Wat de gelijkheid van tractementen aangaat, dit is raoeijelijk te beslissen. Dat hangt af van het oordeel, of de bezoldiging vatbaar is voor verhooging. De heer Tollens. Ik moet mijn dank betuigen aan den heer Hubrecht voor zijne nadere toelichting; maar ik ben maar half te vreden gesteld. Zijne opmerking, dat toch twee der drie opzigters hetzelfde tractement heb ben zullen, neemt mijn bezwaar niet weg, en ik blijf negeeren dat, ook zelfs na jaren dienst, een metselaar verstand zal hebben gekregen van tim mermans- of tuinmanswerk, voor zooveel dat een opzigter noodig is. De heer Hubrecht. Het is juist de bedoeling om ieder der opzieners te laten bij de werkzaamheidwaarvoor hij is opgeleiden waarbij hij dus het geschikste toezigt zal kunnen houden. Zoo zal b. v. hij die nu het toe- zigt heeft over de straten, daarbij geplaatst blijven, al klimt hij ook in klasse op. De heer Tollens. Ik moet erkennen, dat ik dat in het rapport niet gelezen heb. Het zal vermoedelijk wel aan mij liggen, maar mijns inziens is die bedoeling in het rapport niet volkomen duidelijk uitgedrukt. De Voorzitter. Ik zal nu het voorstel der Commissie van Fabricage, dat in overleg met de Commissie van Financiën gedaan isin stemming brengen, en dat daarhenen strekt om aan de beide eerste opzieners eene bezoldiging van 750 ieder toe te kennen, terwijl aan den derden 525 zou worden verleend. De heer Tollens. Ik ben er niet voor. De heer van Kaathoven. Ik ben er ook niet voor. Ik zou wel ge- wenscht hebben, dat de heer Tollens een bepaald voorstel had gedaan. De heer Hubrecht meent de bedenking van dat lid te hebben weggenomen door op te geven, dat de opziener, die bij het straatmakerswerk is, daarbij zal blijven en zoo ook bij het timmermanswerk. Maar er zijn volgens den heer Tollens drie klassenals voor de stratenhet timmermans werk en het plantsoen. En dan meen ik, dat het bezwaar niet opgelost is. De heer Hubrecht. In de memorie van toelichting op de begrooting komt de eerste opziener voor als belast met het toezigt over wegen en plantsoenen, de tweede voor de bestrating, en de derde zonder dat een bepaalde werkkring is aangewezen. Nu stelt de Commissie van Fabricage voor, dat de verdeeling der werkzaamheden aan haar worde overgelaten, maar daarom toch zal hij o. a. die nu met de bestrating is belast, toch daarmede belast blijven. Het voorstel wordt hierop aangenomen met 12 tegen 6 stemmen. Tegen: de heeren Tollens, van KaathovenHartevelt, Goudsmit, Librecht Lezwijn en Tichler. VI. Kekening van de Stedelijke Gasfabriek over 1862. Bij het hieromtrent uitgebragt rapport van de Commissie van Financiën wordt voorgesteld deze rekening op te nemen en te sluitenwat die der Gasfabriek aangaat in ontvang tot 132945.94, in uitgaaf tot 117731.73 en alzoo sluitende met een voordeelig saldo van 15214.21; wat het re servefonds betreft in ontvang tot 19953.91', in uitgaaf tot 19113.21, en alzoo opleverende een batig saldo van 840.70.}welke respectieve voor- deelige sloten de rendanten gehouden zullen zijn in hunne eerstvolgende rekening te verantwoorden. Overigens de winst vast te stellen tot een be drag van 29025.14, waarover later zal worden beschikt. Gedurende de behandeling dezer zaak verlaten de heeren Hubrechtten Sande en Le Pooleals Commissarissen der Gasfabriekingevolge art. 24 tweede lid, der gemeentewet, de vergadering. De heer Wttewaall. Ik heb geene aanmerking op de rekening, maar zou toch de vraag willen doen of door die vroeger toegekende percenten van de winst het tractement van den Directeur niet al te hoog wordt. Hoe wel dit is toe te schrijven aan het meerdere gebruik van gas, zou ik wel in overweging genomen willen zien of die percenten in het vervolg niet wat kunnen worden verminderd. De heer Krantz. Op de rekening zelve heb ik geene aanmerking, maar wederom wijs ik op de aanmerkelijke overwist die de Gasfabriek oplevert, en op andere posten op de rekening voorkomende. Ik weet wel dat die zijn in overeenstemming met het reglement, en in zooverre is er niets tegen te zeggenmaar reeds vroeger heb ik gewenscht dat het reglement zou worden herzienen daarom kan ik mij geheel vereenigen met het aange voerde door den heer Wttewaall. Eene andere aanleiding daartoe vind ik in den post van p.m. 9000, op de rekening uitgetrokken voor het reserve fonds, dat reeds uit 48000 2| pC't. bestaat. Op dit oogenblik geloof ik niet dat er eenig bezwaar bestaat, om aan Commissarissen der Gasfabriek de vrije beschikking over dat fonds te laten, zooals het geval schijnt te zijn. Zonder voorkennis toch van den Kaad heeft eene uitbesteding plaats gehad tot aanbouw van een lokaal tot berging van steenkolen, naar ik meen voor 7000. Zoowel als nu over dit bedrag kan over grootere sommen worden beschikt, terwijl noch Burgemeester en Wethouders, noch de Gemeenteraad zonder nadere autorisatie over de gemeente-fondsen mogen beschikkeneene herziening van het reglement blijf ik dus aanbevelen. Ik noemde de over winst aanzienlijk en dit blijkt uit de volgende cijfers. De bruto-winst der rekening is p. m. 54000; wanneer nu daarbij gevoegd worden de 3000, als gratificatie voor vroegere diensten aan den heer van der Paauw uitbetaald op de onkosten-rekening voorkomende, en 10000, die door de gemeente voor de verlichting minder betaald wordt, zoude op eene ontvangst van p.m. 120000 de bruto-winst ƒ67000 bedragen. Mij dunkt dat zoodanig bedrag wel aanleiding moest geven, om in het belang der gasverbruikers tot eene vermindering van den prijs van het gas te besluiten. De Voorzitter. Ik heb u niet in de rede willen vallen; maar ik moet toch opmerkzaam maken, dat, zonder te willen beletten bij gelegenheid der rekening een wensch uit te drukken, die wensch evenwel op dit oogenblik geen onderwerp van beraadslaging en beslissing kan uitmaken. De détails kunnen dus gerustelijk worden uitgesteld tot dat de zaak, welke bedoeld is, door opzettelijk daartoe in te dienen voorstellen aan de orde is. Wanneer thans op uwe in bijzonderheden ontwikkelde bedenkingen mogt worden ge antwoord zal men misschien terugkomen op het debatdat vroeger heeft plaats gehadzonder dat zulks thans vruchten zou kunnen dragen. De heer Krantz. Ik bepaal mij dan nu tot dien wensch; maar ik vond er aanleiding toe door de cijfers, die de rekening aantoonen. De heer Hartevelt. Met betrekking tot de f 3000 aan den heer van der Paauw uitbetaald, en die in de rekening en verantwoording onder on kosten voorkomenwenschte ik te vragenof het is bij besluit van den Kaad, dat de Gasfabriek die som heeft uitgekeerd. De Voorzitter. Ja. De heer Hartevelt. Dan is dit in den vorm; maar dan wenschte ik eenige opmerkingen te maken met betrekking tot de rekening, en naar aanleiding van de verordening van 14 Mei 1858, en dan vraag ik in de eerste plaats, hoe men er ooit toe is gekomen, de 12 pCt. toe te kennen over de onzuivere in plaats van over de zuivere winst; de 4 pCt. voor het reservefonds over het oorspronkelijke kapitaal, en die men dus als afschrij ving moet beschouwen, kan toch wel geen winst genoemd worden, waarvan procenten worden toegestaan. In de tweede plaats merk ik op dat 2 pCt. van de genoemde 12 pCt. ter beschikking van Commissarissen worden ge steld, om daaruit de overige beambten naar billijkheid buitengewoon te 8e- loonen; telken jare zijn de winsten aanzienlijker geworden, en telken jare hebben die 2 pCt. eene meerdere beteekenis gekregenhet schijnt dus uit gemaakt dat den beambten ieder jaar billijkerwijze grooter gratificatiën toe komen en eindelijk zoude menom deze rekening en verantwoording goed te kunnen beoordeelen, inzage moeten nemen van de boeken. Gaarne zag ik die rekening en verantwoording volgende jaren anders ingerigt, opdat een juist overzigt worde gegeven, en er niet naar sommige cijfers moet geraden worden. De heer Goudsmit. Ik wenschte ook gaarne omtrent deze zaak nadere inlichtingen te bekomen. Ik zie dat in de stads-kas wordt gestort 29000 terwijl er 12 pCt. genoten wordt, niet van ƒ29000, maar van ƒ43000. Ik moet opmerken, dat bij iedere vennootschap de netto-winst wordt bere kend. M. i. had dus ook hier de 12 pCt. niet van ƒ43000, maar van 29000 moeten worden genomen. Ik heb nog eene andere vraag te doen. Hoe komt het dat de kolen altijd door denzelfden persoon worden geleverd? Waarom is eene zoo belangrijke leverantie ad ƒ32000 niet, even als alle andereaan de vrije mededinging overgelaten? Ik erken volgaarne, dat de levering geschiedt door een fatsoenlijk regtschapen handelaar, die geen de minste aanleiding tot aanmerking heeft gegeven, maar dit neemt niet weg dat, waar het geldt eene zoo belangrijke som, publieke aanbesteding moet regel zijn. De Voorzitter. Ik zou hierop niet kunnen antwoorden. De heer Gevers. Ik geloof dat er eene vergissing bij den heer Goud smit plaats heeft. De heer Librecht LezwïN. Zoo ver ik weet, worden de kolen alleen geleverd door den heer Hoos. De Heer Gevers. Ik weet bepaaldelijk dat er thans een ander leveran cier is en wel uit den Helder. De heer de Fremery. Over dit jaar is de leverantie aan een ander persoon opgedragen. Ik zou er ook zeer tegen zijn de levering van gas kolen aan de algemeene concurrentie over te laten en de aanbesteding dus te gunnen aan menschen die minder bekend zijn en wier probiteit welligt te wenschen overlaat, daar ook bij het strengste toezigt, vermenging met minder geschikte soorten niet altijd voor te komen is. De heer Goudsmit. Die te veel bewijst, bewijst niets. Als de vrees van den heer de Fremery opgaat, dan moet er nooit eene publieke aanbeste ding plaats hebbenen nu geloof ik dat in dit geval zeker die vrees onge grond is, daar niets gemakkelijker te controleren is dan juist de hoeda nigheid der gaskolen. Ik zou het dus een zeer gevaarlijk antecedent ach ten, wanneer men aan het denkbeeld van den heer de Fremery bleef hechten. Ik herhaal overigens, dat ik niets heb tegen den heer Hoos; maar het geldt hier eene zoo aanzienlijke som, dat wij niet gedekt zijn tenzij door eene openbare aanbesteding. De heer Stoffels. Het aanbesteden der kolen voor de Gasfabriek zoude ik moeten ontraden. Buiten den heer Hoos twijfel ik of een der andere handelaren hier ter stede voor die leverantie kan mededingendoch al ware zulks zoo, 'tis maar niet om 'teven welke kolen de Gasfabriek ontvangt; 't moeten goede deugdzame kolen zijnvooral die veel lichtvermogen hebben dat laatste toch kan in de verschillende steenkolensoorten van één tot vijf in gehalte verschillen. Men heeft, zoo ik meen, juist daarom met Hoos ge contracteerdomdat die heer zich geheel op de hoogte heeft gesteld van 't geen in dat artikel voor de gasfabrieken benoodigd is. De heer Librecht Lezwijn. Ik moet dezelfde aanmerking maken om trent de leverantie van steenkolen en heb ook nog andere bezwaren, maar zal bij de rekening blijven. Wat nu de kolen betreft, er zijn in 1862 geleverd 41115 mudden, die gekost hebben 32899.04, dus 80 cents per mud, 't geen over 18 mudden bedraagt ƒ14.40. Nu zijn ze bij andere fabriekanten aangeboden tot ƒ13.30, ƒ13.40, hoogstens ƒ13.50, en ik weetniet waarom de Gasfabriek nietevenzeer als andere fabrieken, de kolen direct van de mij nen ontbiedt. Alle ontvangen ze van Sunderland of Newcastle. Ik gun gaarne voordeel aan inlandsche leveranciers en vooral ook aan een stadgenoot, al ware er ook zelfs een klein verschil in den prijsmaar hiergeloof ikis dit te groot. Ik zal in geene verdere berekeningen treden maar alleen opmerken dat iedere stuiver op één mud een verlies aanbrengt van ruim 2000. In de tweede plaats zoude ik de vraag willen doen, of onder de nog in te vorderen posten, zoo als die zijn opgegeven in de rekening over 1860 ƒ12587.14, in die over 1861 ƒ12659.79 en nu in die over 1862 14565.64, verouderde schuld is opgenomen, of dat die posten alleen het gevolg zijn van de regeling omtrent het ophalen der gelden van de gasverbruikers. Was het eerste waarheid, dan zoude het, dunkt mij, goed zijn die gelden op te vragen en bij niet-voldoening niet meer te leveren. Ten derde moet ik opmerken dat er een abuis bestaat in de rekening van winst en verlies. Jaarlijks wordt op de gemeentebegrooting in uitgaaf gebragt 10000 aan de Gasfabriek, terwijl eene veel grootere som in de kas wordt gestort en voor dit jaar ruim 29000. Nu is het wel hetzelfde of men in de gemeente rekening eerst ƒ10000 in uitgaaf en 29000 in ontvang brengt, of wel alleen 19000 als baten worden gesteld, maar dit is het geval niet bij de Gasfabriek; daar wordt de ƒ10000 onder den titel van toelage onder de voordeelen gebragt en van die som ook 12 pCt. afgetrokkenmen kan toch aan de gemeente de als toelage verstrekte som later niet als winst toerekenen. Ik zoude wenschen dat er voor het vervolg eene andere regeling plaats vond.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 4