BAHDKIB6EN TAS DIS SEIESSTIHAAD TAS IGTDII. 17. Zitting van Woensdag 16 September 1863 geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek. Tegenwoordig de heeren Krantz, Tichler, Gevers, Lezwijn, van Outeren du llieu, de Moen, Hubrecht, de Fremery, Le Poole, Cock, Hartevelt, van der HoevenGoudsmit en Siegenbeek. De heeren Tollens en Wttewaall gaven kennis verhinderd te zijn deze' vergadering bij te wonen. De Voorzitter. Alvorens tot de werkzaamheden over te gaan welke ons heden wachten is het mij cene wezentlijke behoefte een kort doch welge-" meend woord te wijden aan de nagedachtenis van den man die een drietal dagen geleden op het onverwachtst in de kracht des levens uit ons midden- werd weggerukt. Allen betreurt ge ongewijfeld hartelijk met mij ons hooggeacht medelid Kluit; allen erkent ge met mij volmondig dat niet alleen aan zijn gezin, zijne ber trekkingen en vriendenmaar tevens aan ons en geheel de gemeente door zijn afsterven een gevoelige slag is toegebragt. Aan onze vergaderingen nam hij een getrouw deel, en bleef nooit ach ter van zijne belangstelling in het welzijn der gemeente levendig te doen blijken. Voor al wat goed en edel is en der maatschappij nuttig kan zijnklopte- immer zijn hart warm, was zijne hand steeds tot den arbeid vaardig. Getuige daarvan de Kweekschool voor Zeevaart, wier oprigting hij zoo krachtdadig hielp tot stand brengenwier bloei hemzoo geheel der zake kundig, in menig opzigt verschuldigd is. Getuige de Leydsche Maatschappij van Weldadigheid, onder wier ijve rigste medewerkers hij veilig mogt geteld worden. Getuige zoo menige nuttige instelling, waarvoor hij belangeloos tijd en moeite ten beste had. De herinnering aan zooveel goeds, waaraan hij bevorderlijk was, lenige de regtmatige smart, welke zijn vroegtijdige dood bij betrekkingen en vrien den en voorzeker ook bij ons opwekt, en spore ons aan zijne nagedachtenis in dankbaar aandenken te bewaren. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Dingsdag 1 Sep tember 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter. Ik heb de eer mede te deelendat ingekomen is eene missive van mevrouw de weduwe Kluit, geb. Scheltema, waarbij zij kennis geeft van het overlijden van haren echtgenoot. Ik zal den Secretaris ver zoeken dien brief voor te lezen. De bedoelde brief is van den volgenden inhoud: Leyden14 September 1863. Mijne Heeren, Ik vervul eenen treurigen pligt, door U ter kennis te brengen, dat heden op den leeftijd van ruim 40 jaren overleden is mijn dierbare echt genoot, Marie Adrien Kluit, in leven Lid van den Gemeenteraad enz. Met een zestal kinderen, te jong om de uitgebreidheid van hun verlies te beseffen, betreur ik in deze den weg der Voorzienigheid, maar berust met onderwerping in Gods ondoorgrondelijk wijzen wil. Overtuigd van uwe deelneming, heb ik de eer met gevoelens van hoog achting te zijn Uwe diep bedroefde dienaresse, E. B. J. Kluit, geb. Scheltema." De Voorzitter. Ik wensch thans de vergadering in overweging te geven Burgemeester en Wethouders te magtigeu dien brief te beantwoorden en daarbij de deelneming van den Baad kenbaar te maken over het ten deze geleden treffend en smartelijk verlies. Dienovereenkomstig wordt besloten. De Voorzitter. Voorts heb ik de eer mede te deelen eene missive van den Commissaris des Konings, van 12 September jl.B n°. 4617 (3eafd.), ten geleide van een extract uit het Koninklijk besluit van 3 dezer, n°. 50, waarbij de heffing der plaatselijke belasting op het gedistilleerd en de likeu ren, geregeld bij raadsbesluit v!m den 6eu Augustus bevorens, wordt goed gekeurd. Overeenkomstig bet in den Raad uitgedrukt verlangenzijn door ons de besturen der aangrenzende gemeenten Levderdorp, Zoeterwoude en Oegst- geest uitgenoodigdde belasting op het gedistilleerd, zoo wat de opcenten betreft als bij invoer, tot een gelijk bedrag als in deze gemeente te heffen, doch zij hebben daarin gedifiiculteerd de laatste evenwel niet dan na de verdere omliggende gemeenten te hebben aangezochttot die verhooging te willen toetreden en daarop een weigerend antwoord te hebben ontvangen. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten bovengemelde missive aan te nemen voor kennisgeving en de ingekomen bcrigten dier gemeentebesturen gedurende 14 dagen in de leeskamer ter inzage van de leden neder te leggen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van C. van den Oever, om vergunning tot het leggen eener brug over de Middelste gracht; met rapport van Burgemeester en Wet houders. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze gedurende 14 dagen in de leeskamer ter inzage van de leden neder te leggen. 2°. Adres van H. N. Vorst c. s.kuipers, strekkende tot de invoering van een verpligtenden ijk op het botervaatwerk. 3°. Adres van J. H. Zitman, om continuatie zijner aanneming der leve rantie van schoolbehoeften. 1863. Wordt, overeenkomstig de voordragt, besloten deze te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 4°. Voordragt van Curatoren van het Stedelijk Gymnasiumtot het ver- ieenen der gewone jaarlijksche gratificatie van ƒ60.— aan den claviger. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze, ten fine van berigt en raad, te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën. 5°. Begrootingen, 1864, van: a. de gemeente apotheek b. de vereenigde gast- en leprooshuizen. 6°. Rekening over 1862 en begrooting voor 1864 van het Israëlitisch Armbestuur. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen der Commissie van Financiënten fine van berigt en raad. 7 Adies van A. J. Wetrens, houdende verzoek om het gebruik der stads gehoorzaal, ook voor dit wintersaizoentegen verminderd tarief, voor 12 bijeenkomsten van de Leydsche Zangvereeniging. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit, even als in vorige jaren toe te staan tegen betaling van 40, De oorzitter. Nog heb ik de eer kennis te geven, dat de hoofd- onderwijzeresse van de openbare school voor meer uitgebreid lager onder wijs lstc klasse voor meisjes verzocht heeft, dat de hulp aan hare school vermeerderd moge worden, dat zij reeds thans twee hulponderwijzeressen heeft, doch het getal leerlingen bereids 102 bedraagt. Ik vertrouw, dat de Raad, even als meermalen in dergelijke gevallen heeft plaats gehad, geene zwarigheid zal maken het getal hulponderwijzeressen met eene te Vermeerderen. De heeren zullen zich herinneren, dat, volgens de bestaande verordening, voor elke 30 leerlingen eene hulponderwijzeres wordt toegevoegd; doch dat de Raad meermalen gemeend heeft die bepaling zóó te mogen uitleggen, dat ook waar het dertigtal niet geheel was aangevuld tot de aanstelling konde worden overgegaan. Dit is dan ook geschied op de school van mejufvrouw Jesse en op die van den heer van Wijk. Ik ver trouw dus, dat de Raad geneigd zal bevonden worden om in deze op ge lijke wijze te handelen en stel alzoo voor, indien de vergadering haar vroeger geuit gevoelen blijft toegedaan, Burgemeester en Wethouders te magtigen ten voorschreven einde de vereischte oproeping te doen. Over dit voorstel door geen der leden het woord gevraagd zijnde, zoo wordt dienovereenkomstig besloten. Aan de orde is I. Voordragt tot het afbreken der Heerenpoort, met plan en voor waarden. Die voordragt is van den volgenden inhoud "In de memorie van toelichting op de begrooting dezes jaars vestigden wij uwe aandacht, onder volgn. 82, in hoeverre het wensclielijk geacht konde worden tot het afbreken der poorten over te gaan en gaven daarbij te kennen dat, zoo er al eenig bezwaar omtrent deze of gene mogt be staan, dit niet aanwezig was ten opzigte van de Heerenpoort, wier gebre ken voorziening vorderden'. Wij leggen thans, daar deze gebreken, in den schuinen stand van den schoorsteen blijkbaar, toenemen, aan u een plan en de voorwaarden over om deze poort te amoveren en die te doen vervan gen door een ijzeren hek, met bijbouwing van een kantoor voor dc ambte naren. De afbraak van deze poort wordt geraamd op 200, de kosten van daarstelling van een en ander op 1000terwijl het plan zooda nig is ingerigt, dat de aannemer van het werk de afbraak behoudt en alzoo deze verandering op 800 kan worden berekend. Wij leggen een en ander ter vaststelling aan uwe vergadering over." De Commissie van Financiën raadt, blijkens haar rapport, dienovereen komstig te besluiten. De heer Hartevelt. Naar mijn inzien is de 200 als opbrengst van de afbraak al eene zeer geringe som. Hoe is men daartoe gekomen? Bij con currentie, of bij eigen taxatie? In het laatste geval vraag ik of die taxatie juist is. De heer Librecht Lezwyn. Het betreft hier zeer zeker geene zaak van grooten omvang. Maar anders zou ik er niet voor zijn mijne stem te ge ven aan eene uitgaaf, waarvoor geen post op de begrooting van liet loopende jaar voorkomt. Ik geloof, dat er een post voor memorie is uitge trokken voor deze zaakmaar dan had ik het beter gevondendat er ten vorige jare maar in eens die som voor aangewezen was. Mij dunkt, dit had men even goed kunnen doen. Maar, zoo als ik reeds zeide, het geldt geen object van groot gewigt, zoodat ik er mij niet tegen zal verklaren. De heer Hubrecht. Ik heb bij het voorstel tot het wegbreken der Heerenpoort weinig te voegenen meen dat de toestandwaarin de poort verkeert, het voorstel van Burgemeester en Wethouders genoeg regt- vaardigt. Zoo als in het rapport is uitgedruktneemt de schuinsche stand van den schoorsteen toede zijgoten zijn defectde schoorsteen heeft geen lood of zink, het metselwerk vereischt invoeging, het houtwerk dient noodig geverwd te wordenen daarin is welligt de oplossing der vraag van den heer Hartevelt, dat het hem voorkomt dat de afbraak der poort zoo laag ge raamd isde reden is dat de afbraak niet anders is dan steen. Ik heb dezer dagen nog aan den gemeente-architect opgedragenom de poort eens op te nemenhoeveel de kosten zouden bedragenom dezelve weder in redelijken staat te brengen, en zijn antwoord was, dat de kosten ongeveer f 400 zouden beloopen. Maar ook te meer, nu de Gemeenteraad heeft be paald, dat de houten brug aldaar door een ijzeren zal worden vervangen, meen ik dat de poort zeer ongunstig daarbij zal afsteken. Op de teekening 24

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 1