staat het ambtenaarshuisjeals men de stad uitgaataan de linkerzijdeik wensch nu voor te stellen, om het huisje aan de regterzijde te plaatsen, insprin gende in den wal der zwemplaats, hetgeen bij nader inzien doelmatiger is, en waardoor ook het uitzigt van de stad af ruimer zoude worden. De heer de Fremery. Ik ben over het algemeen niet voor het afbre- i ken van poortenen wensch er op te wijzendat deze voordragt niet liet gevolg is van bouwvalligheidwaardoor afbraak of herbouw verpligtend wordt; maar dat zij veeleer is toe te schrijven aan den wenschreeds bij de vorige begrooting te kennen gegevenom allengs de poorten af te bre ken. Ik kan mij met dat denkbeeld niet vereenigen en meen dat het aan- zigt der stad er niet door verbeteren zal. Als men de poort wegbreekt, zal de lange smalle brug na de amotie nog veel meer in het oog vallen en de stad het aanzien geven van een open vlek. Ik kan dit in het alge meen zoo mooi niet vindenen hecht voor mijwaar het niet in strijd is met de veiligheid en het gemak van de ingezetenenaan de deftige poort, die naar mijne opvatting meer in overeenstemming is met onze aloude stad. Bovendien betwijfel ik of het nieuw te bouwen ambtenaarshuisje, zijdelings van de brug geplaatst, daar zooveel beter staan zal. Ik geloof het niet, en indirect is mij dit ook door een deskundige toegestemdop mijne vraag toch: zou het niet beter staan ook aan de overzijde een gelijk gebouwtje te plaatsen, en dit dan met een boog aan elkander te verbinden? was het antwoord: ja dat is wel mogelijk, doch dan zou het weer een poort worden en dit kan toch niet. Ik geloof dus werkelijk dat hier geene verbetering als het voorstel aangenomen wordt, zal plaats hebben, en zeker niet voor de ambtenarendie een zeer warm en goed gesloten gebouw zullen moeten ontruimen om in een ligt en minder goed gebouwd lokaal te moeten plaat9 nemen. Maar zegt de Commissie: de poort, althans de schoorsteen, is niet meer regt en toont verzakking aan. Ik wil het aannemen, doch kan niet geloovendat dit verzet in de laatste jaren heeft plaats gehadhet gebouw althans blijkt nog hecht en sterk te zijn, en kan zeker voor eene betrek kelijk geringe som worden hersteld en bewaard. Ik acht dit wenschelijk en zal dus tegen het voorstel stemmen. De Voorzitter. Gij zijt van het beginsel uitgegaan om het behoud der poorten in het algemeen als wenschelijk te achten. Wat mij betreft, ben ik van een tegenovergesteld beginsel. Ik vind, dat de poorten zel den eene stad versierenmaar haar veeleer ontsieren. Wat betreft de Heerenpoort, vind ik zelfs iets belagchelijks in dat kleine, lage poortje, waardoor men de stad inkomt. Afgaande op de meening van den architect en de Commissie van Fabricage, neem ik aan dat de toestand van de poort gebrekkig is en verbetering vordert; anders ware de maatregel ontijdig en onraadzaam. De heer Hartf.velt. Nu wij toch aan het afbreken van poorten zijn, zoude ik ook gaarne onder de aandacht van de Commissie van Fabricage willen hebben gebragt de Witte poort. Als er één misstand isdie gruwe lijk in het oog valt, dan is het zeker de Witte poort, zoo als zij nu daar staat. Aan den eenen kant belendende aan kleine huisjes, aan den anderen kant open, en aan die zijde een breede weg voor voetgangers, schijnt zij daar te blijven, om de passage der rijtuigen minder gemakkelijk te maken, of om duidelijk aan te toonenhier moet men met rijtuigen door. Dat deze poort hoe eerder zoo beter moet weggebroken wordenheeft men door haren tegenwoordigen stand krachtig bewezen. De heer van der Hoeven. Ik ben geen vriend van afbreken. Even wel zou ik de poort, waarover thans gehandeld wordt, niet ongaarne opge ruimd zien. Maar nu wenschte ik nevens de poort de symmetrie meer in acht genomen te zien. De Witte poort is allezins asymmetrisch. Het is wille keurig, of men wil gaan door de poort of niet. Dat gebrek aan symmetrie zou kunnen weggenomen wordenals men nu aan den anderen kant ook eene ruimte aanbragt, dan zou men aan beide zijden eene ruime passage hebben. Maar die poort heeft opgehouden symmetrisch te zijn door dat men aan den eenen kant is gaan afbreken. Ik kan dus wel het denkbeeld van den heer de FYemery ondersteunen om in de plaats van de Heerenpoort twee gebouwtjes te stelleneen aan weerszijde van het hek. Dan kon het een misschien voor zomerverblijf en het ander voor winterverblijf van de ambtenaren dienen en wij zouden tevens meer symmetrie verkregen hebben. De heer le Poole. Zou het denkbeeld van den heer Hartevelt geen in gang vinden? Er wordt algemeen geklaagd over de Witte poort, en alge meen is de wensch om haar op te ruimen. De Voorzitter. Het denkbeeld van den heer Hartevelt kan op dit oogenblik geen ander gevolg hebben dan dat wij er over denken zullen. Want die zaak is thans niet aan de orde. Wij kunnen toch niet onver hoeds beslissen over een puntdat eensklaps wordt opgeworpen. Wij zullen het in gedachte houdenom later in overweging te worden genomen. De voordragt wordt hierop aangenomen met 14 stemmen tegen 1 (die van den heer de Fremery). II. Adressen tot afschrijving van plaatselijke directe belasting over 1863, als van: a. C. M. Dozy. Burgemeester en Wethouders raden die afschrijving te verleenen over vier maanden ten bedrage van f 5.30, waarmede de Commissie van hinancien zich vereenigt. b. J. B. Onnekink. Gelijke voordragt over drie maanden tot een bedrag van f 3.73. c. De erven mr. H. W. Tydeman. Gelijke voordragt over vijf maanden tot een bedrag van f 55.86. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming worden deze verschillende voordragten aangenomen. III. Adres tot ontheffing van plaatselijke directe belasting over 1863, van J. H. Meijer. Overeenkomstig de voordragt van Burgemeester en Wethouders wordt, op de wijze als voren, omtrent dit adres besloten over te gaan tot de orde van den dag. IV. Voordragt van Burgemeester en Wethouders tot de onderhandsche verhuring van: a. den kelder op de Breêstraat, wijk IV, n°. 299 a; b. het magazijn in de Smidssteeg; c. den zolder in de Smidssteeg; en d. de stalling en den tuingrond aan het Blaauwe hek. Deze allen worden op gelijke wijze aangenomen. V. Plans en voorwaarden omtrent: a. het dempen van de sloot langs de Ruïne; b. de verhuring van grasgewas in en buiten de gemeente; en c. de verhuring van grasgewas langs de Haarlemmer trekvaart. Insgelijks aangenomen als voren. De vergadering wordt hierop veranderd in eene zitting met gesloten deuren. De openbare vergadering hervat zijnde, is aan de orde: VI. Adres van Bestuurders van het genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix, betreffende eene uitbreiding hunner inrigting, tegen een jaar- lijksch subsidie uit de gemeentekas. Het rapport van Burgemeester en Wethouders, hetwelk eene voor het verzoek gunstige strekking heeften waarover door geen der leden het woord wordt gevraagd, wordt in hoofdelijke omvrage gebragt, en aange nomen met 14 stemmen tegen 1 (die van den heer van der Hoeven). Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. PRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 2