgen toe en doe liever het voor
stel dat de Raad moge goedvinden, hetzij Burgemeester en Wethouders, of
wel eene commissie uit ons midden uit te noodigen (en dan wil ik daar
wel in benoemd zijn) om een onderzoek op dat kantoor in te stellenten einde
daardoor kunne blijken, door het nazien der boeken, registers en wat meer
zijover een tijdvak van eenige jaren of aldaar werkelijk zooveel werk
zaamheden werden verrigtdoor zooveel personenzonder dat neem ik
geen woord terug van het vroeger gezegde. En indien dat blijkt inderdaad
het geval te zijn, zal ik de eerste wezen om eene verhooging van tracte
ment voor te stellen; maar anders kan ik mij bezwaarlijk daarmede ver
eenigen. Ik moet ook herinnerendat in 1857 toen de belasting op de
brandstoffen werd ingevoerd, het argument kon gelden van meerdere werk
zaamheden; ook toen zijn de tractementen verhoogd. Thans i3 die belas
ting vervallen en de perceptie van het gedistilleerd zeer vereenvoudigd.
Het overlijden van den heer Hoogenstraaten kan dus geen reden tot tracte-
mentsverhooging zijn dewijl er welligt voor vier beambten buiten den ont
vanger nog te weinig werk is, wenk, waarmede het rapport der Commissie
van^Financiën sluit. Ook zegt de heer Hartevelt, dat er weinig te doen is;
het zal dan bepaald blijken, wat er gedaan is, en te doen valt voor 't vervolg.
De heer Wttewaall. Mijnheer de Voorzitter, ik kan mij vereenigen
met hetgeen door de heeren Hartevelt en Goudsmit is in het midden ge
bragt en door den heer de Moen nu tot een voorstel wordt gemaakt. Doch
zullen de ambtenaren den geheelen dag beschikbaar zijn, dan zal het wen
schelijk zijn te achten dat de verordening worde herzien. Dan moet men
ook van zelf komen tot eene verhooging van de tractementen; zij zijn
laag in verband beschouwd met die, welke aan de heeren worden toege
staan, welke op de secretarie werkzaam zijn.
De heer Librecht Lezwyn. Ik dacht aanvankelijk te stemmen voor het
voorstel van de Commissie van Financiënmaar ik ben daarvan teruggeko
men omdat ik geheel instem met het denkbeeld van den heer Goudsmit.
Wij weten inderdaad niets van den omvang der werkzaamheden der beamb
ten aan het kantoor. En nu hoort men dikwijls de klagt uiten, dat op som
mige uren van den dag en des avonds na 6 uur geen billetten meer aan
het kantoor kunnen worden verkregen, zoodat menig handelaar gevaar loopt
van te worden beboet, wanneer hij van geen billet is voorzien. Ik ben
derhalve zeer voor het idee van den heer Goudsmit. Ik ben alleen voor
eene verhooging van tractementmits er zoodanige schikking in de dienst
kon plaats hebbendat het kantoor den geheelen dag open was en men
ieder oogenblik zich van een billet kon voorzien. Ik acht dat kantoor ge
lijk met het kantoor der commiesen aan de poort, waar men ieder oogen
blik kan worden geholpen. Dit is inzonderheid noodig op den marktdag.
Met het voorstel van den heer de Moen in tusschen kan ik mij zeer veree
nigen, daar het daarbij beoogde onderzoek zal kunnen leiden tot de meest
billijke beslissing.
De heer Tichler. Ik kan mij ook zeer vereenigen met het voorstel van
den heer de Moen, daar de beide uitgebragte rapporten van uiteenloopende
strekking zijn, zoo zelfs dat de Commissie van Financiën zelve beweert, dat
wel een der beambten kon worden gemist, ook na het ontstaan der vaca
ture terwijl daarentegen Burgemeester en Wethouders verklarendat
juist daardoor de overige beambten met eenige meerdere werkzaamheden
zijn bezwaard.
De Voorzitter. Indien de zaak niet in verband stond met de begrooting,
zou er welligt aanleiding bestaan om haar bij eene volgende gelegenheid
te behandelen. Maar de zaak dringt en vereischt eene beslissing. Ik zal
overigens na al het reeds gesprokene niets tot verdediging van de voordragt
in het midden brengen. Ik heb echter een paar punten hooren aanvoeren
en daarbij onder anderen het getal uren hooren noemen gedurende welke
de beambten werkzaam zijn enmet het oog daaropde stelling verdedigen
dat het tegenwoordig tractement als voldoende is aan te merken. Ik geloof
1 evenwel, dat het argument, ontleend aan een bepaald aantal uren arbeids,
hier niet wel opgaat. Men kan moeijelijk hier als in andere gevallen be
weren dat men de overschietende uren aan eenig ander werk zoude kunnen
toewijden. De aard toch der onderwerpelijke betrekking is zoodanig, dat de
i ambtenaar zich bezwaarlijk andere bezigheid elders kan verschaffen. Voorts
- geloof ikdat de ambtenaren moejjelijk eene aanmerking kunnen inbrengen
op hetgeen hier in den Raad wordt in het midden gebragt, of daartegen
een protest kunnen indienen. Ik zou niet gaarne ziendat men van die zijde
zieh telkens protesten veroorloofde, fk zal voor het overige de beslissing
aan de vergadering overlaten. Intusschen zal het instellen van het verlangde
r onderzoek eenig bezwaar opleveren, daar wij straks de begrooting zullen be-
t handelenen daarbij de tractementen der ambtenaren moeten vastgesteld
worden. De heer de Moen, die de begrooting heeft onderzocht, zal het
best weten hoedanig hier moet gehandeld worden.