Het rapport van de Commissie van Financiën bevat het volgende: T-,. ondergetekendendoor u uitgenoodigd om u als Commissie van Financiën te dienen van berigt en raad op een voorstel van uw mede-lid Kraötz, waarbij hij uitgaat van het beginsel, dat het ondoelmatig en onbillijk is, dat het gas tegen belangrijk hoogeren prijs aan de verbruikers geleverd wordt, dan dit zonder nadeel voor de overige ingezetenen kan ge schieden uit aanmerking dat door geen gemeentebestuur voor werken van algemeen nut meerder mag worden in rekening gebragt dan de werkelijke uitgaven bedragen, en tot het besluit komt, dat het meer dan tijd is om de gasverbruikers te ontlastenhebben de eer u dienaangaande bij deze hunne meening mede te deelen. ..Het blijkt uit de korte opgave van den inhoud van bedoeld voorstel, dat zijne geheele redenering steunt op de bewering, dat door geen gemeente bestuur voor werken van algemeen nut meerder mag in rekening gebragt worden, dan de werkelijke uitgaven bedragen; een onderzoek daarvan moet alzoo ons in de eerste plaats bezig houden. Deze bewering steunt op art. 254 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n 85), dus luidende: //De aan het slot van art. 240 vermelde regten loonen en gelden worden tot geen hooger bedrag geheven, dan noodig is te achten, om den betaler, naar evenredigheid van het gebruik of genot dat hij heeft, in de kosten van aanleg, onderhoud of verstrekking van het door hem gebruikte of genotene te doen dragen." fn art. 240 zijn de vermelde regten bedoeld in art. 238 en dit art. geeft als zoodanig op: weg-, straat-, brug-, kaai-, haven-, kraan, sluis-, dok-, boom- en veergelden, wik-, weeg-, meet- en keurloonen, gelden voor ban ken of staanplaatsen in hallen, op markten en dergelijke openbare plaatsen, begrafenisregten en andere gelden voor het gebruik of genot van openbare gemeentewerken, bezittingen of inrigtingen, en dat van, door of van wege het gemeentebestuur verstrekte diensten. De wetgever heeft kennelijkdoor de uitdrukkingen openbare plaatsen openbare gemeentewerkenvan icege het gemeentebestuuralleen op het oog die regten, loonen en gelden welke geheven worden voor het gebruik of genot van gemeentewerken of bezittingen, die de gemeente volgens het pu bliek regt bezitgeenszins de zoodanigewaarvan zij den eigendom volgens het burgerlijk regt heeft. Behalve uit deze uitdrukkingen is zulks ook 'dui delijk uit de in art. 238 omstandig opgenoemde gelden of loonen, die alle tot de bezittingen der gemeente volgens het publiek regt behooren. En waar zoude het heenwanneer men aan dit wetsartikel eene met de bedoeling van den wetgever strijdige uitlegging wilde geven, en het ook op het gebruik van huizen, landerijen en andere dergelijke zaken wilde toepas sen, die de gemeenten volgens het burgerlijk regt bezitten? Maar tot welke dezer categoriën moet nu de gasfabriek gebragt worden? Behoort zij tot de zoodanige, die deze gemeente volgens het burgerlijk regt bezit of is zij eene openbare gemeente-inrigting? Wij vereenigen ons, wat het historiële omtrent de oprigting dezer fabriek aangaat, gaarne met het geen door Burgemeester en Wethouders in hun rapport omstandig is uiteen gezet, en reeds daaruit kan het blijken dat hier alleen aan eene particuliere en geenszins aan eene openbare instelling valt te denken. Maar, wanneer wij hier eenigzins dieper indringendan is het niet de gasfabriekdie hier het juiste punt van quaestie moet uitmaken, want deze zoude, even als eene bakkerij of oven, volgens publiek regt eigendom der gemeente kunnen zijn, waar ieder ingezeten het hem toebchoorende brood zoude kunnen bakken of, indien dit mogelijk ware, het voor zich benoodigde gas, mits uit de ingrediënten die hij tevens aanvoert, zoude kunnen stoken, maar daarom is het brood dat daar van gemeentewege gebakken wordtde gas die ook van harentwege daar gestookt wordt, daaronder nog niet te begrijpen; dit zijn fabrikatendie nimmer onder het publiek regt kunnen vallenmaar steeds tot het particulier eigendom naar het burgerlijk regt behooren. Het daar- stellen van openbare plaatsenhet inrigten van openbare gemeentewerken het in gebruik verleenen en het genot doen hebben van dergelijke gemeente werken en bezittingen behoort tot de attributen van een gemeentebestuur, en daarom was het, dat de artt. 238, 240 en 254 der Gemeentewet daar omtrent de noodige voorschriften moesten bevatten, maar daaronder kan niet het fabriceren van brood, gas of iets dergelijks worden gerangschikt; door dit te doen, gaat het gemeentebestuur buiten den hem voorschreven werkkring en plaatst zich op het terrein van fabrikant, en, voor zoover zoodanige fabriek betreft, heeft het regt al die voordeelen te genieten waar elke fabrikant regt op heeftmaar is hij tevens aan al die lasten onderwor pen, die op fabrikanten kleven. Na een ruim twaalfjarig bestaan der gas fabriek alhier, acht de Commissie het thans een nutteloos onderzoek of een gemeentebestuur zich op het ter rein van fabrikant moet begevenen daaraan het geld der gemeente wagen zij beschouwt het genoeg u bier te wijzen op de omstandige rapporten/om trent de oprigting dezer gasfabriek in der tijd uitgebragt, en dan zal het u daaruit voldoende blijkendat het stedelijk bestuur destijds ook daarin een groot bezwaar heeft gezien, dat zij daarom bedacht was de oprigting bij wijze van negotiatie tot stand te brengen, doch later, overtuigd van de be langrijke voordeelendie daaruit voor deze stad zouden voortvloeijentot de overtuiging gekomen is, dat het voor de rekening der gemeente moest ge schieden mits onder behoorlijke interest der aan te wenden kapitalenterug gave dier kapitalen uit hetgeen de fabriekboven de som voor interest bere kend, zoude afwerpen, terugbrenging dezer teruggave tot de bestemming die de kapitalen, uit de gemeentekas gebezigd, vroeger hadden en eindelijk een reservefonds tot herstelling en zoo noodig verdere uitbreiding der fabriek. Zij werd bepaaldelijk aangelegd om gas te fabriceren, ten einde te strekken tot straatverlichting, maar zoude tevens kunnen dienen om zooveel mogelijk de ingezetenen van het noodige gas te voorzien. Ziedaar nu de gemeente fabrikant; even als andere fabrikanten wordt zij gepatenteerd, moet zij de koninklijke goedkeuring, na het hooren der ge buren bij informatiën de commodo et incomtnodo, tot de oprigting harer fabriek erlangenen is zij aan al die formaliteiten onderworpendie op fabrikanten van gas drukkenmaar wat zou daartegen haar regt beperken om ook, even als andere fabrikanten, hare waar tot dien prijs af te zet ten, dien zij in billijkheid meent daarvoor te moeten bedingen, te meer daar niemand gedrongen wordt hare waar te koopen en steeds de gelegen heid open blijft, dat eene fabriek nevens de hare worde opgerigt. Zoo min men het regt heeft eenen anderen fabrikant, ook zelfs wanneer men hem in de minste kleinigheden konde narekenen, roor te schrijven den prijs,' voor welken hij zijne waar zoude moeten afzettenkan men het de ge meente voorschrijven, ook zelfs nu bij het ter inzage van alle ingezetenen blijkt, dat deze fabriek belangrijke voordeelen oplevert. Utrecht alleen beschouwde het fabrikaat der gasfabriek eene gemeente bezitting een gemeentewerkdochhoezeer wij met de grondendie het bestuur daartoe bewogen, onbekend zijn, valt er niet aan te twijfelen, dat de moeijelijke positie., waarin het zich bevondtegenover den heer de Heustegen wien te dier zake processen werden gevoerdhiertoe niet weinig heeft bijgedragen, gelijk ook zulks niet onduidelijk uit de daarop verkregen koninklijke goedkeuring is af te leiden, die slechts voor een tijdvak van ruim 3 jaren werd verleend. Wij zeiden hierbovendat de gemeente even als alle andere fabrikanten geregtigd is hare waar tot dien prijs af te zetten dien zij in billijkheid meent daarvoor te moeten bedingen; wij willen hier eenigzins op die woor den «in billijkheiddrukken, want zij is daaromtrent, ten minste wat het gas betreft, niet zoo vrij als andere fabrikanten; hare besohikking over groote kapitalen bij de stad aanwezigdes noodig over de beurzen der ingezetenen bij wijze van belasting, maakt het zelfs dikwijls moeijelijk voor kapitalisten om met haar te concurrerenhare vrije beschikking over stra ten en wat verder tot de gemeente-politie behoort, maakt haar doenlijk het geen zij anderen zoude kunnen verbieden, bemoeijelijken en zeker in het belang dor ingezetenen streng moet beperken en afbakenen, terwijl de ondervinding leert dat ieder tot uitbreiding zijner bevoegdheid genegen is. Er is daarom moeijelijk met haar hier te concurreren, en hoe minder deze vrees tot concurrentie aanwezig is, des te meer is zij verpligt hare waar tegen eenen billijken prijs te leveren. Om de billijkheid van den prijs te beoordeelenmoet men niet vragen: welke zijn de voordeelen die de fabriek afwerpt, en bedragen die meer dan een bepaald getal percenten van het uitgeschoten kapitaal? Zoo iets, bijaldien men dit bij eenigen fabrikant wilde toepassenzoude teregt eene vexatie genoemd Wordenmen moet beoordeelen de waar die geleverd wordt, bij vergelijking met gelijke waar elders, en kan de waar hier dien toets doorstaan, dan vergelijke men den prijs met dien in andere plaatsen en op deze wijze alleen kan men de bil lijkheid van den prijs der koopwaar beoordeelen. Voor zooveel uwe Commissie heeft kunnen ontwaren, behoort het gas, dat hier door de stedelijke gasfabriek geleverd wordt, tot de beste soort en bezittende het meest lichtend vermogen en kan het met andere plaatsen gerustelijk den toets doorstaan. En welke zijn nu de prijzen, waarvoor elders het gas wordt geleverd ge vindt die in het omstandig rapport van hh. Commissarissen der gasfabriek, voor Nijmegen, Groningen, Arn hem, Middelburg, Delft, in alle welke plaatsen het gas duurder is dan hier te Leyden; zij geven daar tevens op de prijzen te Amsterdam en Rot terdam, bij de in die plaatsen bestaande concurrentie, maar dan mag men, hetgeen daar omtrent onze groote fabrieken alhier is medegedeeld en de bezwarende voorwaarden bij sommige gasfabrieken voorop gezet, wel ver klaren, dat ook waarlijk de prijs onzer gasfabriek, al moge die in enkele opzigten iets hooger zijnzelfs met dien der concurrerende fabrieken in Arasterdam en Rotterdam mag wedijverenhoezeer overigens tusschen deze en onze Leydsche fabriek wel geen vergelijking is te maken, wanneer men in aanmerking neemt dat de Hollandsche gasfabriek van C. de Bruyn Zonen, op en buiten de fabriek, met een personeel van ruim 200, zoo ambachtsliedenarbeiders als anderzins wordt gedreven en bij onze fabriek slechts ongeveer 50 personen werkzaam zijn, terwijl de Amsterdamsche Pijpgas-compagnie eerst in f861 tot dezen aangegeven prijs het gas is beginnen te ieveren, als wanneer zij den prijs van haar fabrikaat, zoowel voor vroegere als latere contractanten, met 12j pOt. heelt verminderd. En voor dezen prijs, die nu blijkt gelijk in verhouding te staan, ja zelfs, buiten Amsterdam en Rotterdam, minder is dan in eenige, hetzij stedelijke, hetzij particuliere gasfabriek in ons vaderland, hebben vooral de fabrikantenmaar ook de particuliereneen veel beter lichtdan zij door olie kunnen verkrijgen, naar de tegenwoordige olieprijzen een veel goedkooper licht, want, indien onze opgave juist is, dan Zoude de gasprijs hier gelijk staan tegen 40 a 45 ets. de kan patentolie, een veel zindelijker licht dan olielicht, aan welke laatste vooral op de fabrieken nog veel tijd besteed moet worden om alles behoorlijk rein en zuiver te houden. En, niettegenstaande deze voordeelen van het gaslicht boven het olie- licht, zijn er nog velen, die van het laatste blijven gebruik maken, even als er nog gevonden worden, die zich met het reeds lang, bijna algemeen verdrongen, kaarslicht tevreden stellen. De redenen voor dit een en ander zijn veie en uiteenloopendemaar deze zijn niet gelegen in den hoogeren prijs van het gas, want wij meenen juist aangetoond te hebben, dat dit goedkooper dan het olielieht is. Op een veel meerder gebruik van gas is Extract uit het verslag van den handt!scheepvaart en nijverheid van Amsterdam over 1862. Gazfabrieken, De directie der Amsterdamsche Pljp-Gaz-Compagnie herigt, dat het door haar toe gepaste beginsel om vermeerdering van debiet voor te bereiden en te doen gevolgd gaan door prijsvermindering van haar hoofdproduct (die in den jare 1861 zoowel voor vroegere als lateren contractanten 12j pet. heeft bedragen) ook nu weder ge toond beeft goede vruchten op te leveren. liet getal van hare consumenten is in het afgeloopen jaar belangrijk gestegenen in het laatste vijfjarige tijdperk is haar productie van gaz met 30 pet. vermeerderd, zonder dat daardoor echter in het afgeloopen jaar eene noemenswaardige wijziging in het gebezigde personeel noodzakelijk is geworden. Hare nevenproductencoke en koolteervinden gereeden aftrek. Uitbreiding der fabriek houdt gelijken tred met de vermeerderde vraag naar het fabricaat. Omtrent de Hollandsche Gaz-fabriek van C. de Bruyn en Zonen vernemen wij dat het aantal personen vast werkzaam op of buiten de fabriek, is ruim 200, zoo ambachtslieden, arbeiders als anderzins, wier loon gemiddeld f 7.00 ƒ10.00 per week bedraagt. Aan het zich steeds uitbreidend gebruik is door de fabriek ten volle kunnen voldaan wordenen zoo door vergrooting van het pijpennet in de stads grachten en straten als door uitbreiding der middelen van productieis de fabriek in staat gesteld voort durend aan elke vermeerdering van consumtie het hoofd te bieden. De hh. de Bruyn meenen aan het steeds naar de behoeften des tijds aanwenden der op het gebied van nijverheid gedane uitvindingen en verbeteringen de voort durende welvaart dezer onderneming te mogen toeschrijven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 3