juist bevonden zijn; maar zij heeft geen reden gevonden, om het traete- ment hooger te stellen, op grond dat de vischkeurder zou hebben opgetee- kend, wat hij zou hebben ontvangen voor het goedkeuren van goeden of slechten viseh. De heer Habtevelt. Ik vind aanleiding om mij tegen het voorstel van den heer de Fremery te verklaren. Hoe heeft die vischkeurder die f 378 genoten? Door geld te vorderen van de visehverkoopers. Dat mogt hij doen; maar het is mij niet gebleken dat er ooit veel viseh is afgekeurd en integen deel wel, dat er slechte viseh wordt verkocht. Hoe meerder goedgekeurde visehhoe meerder verdienstenen als wij nu zeggendit moet ophouden wij bepalen een vast tractement van 300.en er wordt geen geld meer gevraagd aan de verkoopersdan acht ik dat eene regeling die allezins in het belang der zaak is, en geloof dat de vischkeurder ruim is beloond. De heer de Fremery. Als de vischvrouw zich niet met haar briefje naar den keurmeester begeeft, is zij reeds vervolgbaar door de policie. Die viseh aanbrengt moet zich naar het huisje van den keurmeester begeven, om dien viseh te laten keuren. Doet men dit nietdan wordt er in strijd met het voorschrift van de policieverordening gehandeld en bestaat er dus over treding, doch kan deze niet aan den keurmeester worden toegerekend. De heer van Kaathoven. Ik ben tegen het amendement. Ik moet al leen vragen: heeft de man zelf dat verlangen naar verhooging te kennen gegevenof is het alleen eene liberaliteit van den heer de Fremery De heer de Fremery. Zoo als ik reeds gezegd hebheeft het mijne aandacht getrokkendat men bij art. 2 het tractement van den vischkeur der niet in verhouding heeft gebragt met de overgelegde lijsten heb ik dien ten gevolge het onderzoek ingesteld. De heer van Kaathoven. Maar als ik het wèl heb is zijne opgave van vroegere jaren veel hooger en die van het laatste daarentegen veel lager. De heer de Fremery. Daarom heb ik ook een gemiddeld cijfer aan gegeven. De heer van Kaathoven. Dan wordt hem onregt aangedaan. De heer de Fremery. Dat kan ik niet zeggen, als hem een gemiddeld bedrag als tractement wordt toegekend. Het amendement van den heer de Fremery, strekkende om het tracte ment van den keurmeester van den viseh te bepalen op 350.wordt aangenomen met II tegen 6 stemmen. Tegen: de heeren van Kaathoven, Tichler, ten Sande, Sikkel Groos, Hartevelt en Goudsmit. Het artikel wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen met de wijziging in de laatste alineazoo als die bij de behandeling van art. 1 door den Voorzitter is geformuleerd. Art. 3 luidt aldus Van hen die bepaaldelijk belast worden met de keuring van vee en vleesch zullen zij de voorkeur genieten, die als rijks-veearts zijn toegelaten. De heer Goddsmit. Ik heb geene bedenkingen tegen de zaak, maar wel tegen de redactie. Zoo als het artikel luidt, wordt er ondersteld, dat er reeds keurmeesters van het vleesch zijn, aan sommige waarvan de voor keur wordt gegeven. Dat is zeer zeker de bedoeling der Commissie niet. Ik zou dus voorstellen te lezen: f Voor de betrekking van keurmeester van vee en vleesch zullen zij bij voorkeur in aanmerking komendie als rijks veearts zijn toegelaten." De heer Sikkel Groos. De Commissie heeft voor een groot deel ge volgd het concept, dat zij ontvangen heeft; maar zij kan zich met het amendement van den heer Goudsmit zeer goed vereenigen. Met die wijziging wordt het artikel zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd. De artt. 4 en 5 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aldus goedgekeurd: Art. 4. Alvorens hunne betrekking te aanvaardenleggen zij in handen van Burgemeester en Wethouders den eed of de belofte af, dat zij'hunne betrekking naar hun beste weten, met naauwkeurigheid en onpartijdigheid zullen waarnemen. Art. 5. Bij die waarneming zijn zij steeds van hunne acte van aanstel ling voorzien en gehouden deze, des verlangd, te vertoonen. Art. 6 luidt aldus: Zij zijn in het algemeen verpligt zorg te dragen voor de naleving en de stipte uitvoering der bepalingenvervat in de Algemeene Policieverordening van 26 September 1861die verordeningen welke later gemelde verorde ning zullen vervangen of daarbij worden gevoegd. De heer van Kaathoven. Zou het niet beter zijn de artt. 6 en 14 zoo danig te veranderendat zij beide tot één artikel zamengetrokken wierden Dan kon men één van die artikelen missen. Bedoeld art. 14 luidt aldus: Zij zijn gehouden om, behalve de werkzaamheden vervat in de Alge meene Policieverordeningnu bestaande of later te makenal datgeen te verrigtenwatter zake van de hun toevertrouwde betrekkingdoor Bur gemeester en Wethouders mogt worden bevolen. De Voorzitter. Mag ik vragen, of de Commissie er geen bezwaar te gen heeft? De heer Sikkel Groos. Neenmijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Mag ik den heer van Kaathoven verzoekenzijn voor stel nog eens te herhalen? De heer van Kaathoven. Ik stel voor beide artikelen te doen ineen smelten, door na het cijfer 1861 in art. 6 te laten volgen: //ter dezer za ke betrekking hebbende," en aan het eind van art. 6 te lezen//en voorts al datgene te verrigten wat in die betrekking door Burgemeester en Wet houders mogt worden bevolen", zoo als luidt het laatste gedeelte van art. 14. De heer Sikkel Groos. De woorden //te dezer zake betrekking hebbende" zijn niet noodig. De heer van Kaathoven. Zoo als het artikel daar staat, is het, alsof die keurmeesters moeten naleven de slipte uitvoering der policieverordening in het algemeenen dat is toch niet de bedoelingmaar alleen voor zoo veel ben aangaat. Als er nu staat: //ter dezer zake", dan sluit dat in, dat zij niet behoeven te waken voor al de bepalingen der policieverordening. 1863. De heer Sikkel Groos. Het spreekt van zelf, dat zij de policieveror- dering alleen in hunne betrekking moeten naleven. De heer van Kaathoven. Ik wenschte dan aan het slot te laten: //wat, ter zake van de hun toevertrouwde betrekking, door Burgemeester en Wethouders mogt worden bevolen." De Voorzitter. Ik zou dan liever lezen: //naar aanleiding van de hun toevertrouwde betrekking." Dan behoeft men niet tweemaal te lezen //ter zake." De heer van Kaathoven. Ik heb er niets tegen. De Voorzitter. Mag ik vragenof de Commissie er zich mede kan vereenigen De heer Sikkel Groos. Ja, mijnheer de Voorzitter. Mitsdien wordt art. 6zonder hoofdelijke stemming goedgekeurdmet de aanvulling der laatste woorden van art. 14, zooals die laatstelijk door den Voorzitter zijn gewijzigd, en komt alzoo art. 14 te vervallen. Art. 7 luidt aldus: Keurmeesters houden voor het vak, waarvoor zij zijn aangesteld, regis ters tot aanteekening van 1°. de bepaalde personen door wie handel wordt gedreven (ten aanzien der broodbakkers |ook van hunne cijfers), 2°. de vaste plaatsen alwaar de onder hun toezigt staande levensmiddelen verkocht of ten verkoop aangeboden worden3°. de gemaakte prijsbepalingen en bestede prijzen4°. de gedane keuringen5°. de bekeuringen met de gronden daarvanbenevens de opgemaakte verbalen. De heer Goudsmit. Ik heb tegen dit artikel eene bedenking, die bij mij nog al weegt. De keurmeesters zijn, naar mijn begrip, niet geroepen over iets te oordeelen wat den handel onmiddellijk en alleen betreft: ik be doel de gemaakte prijsbepalingen en bestede prijzen. Zij hebben alleen te onderzoeken de hoedanigheid van hetgeen te koop wordt aangebodenmaar zij zijn geene makelaars of commissionnairs. Het moge eene kleinigheid schijnen, maar het kon wel eens belangrijke gevolgen hebben om op eene zoogenaamd officiële of officieuse wijze prijzen te doen constateren. De Voorzitter. De bepaling strekt in het belang der statistiek, en daarom wenscht men door die personen van die prijzen aanteekening te doen houden. Ik vrees daaruit niet zulke nadeelige gevolgen. De heer Goudsmit. Ik geloof, dat de zaak voor den handel wel eens nadeelig kon zijn, terwijl dergelijke aanteekening naauwelijks eenige statis tieke waarde heeft. Het voorstel van den heer Goudsmit, om de woorden sub 3 vermeld uit het artikel te doen wegvallenwordt voldoende ondersteund. De heer de Moen. Toen de heer Goadsmit zijn voorstel aanving, dacht ik ook dat dit werkelijk op den handel invloed zou kunnen uitoefe nen. Maar bij nadere overweging, vooral na de toelichting van den Bur gemeester, zal die aanteekening van prijzen geen den minsten invloed op den handel hebben. Kooper noeh verkooper worden er door belemmerd integendeel het is ten dienste en noodig voor de juistheid der jaarlijksche verslagenen ik ben er dus tegen. Het amendement van den heer Goudsmit wordt hierop in stemming gebragt en verworpen met 12 tegen 5 stemmen. Voor hebben gestemd: de heeren van Kaathoven, Meerburg, Driessen, de Fremery en Goudsmit. De heer van Kaathoven. In plaats van het woord daarvanaan het slot van het artikel, zou ik liever willen gelezen hebben daarvoor. Met die wijziging, waarmede de Commissie zich vereenigd heeft, wordt het artikel zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Voorzitter. Ik zou nu gaarne vernemen, of de vergadering, bij het vergevorderde uur, met de behandeling der verordening wenscht voort te gaandan wel de discussie uit te stellen tot de volgende vergadering. De heer Tollens. Ik vrees, dat door eene voortzetting de zaak zou kunnen lijdenwant gejaagdheid is niet bevorderlijk aan de behoorlijke behandeling der laatste artikelen van deze verordening. Ik zou het beter achten om de discussie a, téte reposée voort te zetten in eene volgende vergadering. De heer Sikkel Groos. Het komt mij voor, dat wij nog heden de verordening konden afdoen. De verdere behandeling zal zooveel tijd niet vereischen. De heer van Kaathoven. Als de zaak nog in een kwartieruurs kon afloopen, zou ik er voor zijn, de beraadslaging nog heden voort te zetten. Anders zou ik meer voor uitstel zijn. In stemming gebragt, wordt het voorstel om met de beraadslaging voort te gaan aangenomen met 10 tegen 7 stemmen. Tegen hebben gestemdde heeren Hubrechtten SandeStoffelsMeer burg, Kluit, Cock en de Voorzitter. Art. 8 luidt aldus: Bij het verrigten der hun opgedragen werkzaamhedenhebben zij het regt, onder inachtneming van art. 3 der wet van 31 Augustus 1853, de lokalenwaar de neringdoenden hunne voorwerpenaan hun toezigt onder worpen, bewerken of bergen, ten allen tijde binnen te treden. De heer van Kaathoven. Ik zou hier voorstellen aan het eind van het artikel te voegen art. 13 en daarvan te maken één artikel. Bedoeld art. 13 luidt aldus: Zij zijn bevoegd, bij hunne ambtsbezigheden, de dadelijke hulp en mede werking der policie in te roepen. Die wijziging, waarmede de Commissie zich vereenigd heeft, wordt goed gekeurd, waardoor art. 13 komt te vervallen. De heer Sikkel Groos. In plaats van de woorden «om hun toezigt" stel ik voor te lezen: «aan keuring." Met deze verandering en de bijvoeging van den inhoud van art. 13 wordt het artikel zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Art. 9 luidt aldus: Keurmeesters constateren bij proces-verbaal, op hunnen ambtseed opge maakt, door hen ontdekte overtredingen en zenden dit aan het hoofd van het Gemeentebestuur, binnen 24 uren. De voorwerpen waaraan of waarmede de overtreding is geschiedzenden 19

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 5