aan Bestuurders in gebruik te verleenen, en in bun verzoek, om van de I
verpligting tot behoorlijk onderhoud ontheven te worden niet te treden. j
De heer de Moen. Ik zou gaarne aan Bestuurderen het geheele verzoek
toestaan; en kan mij toch volkomen vereenigen met het rapport. Alleen
heb ik bezwaar het lokaal voor twee jaren af te staan. Stel eens, dat de
Gasfabriek het noodig had aan zich te trekkenzou men dan twee jaren of
minder moeten wachten, tot dat die vergunning geëxpireerd is? Ik herhaal,
dat ik volgaarne het voortdurend gebruik zou willen toestaanmaar wegens
de behoeftedie de Gasfabriek aan het lokaal zou kunnen hebbenzie ik
zelfs in die twee jaren bezwaar.
De Voorzitter. Wij kunnen aannemendat de Commissarissen van de
Gasfabriek, die tevens leden van de Commissie van Fabricage zijn, welke
de voordragt indiende, tegen het in gebruik geven voor twee jaren geen be
zwaar hebben; anders zouden zij dit zeer zeker hebben te kennen gegeven.
De heer Hubrecht. Het valt niet te ontkennen, dat het pand, waar
van nu sprake is, zeer dienstig zoude zijn voor de Gasfabriek, als daar
onmiddelijk aan grenzende, en behoefte aan ruimte bestaat; maar van den
anderen kant meenden wij dat hh. Bestuurders van deze nuttige inrigting in
groot ongerief zouden komen, indien hun op eens het gebruik van dat lo
kaal werd ontnomen. Van daar het voorstel om het gebruik nog twee jaar
te doen voortduren.
De heer de Moen. Als Commissarissen zelve geen bezwaar maken, dan
heb ik er vrede mede.
De heer Gevers. Ik deel zeer het bezwaar van den heer de Moen
want de Gasfabriek heeft zelve geene voldoende lokalen, terwijl reeds een
pakhuis door haar gehuurd is moeten worden. Dit schoollokaal zou dus
voor de fabriek noodig kunnen zijn. Als die behoefte zich niet zou
voordoen, zou ik geen bezwaar hebben tegen het in gebruik geven aan
Bestuurderen der Bewaarschoolmaar het lokaal sluit vlak aan de Gasfabriek.
De Voorzitter. Ik zou nog al bezwaar hebben om het lokaal onder
die voorwaarde af te staan, dat het ieder oogenblik weder ter beschikking
van de gemeente zou moeten worden gesteld. Ik herhaal, dat tegen het
in gebruik geven voor twee jaren door de beide Commissarissen der Gasfa
briek, die tevens deel der Commissie van Fabricage uitmaken, geene be
denking is geopperd.
De heer Tichler. Ik ben voor het toestaan van het verzoek. Het
komt mij voor, dat de bewaarscholen, die hier zijn, eigenlijk ten laste
van de gemeente behooren. Die scholen worden thans door de weldadigheid
der ingezetenen onderhouden. Ik ben van oordeel, dat de gemeente zich
die wel eenigermate mag aantrekken, althans eene tegemoetkoming in de
kosten voor onderhoud mogt verleenen. Als de stad die inrigtingen zou be
kostigen, dan zou, de kosten der bewaarschool in de Scheistraat tot maat
staf genomen, dit op circa 3000 komen te staan. Ik meen, dat de ge
meente de bewaarscholen wel eenigermate behoort op prijs te stellen, daar
zij veel nut doen. De kosten van onderhoud voor reparatie zijn niet van
veel belang. Ik geloof niet, dat die jaarlijks boven de 100 zullen bedragen.
Ik vind het dus zeer raadzaam, dat de gemeente zooveel doenlijk de be
langen dier inrigtingen bevorderlijk is, en zal mij dus voor het verzoek
verklaren.
De Voorzitter. Ik zal nu het rapport der Commissie van Fabricage,
waarmede Burgemeester en Wethouders zich vereenigd hebben, in stem
ming brengen. De strekking daarvan is om kosteloos voor den tijd
van twee jaren het lokaal ten gebruike aan Bestuurderen af te staan, maar
daarentegen de stad niet te belasten met het onderhoud.
De heer Hubrecht. Men zou met het besluit aan Bestuurderen kunnen
aanschrijven, dat zij, wanneer die twee jaren om waren, het lokaal zou
den dienen te ontruimen. Het kon zijn, dat zij er stilzwijgend op reken
den om na de twee jaren wederom het genot van het lokaal te verkrij
gen. En opdat zij bij tijds de noodige maatregelen zouden kunnen nemen
en naar een ander lokaal omzienzou ik het wenschelijk achten hun bij
de mededeeling van het besluit hiervan kennis te geven.
De heer Goudsmit. Zijn de lokalen van de gemeente bewaarschool vol
doende om op aanvrage alle de zich aanmeldende kinderen op te nemen?
De Voorzitter. Voldoende is die school wel. Zij is ruim genoeg bevonden
voor de thans erkende behoefte. Maar ik zou de verzekering niet durven
gevenals ook van de bewaarscholen in de Groenesteeg en de Ooslvolder-
steeg en andere de kinderen in massa opkwamen om op de gemeente-bewaar
school te worden geplaatst, dat er dan nog voldoende ruimte zou zijn.
De heer Goudsmit. Gebrek aan ruimte heeft zich dus niet voorgedaan?
De Voorzitter. Neen.
De conclusie van het rapport wordt hierop aangenomen met 17 stemmen
tegen 1 (die van den heer Tichler).
V. Voordragt tot wijziging der bezoldiging van de opzieners bij de fabri-
cage-werken.
De voordragt van de Commissie van Fabricage, waarmede Burgemeester
en Wethouders zich wel kunnen vereenigenis van den volgenden inhoud
»Bij het openvallen der betrekking van opziener over de plantsoenen en
wegen, ten gevolge van het aan W. F. van Hartrop, die daartoe bij besluit
van 30 December 1848 werd benoemd, op zijn verzoek te verleenen eervol
ontslag, bestaat eene geschikte aanleiding tot het doen van een voorstel,
om dien titel te verauderen in dien van eersten opziener der gemeentewer
ken, en zoo ook dien van opziener over de metsel- en straatmakerswerken
in den titel van tweeden opziener, terwijl bij besluit van 24 December 1861
een derde opziener is aangesteld.
De Commissie meent dat geen bepaalde werkkring aan ieder der opzieners
moet worden toegekend bij zijne benoeming, maar aan de Commissie de
regeling van het werkin het belang van de dienst en der gemeentemoet
worden overgelaten. Zij wenscht tevens, met het oog op het bestaande
personeeldat de bezoldiging worde geregeldzonder dat daardoor verhoo
ging van de toegestane som daaraan verbonden is, op de volgende wijze:
le opziener, nu 760, met 1°. Julij f 750.
2e 675, u v 725.
3' u nu 600, nf 550.
te zamen 2025 2025.
En heeft dientengevolge de eer voor de opengevallen betrekking van eersten
opziener der gemeentewerken, op eene jaarwedde van f 750, in te gaan
1°. Julij, voor te dragen Johannes Ernst Schomberg, thans 2de opziener,
en in diens plaats, op eene jaarwedde van' 725, Andries Spijker, thans
3de opziener, zullende later eene aanbeveling tot vervulling van laatstgemelde
betrekking worden ingediend."
Het rapport van de Commissie van Financiën omtrent dit punt luidt als
volgt:
"De Commissie van Financiën heeft de eer u te berigten op de voordragt
tot wijziging der bezoldiging van de opzieners bij de fabricage-werkendat
zij ten dezen opzigte niet veranderd is in haar gevoelen, door haar uitge-
bragt bij het rapport op de begrooting van de loopende dienst, waarbij zij
in de volgende bewoordingen hare meening kenbaar maakte: //Ook berust
zij in de verhooging der jaarwedde van den opziener over stads metsel- en
straatmakerswerkenhoezeer zij overigens niet inziet waarom er eene op
klimming tusschen de drie opzieners behoeft te bestaan, daar in het belang
der werkzaamheden bij eventuële vacature in den regel er wel geene verwis
seling van werkzaamheden zal plaats hebben. Zij zou meer voor eene ge
lijke bezoldiging gestemd zijn." Zij wordt daarbij in deze hare meening
versterkt, wanneer zij het door de Commissie van Fabricage overgelegd
voorstel nagaat, daar hieruit duidelijk blijkt dat het hare bedoeling is om,
hoezeer bij eene eventuële vacature de werkzaamheden der overige opzieners
niet zouden veranderen, zij echter daarom alleen eene verhooging van jaar
wedden zouden erlangen, omdat de oudere in diensttijd is weggevallen; dit
toch, meent zij, is blijkbaar uit de woorden: »De Commissie meent dat
geen bepaalde werkkring aan ieder der opzieners moet worden toegekend bij
zijne benoeming, maar aan de Commisie de regeling van het werk, in het
belang van de dienst en der gemeente moet worden overgelaten. Zij wenscht
tevens, rnet het oog op het bestaande personeel, dat de bezoldiging worde
geregeld." De Commissie acht het daarom wenschelijk dat de opzieners,
ten einde aan de bedenking van de Commissie van Fabricage te beantwoor
den, allen gelijken rang hebben, en wel bepaaldelijk de beide oudsten,
door dezen namelijk den titel te geven van opzieners der D'e klasse, op eene
gelijke jaarwedde, waartoe eene som van f 725 voor ieder haar voldoende
voorkomt, en de derde, onder de benaming van opziener der 2<le klasse,
als nieuw bij het werk komende, wien bij den aanvang dikwijls een werk
kring moet worden aangewezenwaartoe hij welligt minder geschikt isen
van wiens bekwaamheden eerst later het voldoende gebruik kan worden ge
maakt, eene jaarwedde geniet van 550.
De Commissie acht zich verpligt dit, als haren raad, u op deze voordragt
te moeten aanbevelen."
De heer Hubrecht. Ik moet opmerkendat er nopens deze zaak eenig
verschil bestond tusschen het voorgestelde door de Commissie van Fabri
cage en het rapport der Commissie van Financiën. Na het opmaken van
het rapport heeft er evenwel nog eene nadere zamenspraak tusschen beide
Commissiën plaats gehadten gevolge waarvanin overleg met beide
Commissiënthans wordt voorgesteld de bezoldiging der beide opzieners
le klasse, te bepalen op 750 voor ieder en van den tweeden op
ziener op 525, zoodat het gezamenlijk bedrag niet zou te boven gaan
2025, de post, die op de begrooting is uitgetrokken. De Commissie van
Financiën heeft zich daarmede vereenigd.
De heer de Moen. Aangezien het beginsel eenmaal is aangenomen kan
de Commissie van Financiën zich zeer goed vereenigen met het nadere voor
stel der Commissie van Fabricage, te meer daar het gezamenlijk bedrag
dier bezoldigingen den post, op de begrooting uitgetrokken, niet excedeert.
De heer Tollens. Ik zou het beter achten al die opzigters gelijkelijk
te bezoldigenmaar dan ook ieder aan te stellen in het vakwaarin hij
eene specialiteit is of worden moet. Als er nu mogten aangesteld worden
twee opzieners eerste klassedan zal die van de tweede klasse bij voorbeeld
worden geplaatst bij het straatmakerswerk. Maar nu zal hij, in eene hoo-
gere klasse geplaatst wordende, welligt het opzigt moeten houden over de
plantsoenen en versieringen der stad, ofschoon zoo iets geheel buiten zijn
vak en opleiding wezen kan. Ik kan dit niet goedkeuren. Ik zou ieder
bij zijn vak willen laten, waarin hij eens werd aangesteld. Anders zullen
wij altijd kranke opzieners hebben, die van alles wat weten, maar niets
precies.
De heer Hubrecht. Ik geloof dat voor f 525 wel een geschikte opzie
ner zal te verkrijgen zijn. Geruimen tijd heeft de derde opziener, die nu
ter bevordering voorgesteld is, eene bezoldiging van f 10 per week geno
ten. De regeldoor de Commissie van Financiën aangegevenwordt nu
gevolgden de twee opzieners le klassezullen hetzelfde tractement genieten.
De heer Gevers. Als de Commissie van Fabricage het noodzakelijk acht,
dat er drie opzieners worden aangesteld, heb ik er vrede mede, daar ik het
niet kan beoordeelen. Maar in vroeger jaren waren er slechts twee opzie
ners; en de reden waarom er een derde is bijgekomen, is hierin te zoeken,
dat die twee zeer ziekelijk waren, en om daarin te voorzien hebben wij
goedgevonden een derden als adsistent te assumeren. Ik voor mij kan niet
inzien, dat de werkzaamheden bij de fabricage zoo zeer vermeerderd zijn,
dat twee opzieners het werk niet best zouden kunnen naloopen. Intusschen
wanneer de Commissie van oordeel isdat alsnog die noodzakelijkheid van
een derden opziener bestaat, is het mij wel.
De heer Hubrecht. Er is geene vermeerdering van het getal voorge
steld; in de begrooting zijn er drie genoemd. Nu zal de heer Gevers zich
herinneren, dat er vroeger twee opzieners waren, maar toch in werkelijk
heid nog een derde, die, hoewel hij den titel niet had, toch met de werk
zaamheden was belast, en die uit den weekstaat werd betaald.
De heer Gevers. Wat ik allegeer zal de heer ten Sande kunnen bevesti
gen, dat er bepaaldelijk slechts twee opzieners waren, en dat er alleen een
derde werd toegevoegd, omdat de twee anderen door ziekte minder geschikt
waren voor hunne betrekking.
De heer Tichler. Ik deel in het gevoelen van den heer Tollens. Het
komt mij voor, dat ieder opziener belast moet worden met het toezigt op
de werkzaamheden in het vak, waartoe hij behoort.
De heer Kneppelbout van Stericenburo. Ik ben er voor om zooveel
mogelijk de personen ieder in zijn vak voor de betrekking aan te stellen.