Het algemeen belang eischt dus in alle opzigten om den prijs van het gas niet te verminderen. De heer Librecht Lezwyn. Er is reeds veel over deze zaak gesproken. Van dat gesprokene kan ik in vele opzigten beamen hetgeen door de hee- ren Hartevelt en Goudsmit is gezegd. Voor mij zeiven heb ik de vraag gesteld: hoe is de gasfabriek te beschouwen? Zij kan mijns bedunkens niet worden gerangschikt onder de zaken bedoeld bij art. 238 der gemeentewet. Eene heffing door winst op eene leverantie verkregenis voor mij eene on denkbare zaak. De heer Stoffels heeft gezegd: de fabriek bestaat nu een maal, en wij moeten dus daarvan zooveel mogelijk profiteren. Het ware echternaar ik het beschouwbeter geweestdat zij niet bestond. De stad moet geene zaak van industrie uitoefenen. Ik zoude er niet tegen hebben dat ze voor zich zelve eene gasfabriek hebbe, even als zij een eigen tim merwerf heeft; maar nu de stad zich op het industriëel terrein heeft bege venmoet zij ook dezelfde kansen foopendie het gevolg zijn van veran derde tijdsomstandigheden en van nieuwe uitvindingen. Als ik dit aanneem en vraag, wat het belang van de gemeente vordert, dan antwoord ik: zij moet even als de particulier medegaan en liever zachtjes aan zich wat min der winst getroosten, dan door een onbedachtzaam voortgaan op den ouden voet de geheele zaak misschien op te offeren. Nu heeft men wel gezegd, dat men zou moeten afwachten, wat de gevolgen zouden zijn van de con currentie met het petroleum; maar dan zal het te laat zijn. Ik kan vol strekt niet begrijpen, dat het belang der gemeente, als zij een tak van industrie uitoefent, zoude verschillen met dat van een particulier. In de rapportenis gezegd dat, indien de prijs van het gas verminderd wordt, en alzoo de inkomsten voor de gemeente verkleind worden, de hoofdelijke omslag zoude moeten worden verhoogdof wel eene andere belasting daar voor in de plaats zoude moeten worden gesteld. Dit zou voor mij zeker een bezwaar zijn; maar ik negeer dat beweren. Ik vermeen dat enkele posten in uitgaaf op de begrooting voor vermindering vatbaar zijn. Dit hoop ik ter gelegener tijd te kunnen aantoonen. Ik voor mij had gewenscht dat het voorstel van den heer Krantz behandeld was, na het inkomen der re kening van de gasfabriek over 1862. Wij kennen nu alleen de uitkomst over 1861, en zijn dus een en een half jaar ten achteren. Wij zullen die rekening zeker nu vroeger te verwachten hebben dan in het vorige jaar, en wij hadden te beter over de zaak kunnen oordeelen. Ik heb van deze gelegenheid gebruik gemaakt om de rekeningen van 1861 en 1862 in te zien, en meen te kunnen aantoonen, dat er uitgaven zijn, die niet zijn in het belang der gemeenteen nog tot meer opbrengst zouden kunnen lei den. Daarom geloof ik dat het reglement voor de gasfabriek zal moeten worden herzien. Maar dit ook zal nader te pas komen. Ik ben op grond van een een en ander stellig voor het voorstel van den heer Krantz. De heer de Moen. Hoewel de denkbeelden in het rapport der Com missie van Financiën behoorlijk zijn ontwikkeld, wensch ik echter nog een enkel woord in het midden te brengen met betrekKing tot de billijkheid. In de rapporten zijn de prijzen van verschillende gasfabrieken in ons land opgegeven en met elkander vergeleken. Daaruit nu blijkt dat die te Ley- den behoort onder de goedkoopste leveranciers, als men de zaak maar goed nagaat. In Amsterdam en Rotterdam heeft ja eene vermindering van prijs plaats gehad, maar daar is ook eene belangrijke concurrentie ontstaan. In Am sterdam berekent de Pijp-gas-Compagnie van f 3.bij enorm veel verbruik tot 4.bij afdalende schaalzonder eenige kortingdoch met die bezwa rende voorwaarde dat men zich voor tien jaren moet verbinden. In Ley- den heeft zoo iets niet plaats. Wanneer men hier gas wil hebben, vraagt men den directeur om de plaats op te nemen en voor de daarstelling der toe stellen te zorgenen indien men reeds om redenen in de volgende maand het gebruik van het gas wilde opzeggenis men daarin geheel vrij. Groningen en Delft komen in den prijs het meest ons nabijmen be taalt er f 4.53 per duizend kub. voet, terwijl er de gasfabriek ook een stedelijke inrigting is. Men heeft vooral in de laatste weken in vele plaat sen veel gesproken over vermindering van de gasprijzen; maar zooveel ik heb kunnen nagaan, is er geene plaats, waar minder dan 14 cent per el betaald wordt. Dat komt neer op f 3.97 zonder eenige korting, met bij voeging van bezwarende omstandigheden, zoo als bv. te Utrecht, waar de prijs van het gas als belasting wordt gehevenvolgens de verordening van 1862, bij de stukken overgelegd. Daar is het dus eene openbare inrigting, bedoeld bij art. 238 der gemeentewet, en daarom toch niet zoo veel lager in tarief dan de onze, indien men in aanmerking neemt dat de groote gasverbruikers slechts 3.82|, f 4.05 of f 4.27betalen per 1000 kub. voet. Onze groote overwinst bewijst, dat onze fabriek bijzonder voordeelig werkt tegenover andere, waarvan de uitkomsten niet zoo openbaar zijn. Indien ik dus, hetzij koopman of fabrikant, 10 of 20 pCt. voordeeliger dan anderen weet te handelen of te werken, zie ik er niet de minste onbillijkheid in, dit voor mij (in dit geval ten voordeele der gemeente) te behoudenterwijl de verbruikers, tot den bijna laagsten prijs bediend wordende tegen die in andere gemeenten, geen reden tot klagen hebben, daar zij met de overige ingeze ten profiteren van de overwinst in minder te betalen belasting. Dit neemt niet weg dat, indien er nog tot eene vermindering kon worden overgegaan, buiten de procentsgewijze korting, ik gaarne daartoe wil medewerken, ik zal dus hoorenof er ook een amendement op het voorstel wordt aangebo den, en hier verder niets bijvoegen. De heer Krantz. Ik geloof niet door nadere toelichting van mijn voorstel de tegenstanders te zullen overhalen. Er bestaat een strijd van meeningendie de ondervinding het best zal uitmaken. Maar ik moet op merken dat de prijzendoor den heer de Moen opgegevenniet de mi nimum-, maar de maximumprijzen zijn. In steden, alwaar concurrentie bestaat, zijn die geen zekere maatstaf, en als andere door onredelijke con tracten verbonden zijn, is dat mijns inziens geene reden voor ons om daar naar zich te voegen. Het aangevoerde dat de fabrikanten vrij zijn en niet gedwongen het gas van de gasfabriek te nemen, is waar, en wanneer de prijs niet wordt verminderdzullen zij in hun eigen belang verpligt wordeneigen gastoestellen op te rigtenmaar zij worden daardoor indi rect verhinderd van eene inrigting gebruik te maken, die tot algemeen nut en gebruik is daargestelden men mag van de regering van Leyden verwachten, dat zij de fabriek-nijverheid eerder zal bevorderen dan tegen werken. Aan de daarstelling zijn ook zorgen verbonden en een ongerief voor andere ingezetenen door den afloop van onzuivere vochten. Daarom is het verkieslijker ééne gasfabriek te hebben dan meerderen. De heer de Moen. Als ik den heer Krantz nog even mag antwoorden op de bewijzen, die ik heb bijgebragt, waarvan de waarde door hem ont kend isdan moet ik zeggendat ik die opgaven niet ontleend heb aan bloote nieuwstijdingen, maar aan officiële berigten, die ofiiciëel geteekend zijn. Zoo bevindt zich daaronder ook eene van de Pijp-gas compagnie met gedrukt stuk in den vorm van contract; van latere weet ik niet. Geheime conditiën ken ik niet. De heer Krantz. De notering van de boter is ook officiéélmaar daarom toch niet juist. De heer de Moen. Dat is eCn geheel ander geval. Hier betreft het bepaalde conditiënwaartoe men zich verbindt en die onderteekend worden door partijen blijkens de originele bijlagen. De Voorzitter. Ik zal de aandacht van den Raad niet vermoeijen mdt eene herhaling van hetgeen van verschillende zijden is aangevoerd. Mijn gevoelen is geheel uitgedrukt in het rapport van Burgemeester en Wethou ders en is door het aangevoerde van de zijde der verdedigers van het voor stel niet aan het wankelen gebragt. Konde ik de meening deelen datwaai de winst der fabriek niet langer onder de inkomsten op de begrootirig eene belangrijke plaats innam, dat gemis door inkrimping van dé pÓ9ten van uit gaaf, te vergoeden ware, ik zoude welligt anders gezind zijn. Mijne over tuiging doet mij zulks betwijfelenik doorzie er redelijkerwijze de mogelijk heid niet van en moet uit dien hoofde bezwaar maken aan het voorstel mijne stem te geven. De heer Goudsmit. Ik wensch nog 'een enkel woörd in het midden te brengenin antwoord op hetgeen door sommige sprekers gezegd is. In de eerste plaats begint men nu reeds medelijden te krijgen met de gasverbrui kers, die men zegt, dat hooger zouden moeten worden belast. Maar de gasverbruikers danken u voor dit medelijden. Moeten zij in eene andere belasting meer betalen, zij zullen zich dit getroosten, mits zij gelijk staan met ieder ander, en men niet ten hunnen koste alleen het gas monopolie uitoefene. Ten einde de billijkheid van de hooge prijzen te regtvaardi- gen, heeft men ons weder gewezen op andere gemeenten van ons vader land. Maar men kent daar wel het minimum, maar niet het maximum; men weet niet welke eoncessiën er gegeven worden. Intusschen her haal ik de vraag: vanwaar de belangrijke overwinsten, die verkregen wor den? Maar bovendien, gelijk men hier schermt met voorbeelden uit andere plaatsen zoo zal men elders wederom zeggenziet gij te Leyden wordt óók zoo veel gerekend, en zoo zullen al de steden in denzelfden cirkel blijven rotid- draaijen. Ik geloof, dat alleen de bestaande overwinsten derhalve hier de maatstaf van beoordeeling zijn om te weten, of de prijs van het gas werke lijk te duur is. Ik kom nog eens terug op het petroleum. Het bewijs, dat deze lichtstof op de zaak van onmiskenbare!) invloed zal kunnen zijn, vind ik hierindat reeds een onzer wethouders er gebruik van maaktal zij het bij wijze van proefneming. Als nu een wethouder, handhaver van de hooge gasprijzen, daarmede een aanvang maakt, dan begin ik wel degelijk voor concurrentie te vreezen. Zouden wij alzoo langer wachtenik vreesdat wij achter het net zullen visschen. Eindelijk herhaal ik wat zeer juist door den heer Lezwyn is opgemerkt, dat namelijk, als de stad zich begeeft op het standpunt van een fabrikant, zij ook al de kansen moet beloopendie de omstandigheden eischen; dan moet zij, ten einde gevaren te keeren en te voorkomen, zooveel mogelijk het oog geopend houden voor alle gebeurte nissen en met den tijd trachten mede te gaan. De heer van der Hoeven. In verband tot het voornemen om de ver schillende rapporten in extenso in het gedrukt verslag onzer handelingen op te nemenzou ik het wel vau belang achtendat ook eene opgave daarbij ge voegd werd van de prijzen van het gas op verschillende plaatsen. Dit is daarom van belang, omdat men in de meening schijnt te verkeerendat die prij zen hier bovenmatig hoog zijn. Die meening uit den weg geruimd zijnde, zal ook de grondslag vervallenwaarop de tegenstand van een deel van het publiek berust heeft. Het spreekt van zelfdatals er groote voordee- len voor de stad zijn afgeworpenook elders de particuliere ondernemers zich bijzonder met de zaak hebben verrijkt en dat dus de gemeente hier verstandig gebruik gemaakt heeft van winstendie elders aan bijzondere personen zijn te beurt gevallen, t De Voorzitter. De opgaven der verschillende prijzen komen in de rapporten voor. Het voorstel van den heer Krantz, hierop in hoofdelijke omvrage ge bragt zijnde, wordt verworpen met 13 tegen 7 stemmen. Voor hebben gestemd: de heeren Tichler, Krantz, Hartevelt, Wttewaall, Kneppelhout van Sterkenburg, Goudsmit en Librecht Lezwyn. De Voorzitter. Ik stel thans voor de stukken te renvoyeren aan Bur gemeester en Wethouders, ten einde in overleg met de Commissie van Financiën en Commissarissen der gasfabriek gebruik te maken van de wenken, die in de verschillende rapporten nopens deze zaak gegeven zijn. Dienovereenkomstig wordt besloten. VI. Verzoek van P. L. Kerrebijn, tot het in gebruik bekomen van gemeentegrond. Burgemeester en Wethouders raden, overeenkomstig het rapport der Commissie van Fabricageden adressant het gebruik der door hem be doelde gronden toe te staan. De heer Cock. Ik heb geene aanmerking over deze zaak; maar zou alleen straks eene vraag wenschen te doen, mijnheer de Voorzitter. Het verzoek van den adressant wordt hierop zonder hoofdelijke omvrage toegestaan. VII. Verzoek van J. Filippoom vergunning tot het leggen van eene stoep voor het huis, wijk VIII. n°. 175. Burgemeester en Wethouders hebben, na kennisneming van het rapport der Commissie van Fabricage, daartegen geene bedenkingenen raden zulks toe te staan, mits volgende de aanwijzing van rooimeesters.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 7