stellen te berde gebragtdie misschien kunnen geacht worden van financiëlen aard te zijn; maar wij achtten die toch niet van zoo overwegend belang om in handen der Commissie van Financiën te worden gesteld. De heer Gevers. Ik geloof, dat4fe zaak eenigzins van gedaante veran derd is, en dat de voorstellen dus wel degelijk door de Commissie van Financiën hadden moeten worden onderzocht. De heer Driessen. Ik beaam geheel hetgeen door den heer Gevers is gezegd. Ik geloof, dat de strekking van het voorstel, dat ingediend is, verder gaat dan men oppervlakkig zoude denken. Ik zou dus zeer gaarne zien, dat alsnog het praeadvies van de Commissie van Financiën gevraagd werd, vooral met betrekking tot de weglating van den post van 10,000 van de begrooting, waartegen de Commissie van Financiën en de meerder heid van den Kaad tot nog toe steeds heeft geijverd. De heer de Moen. Wat mij persoonlijk betreft, kan ik de zaak niet anders inzien dan zoo als door den Voorzitter is gezegd, en dat ik allezins juist acht. Ik kan niet inzienwelk licht de Commissie zou kunnen geven omtrent de weglating van die ƒ10,000, in de uitgaaf; want wanneer die post van de begrooting wordt afgenomen, moet de som der overwinst in ontvangst toch op die wijze voorkomen, dat er geene eigenlijke verande ring door ontstaat in de slotsom. Maar verlangt de vergadering, dat bij onze overige werkzaamheden ook die gevoegd worde om op het voorstel te adviseren, wij zullen het met genoegen doen. De heer Goudsmit. Ik wil het volstrekt niet als een verwijt aan het dagelij ksch bestuur toerekenen dat het de voorstellen niet aan de Com missie van Financiën heeft gerenvoyeerd. Intusschen geldt het hier een finan ciële maatregel: eene vermindering van uitgaven. De Commissie van Finan ciën kan raoeijelijk a priori zeggenof hare aanmerkingen niet meer licht over de zaak zullen verspreiden. Wij gelooven volstrekt niet dat tegen ons voorstel geene bedenkingen te maken zijn; juist daarom ben ik voor het renvooi. De heer Librecht Lezwyn. Ik heb er niet tegen de zaak te stellen in handen van de Commissie van Financiën. Maar ik zou dan het verzoek doen, dat haar advies wat vroeger in handen van de voorstellers kwam dan nu gewoonlijk geschiedt. Immers de twee stukken, die ter leeskamer heb ben gelegen, waren er niet meer dan tweemaal 24 uren vóór de vergade ring, en dat is waarlijk niet te lang. Ik had evenwel mijne bedenkingen reeds op schrift gebragt, die misschien door het rapport der Commissie van Financiën zouden moeten gewijzigd worden. Ik zoude het daarom wen- schelijk achten, dat het rapport wat langer ter inzage mogt worden gelegd, ten einde behoorlijk in de gelegenheid te zijn er over na te denken. Wij hebben nu geen ruggespraak over het voorstel gehad, maar ik wil mij neer leggen bij het verlangen om het voorstel aan die Commissie te renvoyeren. De Voorzitter. Ik hoop dat het zal kunnen geschieden. Alleen wensch ik wat spoed aan te bevelen; want de zaak staat in verband met de be grooting, die heden over acht dagen moet worden behandeld. Indien nu het rapport nog vóór de begrooting in behandeling moest komen, zou de beraadslaging over de begrooting moeten worden vertraagd, en daar hier spoed gevorderd wordt, hoop ik, dat daaraan zal kunnen worden voldaan. Zoodra het rapport der Commissie gereed is, zal ik aan de voorstellers en aan al de leden kennis geven, dat het rapport ter leeskamer ligt. De heer de Fremery. Ik kan mij wel vereenigen met het denkbeeld om aan de Commissie op te dragen over de voorstellen te rapporteren; maar ik wenschte niet dat uit dit besluit werd afgeleiddat de Raad reeds nu aannam dat de zienswijze van de voorstellers de juiste en eenige ware zij. Het belang van de zaak vordert dit wel te onderscheiden. De heer Goudsmit. Ik begrijp niet, hoe de heer de Fremery kan twij felen, dat door de verzending niets gepraejudiceerd wordt. De Voorzitter. De Raad heeft zich over de zaak zelve niet uitgelaten. Zij blijft dus geheel ongepraejudiceerd. De heer de Fremery. Dan heb ik er niets tegen. De Voorzitter. Ik stel dus nader voorde zaak te stellen in handen der Commissie van Financiënmet uitnoodiging om zoo spoedig mogelijk rap port uit te brengen. De heer Krantz. Ik zie niet in dat er zulk een naauw verband bestaat tusschen die zaak en de begrooting. Naar mijn gevoelen is het onjuist dat er niet meer tijd tot inzage der rapporten aan de leden is gegevenen ik was voor nemens in overweging te geven de verschillende rapporten te stellen in han den van de voorstellers. Wanneer nu, die in handen worden gesteld van de Commissie van Financiën, zoude ik het niet wenschelijk achten, dat daarbij het verlangen gevoegd werd om die zaak vóór het behandelen der begrooting af te doen. De Voorzitter. Mij dunkt, dat de zaak wel in verband staat met de begrooting; want het eerste voorstel strekt om een post daaruit weg te laten, tenzij men besloot vooreerst dien post er op te behouden en de be grooting te behandelenten einde later, indien het noodig mogt zijn, op de zaak terug te komen. Maar het eerste punt is mijns inziens wel degelijk van invloed op de begrooting. De heer Krantz. Naar mijn gevoelen kan die invloed niet belangrijk zijn. Werden de uitgaven door de aanneming van het voorstel verminderd, zoude dit slechts eene verwisseling van cijfers ten gevolge hebben, 't geen door overschrijving kan gevonden worden. De Voorzitter. De noodzakelijkheid der voorafgaande behandeling van het eerste punt hangt van de meening der voorstellers zelve af. De heer Hartevelt. Deze moeijelijkheid komt mij voor den geest, dat, als die /"10,000 ter sprake komen bij de begrooting, er dan toch eene of geene som dient aangenomen; misschien neemt men wel ƒ18,000 aan. Ik voor mij geloof dat deze zaakook om de verdere punten in het voorstel, vóór de begrooting dient afgedaan. De Voorzitter. Het is eigenlijk geene zaakdie ingrijpt in het cijfer der begrooting. Ik moet nu vragenof de voorstellers aan die quaestie van vorm zooveel waarde hechtendat zij de zaak nu wenschen uitgemaakt té zien. De heer Goudsmit. Voor dit jaar acht ik de zaak niet van dat belang dat het eerste gedeelte van het voorstel niet nu zou kunnen worden be handeld. Maar over de overige deelen wensch ik eene afzonderlijke be slissing. De Voorzitter. Men zou dan de zaak meer gezet in overweging kun nen nemenwanneer zij in de volgende maand behandeld wierd na de nader in te wachten inlichtingen. De heer Goudsmit. Ik hoop dat alsdan meerdere gelegenheid zal zijn om de stukken in te zien. Terwijl immers deze eerst Dingsdags ter lezing werden gelegd om ze op den daarop volgenden Donderdag te behandelen, is het moegelijk in dien tusschentijd een naauwkeurig onderzoek te doen. Ik merk tevens op dat deze zaak reeds negen weken geleden is te berde ge bragt terwijl de stukken voor ons eerst sedert eergisteren beschikbaar waren. De Voorzitter. Ik zal dit verlangen in gedachte houden. Als ik niet toevallig uit de stad ware geweest en mijne terugkomst ware afgewacht, zouden de stukken misschien reeds vroeger ter lezing gelegd zijn. Maar het zal verder in aanmerking worden genomen. De heer Librecht Lezwyn. Ik geloof, dat het punt betrekkelijk de 10,000 wel bij de begrooting zou kunnen worden behandeld. Maar dan wenschte ik, dat de zaak, wat de overige punten aangaat, opzettelijk aan de orde werd gesteld in de maand November, terstond na de behandeling der begrooting. De Voorzitter. Indien verder niemand hierover het woord verlangt, zal ik vragen, of de vergadering in'hoofdelijke stemming wenscht- te heb ben gebragt het voorstel om de zaak te stellen in handen der Commissie van Financiën. Door geen der leden eene stemming verlangd zijnde, zoo wordt tot de bedoelde verzending besloten. III. Voordragt omtrent het verkenen van tegemoetkoming aan dienst- pliglige schutters in de kosten hunner kleeding. Burgemeester en Wethouders nemen de vrijheid voor te dragen dat 21 manschappen, met name op den overgelegden staat vermeld, geacht zullen worden in staat te zijn zeiven in hunne kleeding te voorzienen voorts te besluiten dat 1 voor de helft en 3 voor drie vierden in hunne kleeding of kleeding-kosten zullen worden te gemoet gekomen, terwijl de overige op dien staat vermelde manschappen als zoodanig voor het geheel uit de ge meente-fondsen tegemoetkoming zullen erlangen. Dienovereenkomstig wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten. IV. Begrootingen voor 1864: 0. der gesubsidiëerde instellingen van weldadigheid 1. het Heiligen Geest of arme wees- en kinderhuis. De Commissie van Financiën raadt het subsidie door HH. Regenten aan gevraagd, ten bedrage van ƒ14854, ƒ1436 minder dan zij over 1863 ont vingen op die som te bepalenen voorts de begrooting goed te keuren en vast te stellen: deinkomsten op ƒ37281.461, de uitgaven op ƒ37281.46^, sluitende quite. Door geen der leden wordt hierover het woord verlangd. 2. het R. C. wees- en oudeliedenhuis. De Commissie van Financiën raadt het subsidiezoo als die door HH. Regenten is voorgesteld, nog voor ditmaal vast te stellen op ƒ16000, en tevens de begrooting goed te keuren en vast te stellen: de inkomsten op ƒ20950.—, de uitgaven op ƒ20950.—sluitende quite. Door geen der leden wordt hierover het woord verlangd. 3. het Evangelisch Luthersch wees- en oudeliedenhuis. De Commissie van Financiën raadt het subsidiedoor HH. Regenten zeiven, met eene vermindering van ƒ145, tot 3100 voorgedragen, nog voor ditmaal op die som te bepalen en de begrooting goed te keuren en vast te stellen: de inkomsten op ƒ6135.651, de uitgaven op ƒ6134. goed slot ƒ1.051. De heer Hartevelt. Waarom staat ook ten aanzien van deze begroo ting //nog voor ditmaal" in het rapport? Ik meen toch, dat er een min der subsidie wordt voorgesteld dan te voren aan het Luthersch weeshuis is toegekend. De Voorzitter. Ik geloof, dat de vermindering naar het inzien der Commissie niet zoo groot is als naar gelang van de vermeerdering der inkomsten het geval zou kunnen zijn. En hoezeer men de hoop koestert, dat in een volgend jaar die legaten tot belangrijker vermindering van het subsidie zullen kunnen leiden, heeft de Commissie voor ditmaal in het op gegeven bedrag berust. De heer de Moen. De Voorzitter heeft de bedoeling der Commissie vol komen juist uitgedrukt. 4. het Gereformeerd minnehuis. De Commissie van Financiën raadt ook voor ditmaal het subsidie te be palen op ƒ16500 en de begrooting goed te keuren en vast te stellen: de inkomsten op ƒ20705, de uitgaven op 20705, sluitende quite. Door geen der leden wordt hierover het woord verlangd. 5. het Israëlitisch armbestuur. De Commissie van Financiën raadt ook ditmaal het subsidie te bepalen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 2