De heer Hubrecht. Door te lezen: //Zij worden door Burgemeester en Wethouders benoemd en ontslagen." De Voorzitter. Ik zal dat voorstel, hetwelk voldoende ondersteund is, in omvraag brengen. De heer Goudsmit. Ik ben tegen het voorstel, bepaaldelijk ook omdat de rooimeesters volgens art. 5 belast zijn aan den Baad advies uit te bren gen over aanvragen aan Gedeputeerde Statenzoodat het meer rationeel is dat zij ook door den Baad, van wien zij dergelijke opdragten ontvangenbe noemd worden. Daarbij geldt het een ambtenaar, die nog al eene gewig- tige betrekking heeft, daar hij heeft te letten op de naleving van alle mo gelijke policie-bepalingen. De Voorzitter. Ik zie niet in, dat dit moet medebrengen eene benoe ming door den Baad. Ik begrijp niet, waarom de Baad niet even goed advies zou kunnen vragenal benoemde hij de rooimeesters niet. Maar het is mij overigens onverschillig. De heer Hubrecht. Ik sta er niet bepaald op, maar zou niettemin eene benoeming door Burgemeester en Wethouders meer in overeenstem ming met het in de vorige vergadering aangenomene vinden. Het voorstel van den heer Hubrecht wordt aangenomen met 11 tegen 6 stemmen, hebbende de heer de Fremery zich buiten stemming gehouden. Tegen hebben gestemdde heeren van KaathovenSikkel GroosGoud smit, Hartevelt, Librecht Lezwyn en de Voorzitter. Art. 3 luidt aldus: Zij worden benoemd voor 3 jaren en zijn op hunne aanvraag herbe noembaar. De heer Goudsmit. Na het zoo even gevallen votum acht ik het ratio neler dit geheele artikel te doen vervallen. Nu toch Burgemeester en Wet houders de benoeming hebben, is het beter, dat zij geheel vrij zijn om, wanneer zij het noodig achtente ontslaanhetzij wegens ongeschiktheid of om andere redenen. De Voorzitter. Ik heb er geene bedenking tegen, maar ik moet toch zeggen, dat eene benoeming voor een aantal jaren eene geschikte gelegen heid aanbiedt om zich van personen te ontdoen, die men anders zonder be paalde en dringende redenen welligt niet zou willen ontslaan. Eene perio dieke aftreding geeft daartoe eene ongezochte gelegenheid. Ik vind het dikwerf moeijelijker iemand te ontslaan, dan iemand na drie jaar niet weder te benoemen. Ik twijfel dus, of hetgeen de heer Goudsmit wil om het ons gemakkelijker te maken, in de praktijk niet moeijelijker zou zijn. De heer Krantz. Ik zou meenendat men door die bepaling van drie jaren meer aan den persoon gebonden is, en meer kracht heeft, wanneer men hem kan ontslaan naar welgevallen. De heer Librecht Lezwyn. Ik geloof niet, dat dit juist is. Men zou den man even goed binnnen 'stijds kunnen ontslaan, als hij ongeschikt was geworden voor zijne betrekking of zijn' pligt niet deed. Maar het artikel bevat juist eene bepaling, die het aan Burgemeester en Wethouders veel gemakkelijker maakt om naar omstandigheden te handelen. De heer Goudsmit. Ik zal er geen voorstel van makennu Burgemees- ster en Wethouders zelve het behoud van het artikel wenschelijk achten. Het artikel wordt hierop goedgekeurd. Art. 4 wordt aldus goedgekeurd: Zij staan onder de bevelen van Burgemeester en Wethouders, en bij zonder onder die van den Wethouder, voorzitter der Commissie van Fa bricage. Art. 5 luidt aldus: Zij zijn belast 1". met het onderzoek van en het adviseren over alle aanvragen aan Gedeputeerde Staten, den Gemeenteraad en Burgemeester en Wethouders, tot de daarstelling van stoomwerktuigenstoom- of buitengewone vuringen of stookplaatsenuitsprongen buiten de algemeene rooijingenhet daar- stellen van gebouwen, anders dan met steenen gevels en steenen zijwanden, alsook het anders dekken dan met pannen, leijen, tegels of andere niet brandbare stoffen; het leggen van nieuwe stoepen en het daaraan plaatsen van hekken of palen; het bouwen van paardenstallen, het houden van var kens, en eindelijk, met het geven van berigt en raad op al datgeen wat Burgemeester en Wethouders van hen mogten verlangen; 2°. met het geven van rooijing en met de zorg dat die stiptelijk worde opgevolgd; 3°. met het toezigt op de naleving van alle bepalingen in de Algemeene Policie-verordening voorkomende, betrekkelijk het ankeren der gebouwen, gevelsmurenheiningen en afschuttingenhet maken van nieuwe en her stellen van te verleggen stoepen secreten riolenkeldersputtenwater bakken of dergelijke werken,- de afhangende en liggende goten, langs de muren op den publieken grond afloopende, en verder op al wat voor de openbare of bijzondere veiligheid gevaarlijk wordt geacht; 4°. met alle werkzaamhedendie bij verordeningen aan rooimeesters zijn of zullen worden opgedragen. De heer Tollens. Ik zou onder n°. 3 wel eene verandering wenschen. De bedoeling zal immers wel niet wezen de rooimeesters te hooren be trekkelijk eene eenvoudige herstelling of reparatie aan eene oude stoep, maar wel hunne voorlichting te vragen wanneer eene nieuwe stoep zal gelegd of eene oude verlegd wordend. i. op eene andere plaatsof op eene andere wijze gelegd worden, dan die waarop zij vroeger lag. Ik zou dus willen lezenhet maken van nieuwe of het verleggen van oude stoepen." De heer Sikkel Groos. Het komt mij voordat het woord verleggen hier wel kon wegblijven. De heer Tollens. Dat is juist wat ik bedoel ten aanzien van het woord herstellen. De heer Meerburg. Ligt het ook in de bedoeling om stoomwerktuigen door de rooimeesters te doen keuren Die worden toch allen door het gouvernement gekeurd. Wel de vurenmaar niet de stoomwerktuigen zijn ter keuring van rooimeesters. De Voorzitter. Zij adviseren alleen op alle aanviagen tot daarstelling dier stoomwerktuigen; de bepaling strekt niet om hen die te doen keureii. Het betreft alleen advies over de oprigting. De heer Hubrecht. De Commissie heeft in dit art. veel opgenoemd, waarmede rooimeesters zijn belast, en waarop zij toezigt hebben, en of schoon zijin n°. 4 van dit art.zijn belast met het toezigt op alle werkzaamheden, die bij verordeningen aan rooimeesters zijn of zullen wor den opgedragen, zoo meen ik toch, dat, nu veel met name is genoemd, zeker eene bepaling is over het hoofd gezienwelke hun naauwgezet toezigt vereischt, namelijk het bouwen van schoorsteenenwaaromtrent eenige be palingen in art. 337 der policie-verordening voorkomen. Ik geef dus in overweging om in n°. 3 van dit art. achter de woorden en afschuttingen" te lezen het bouwenherstellen of veranderen van schoorsteenenhet leg gen van pijpen voor vuurtoestellenhet maken van nieuwe en herstellen van stoepen enz." Ook wenschte ik aan het slot van dit art. deze bepaling te hebbenZij houden een register vermeldende de gedane rooijingende bekeuringen met de gronden daarvanbenevens de opgemaakte verbalen en voorts al wat zij dagelijks in hunne betrekking verrigten. Dit register leggen zij jaarlijks in de maand November of December, bij het volgens art. 9 in te dienen rapport, over." Dit art. bepaalt wel waarmede rooi meesters zijn belast, maar ik geloof dat het nuttig en zelfs noodig zal zijn, dat ook kan worden nagezien, wat zij in hunne betrekking hebben verrigt. Tegen deze wijzigingen bestaat bij de Commissie geen bezwaar. De heer Hartevelt. Ik heb er niets tegen, als ik alleen maar het dagelijksch bestuur mag opmerkzaam maken om bij de aanstaande begroo ting bedacht te zijn, om voor al die werkzaamheden, die thans aan de rooimeesters worden opgedragen, meer bezoldiging voor te dragen; de trak tementen, die zij nu genieten, zijn waarlijk uiterst gering te noemen, aan genomen dat zij in alle opzigten hun pligt betrachten. De heer Hubrecht. Ik zou dat denkbeeld zeer ondersteunen, want ik moet bekennen, dat hunne werkzaamheden in den laatsten tijd zeer zijn uitgebreid. Met de verschillende hierboven vermelde wijzigingen wordt het artikel goedgekeurd. Art. 6 wordt aldus goedgekeurd: Booimeesters maken van alle overtredingen der bepalingen in de Alge meene Policie-verordening, alsmede van die der bepalingen ten aanzien van ter bewoning voor de gezondheid nadeelige gebouwen binnen de ge meente Leyden, op den ambtseed proces-verbaal op, om in den kortst mo gelijken tijd aan den Burgemeester in te dienen. Art. 7 luidt aldus: Zij leveren hunne rapporten schriftelijk in aan Burgemeester en Wethou ders, binnen acht dagen nadat de stukken in hunne handen zijn gesteld. De heer Hubrecht. Zouden de woorden: «aan Burgemeester en Wet houders" hier niet kunnen wegvallendaar toch reeds in art. 4 is uitge drukt onder wiens bevelen rooimeesters staan? En wanneer de Commissie van Fabricage, vooral in spoed eischende gevallen, inlichtingen van rooi meesters verlangt, zoude het zeer wenschelijk zijn, dat zij hun rapport ook aan die Commissie konden indienen. De heer Stoffels. Dan is er toch niet bepaald, aan wie zij die rappor ten moeten indienen, wanneer men de woorden: «aan Burgemeester en Wethouders" doorhaalt. De Voorzitter. Natuurlijk aan hendoor wie ze in handen worden gesteld. De heer Hubrecht. Misschien zouden dan in dit art. de woorden bij art. 4 aangenomen, kunnen herhaald worden. De heer Stoffels. Ik moet de opmerking herhalen, dat door de weg lating niet zou blijken, aan wie de rapporten moeten ingeleverd worden. De heer Hubrecht. Mij dunkt aan diegenen onder wier bevelen zij bij art. 4 zijn gestelden die de stukken ten fine van rapport aan hen hebben toegezonden. De heer van Kaathoven. Ik zou mij alleen dan met de weglating der woordenaan Burgemeester en Wethouders" kunnen vereenigenindien de heer Hubrecht had voorgesteld daarvoor te lezenaan de Commissie van Fabricage" omdat het waarschijnlijk is, dat die rapporten in hare han den zullen worden gesteld, en daardoor de weg bekort zou worden. Dat volgens art. 4 de rooimeesters onder de bevelen van Burgemeester en Wet houders staan, dat geldt het gewone doen, maar niet het inleveren van rapporten. In het eerste is de lijdelijke en in art. 7 de handelende betrek king van de rooimeesters aangeduid; de weglating, zoo als die is voorge steld zou onbeslist laten aan wie de rapporten moeten worden ingeleverd. De heer Stoffels. De wethouder-voorzitter der Commissie van Fabricage, deel makende van het dagelijksch bestuur, de rapporten van rooimeesters ontvangende, is het orgaan, door welke zij bij Burgemeester en Wethou ders worden ingediend. De heer Hubrecht. Zoo als nu de loop der zaak is, worden de stuk ken door Burgemeester en Wethouders aan de Commissie van Fabricage gezonden. Deze Commissie hoort, zoo noodig, daarop rooimeesters, en zendt daarna haar rapport aan Burgemeester en Wethouders in. Zoo als nu is voorgesteldzouden rooimeesters aan de Commissie van Fabricage kunnen tegenwerpenwij zijn niet verpligt aan u te rapporterenmaar alleen aan Burgemeester en Wethouders. De heer Goudsmit. Dat is juist ook de bedoeling der Commissie, die het zeer consequent voorgesteld heeft. De heer Hubrecht. Met de stukkendie in handen fan den gemeente architect worden gesteldgaat het eveneensals ik zoude meenendat het hier ook wenschelijk zoude zijn. In art. 13 zijner instructie, toch evenzeer door deze Commissie ontworpen staal uitgedrukt onder wiens bevelen hij staat, even als in art. 4 der instructie thans aan de orde, en is bepaald dat hij schriftelijk moet rapporteren op alle stukken, die in zijne handen om berigt en raad worden gesteld, zonder bijvoeging aan wien de rapporten in de dienen. Ik moet das aannemen dat daar is bedoelddat de architect zal rapporteren aan dengenen die de stukken in zijne handen heeft gesteld. Dit is gewoonlijk de Commissie van Fabricage en deze rap porteert dan aan Burgemeester en Wethouders.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 6