tens welke de gelden, voor het gebruik of genot van openbare gemeente werken verschuldigd, als plaatselijke belastingen te beschouwen, tot geen hooger bedrag mogen worden geheven, dan noodig is om den betaler, naar evenredigheid van het gebruik of genot, dat hij heeft, in de kosten van aanleg, onderhoud en verstrekking van het door hem gebruikte of ge- notene te doen dragen. (Art. 238, 240 en 234 der gemeentewet). Derge lijk beroep moge elders, te Utrecht bij voorbeeld, kunnen opgaan, waar, indien wij ons niet bedriegende gasfabriek met der daad een openbaar gemeentewerk is, en de betaling van het verbruik bij verordening, als eène belasting, is geregeld, bij ons kan het niet gelden. Onze gasfabriek toch is geen openbaar gemeentewerk, maar veeleer eene private onderne ming. Bedacht in der tijd om de gebrekkige straatverlichting door middel van olie, den steen des aanstoots van zoovelen, door het alleDgs meer ge bruikt wordend gaslicht te doen vervangenoverlegden de toenmalige be stuurders dezer gemeente aanvankelijk daartoe met particuliere ondernemers schikkingen te treffen. Zij ontvingen aanbiedingen van verschillende kan ten, peilden de bezwaren, daaruit voortvloeijende, bezwaren waaronder men elders nog gebukt gaat en besloten eindelijk zich de moeite te getroosten om zeiven in de plaats dier particulieren te treden en de fabriek uit stads- middelen op te rigten. Bedenkt men die toedragt, en velen uwer kan ze nog levendig voor den geest staan, en houdt men de regeling in het oog, welke volgde, krachtens welke de stad aan de fabriek voor de kosten der straatverlichting betaalt, dan valt aan den particulieren aard der ónderne ming niet te twijfelen. Allengs, het is waar, nam het gasverbruik boven verwachting toe en een beduidend aantal ingezetenen vond zich genoopt van de betere verlichting en het meerder gemak, daardoor verkrijgbaar, partij te trekken. Het offer, uit de algemeene kas der burgerij voor de op- rigting der fabriek gebragt, leverde op die wijze goede vruchten op en droeg mildelijk bij om de belastingen, tot instandhouding dier kas bestemd, te verminderen. Wij vragen intusschen met eenig vertrouwen: is dit ongeoorloofd of onbillijk te achten? Met hh. Commissarissen der gasfabriek betwijfelen wij zulks. Integendeel, werd de wensch des voorstellers door u bevredigd en voortaan het gas in verhouding tot den prijs berekend, waarop het na af trek van alle kosten aan de fabriek te staan komt, wij zouden daarin eene bevoordeeling zien van een betrekkelijk gering deel der burgerij, moeijelijk te verdedigen tegenover het nadeel, hetgeen het algemeen er noodwendig door moest ondervinden. Men houde daarbij altijd in het oog dat, gelijk onzes inziens door hh. Commissarissen duidelijk is aangetoond, zij die dergelijke bevoordeeling verlangenin vergelijking tot hetgeen elders plaats vindt, niet zijn bezwaard. Ware dit in werkelijkheid het geval, onze redenering, wij gevoelen zulks, konde redelijkerwijze rjiet opgaan. Uit dien hoofde achten wij het gevoelen van Commissarissen der gasfa briek allezins aannemelijk. Wij gaan daarbij van de onderstelling uit, dat deze zaak alleen van het standpunt kan worden beoordeeldwaarop zij zich thans voordoet. De mogelijkheid toch waarop door eenige der adressanten gedoeld wordt, dat zij, door de oprigting van eigen gasfabrieken, merk baar konde veranderen, meenden wij, al wederspreken wij haar niet, buiten berekening te moeten laten. Wat mogelijk is, mag toch niet altijd terstond als zeker worden aangemerkt. Ten slotte zij het ons vergund te verklarendat wij het denkbeeld toe juichen door hh. Commissarissen in het laatste gedeelte van hun rapport aangegeven. Het komt ons mede verkieslijk voor, in het vervolg een deel van de winst tot aankoop van rentegevende fondsen aan te wenden en zoo doende het middel te vinden, waardoor, indien zich de noodzakelijkheid daartoe deed gevoelenbuitengewone uitgaven gereedelijk konden worden gedekt. Wij vinden mitsdien genoegzame vrijheid de aanneming der voordragt van hh. Commissarissen der gasfabriek aan te raden. Leyden, 9 Maart 1863. Burgemeester en Wethouders van Leyden, D. TIEBOEL SIEGENBEEK, Burgemeester. v. PUTTKAMMERSecretaris. Het rapport van Commissarissen der gasfabriek is van den volgenden inhoud Leydenden 12en Februari} 1863. Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek, zullende dienen van berigt en raad op het in hunne handen gesteld voorstel van het raadslidden heer B. P. Krantz, tot herziening van de verordening, vastgesteld door den Gemeenteraad den 14<len Mei 1858, hoofdzakelijk ten doel hebbende de ver mindering der prijzen van het gashebben de eer te berigtendat zij bij hun rapport van den 27s'«n Julij 1861, aan den Gemeenteraad een beknopt overzigt hebben gegeven van de vruchten, die deze gemeente instelling, gedurende den tijd van haar bestaan heeft opgeleverd. Zij toonden daarbij aan cdat de gemeente, behalve de rente tegen 4J pCt. van het uitgescho ten kapitaaldat kapitaal reeds geheel had terug ontvangen zij veroorloofde zich daarbij eenige punten ter nadere overweging te geven in het belang der Gasfabriekvan de gemeente en de gasverbruikerswaarop echter niet in allen deele eene beslissing genomen is, dan alleen wat tot stijving van het reservefonds strekken moest. Zij kunnen nu volstaan met aan te nemenwat door genoemd raadslid is beweerd 1°. dat het kapitaal, aan de oprigting besteed, uit de overwinsten geheel is teruggegeven en afgelost; 2°. dat desniettemin jaarlijks 11000 of 4} pCt. (niet 5 pCt.zoo als abusief in het voorstel staat) van het oorspronkelijk kapitaal wordt genoten 3°. dat een reservefonds aanwezig is, bestaande uit 48700 inschrijvin gen op het grootboek der nationale schuld, rentende 2j percent; 4°. dat sedert 1858 door de gemeente niet meer dan 10000 voor de openbare straatverlichting wordt betaald, terwijl vroeger de in vergelijking gebrekkige olieverlichting 18000 'sjaars kostte. Zoo Commissarissen het dus met den heer Krantz in de hoofdzaak ten aanzien der feiten eens zijn, zij meenen te moeten verschillen ten aanzien van het besluit, dat daarop wordt gebouwd. Bijaldien het gas, dat aan de bijzondere verbruikers wordt geleverd, als koopwaar wordt beschouwd, dan is het, in vergelijking met de tarieven van elders gevestigde fabrieken niet duurder, veeleer goedkooper, 'tgeen blij ken kan uit de hierbij gevoegde stukken der verschillende gasprijzen, ter wijl Commissarissen hier gerust kunnen bijvoegendat de hoedanigheid van het gas den toets van vergelijking met andere steden allezins kan doorstaandaar toch algemeen erkend wordt dat het lichtvermogen van het gas alhier dat van verreweg de meeste steden overtreft. Tot regt verstand van die opgaven dient vooraf te worden medegedeeld, dat 1000 kub. voeten gelijk staan met 28.315 kubieke ellen, en in die ver houding zijn de prijzen van het gas in de volgende gemeênten aldus: Nijmegen van 5.tot 6,50. Rotterdam 3,50 tot 4. Amsterdam (de Bruyn) 3,75. o Pijpgas-compagnie3.tot 4. Groningen4,53. Arnhem6,50. Middelburg4,81}. Delft4,53. Leyden 4,50. bij een verbruik van 500 4,27}. u u u 1000 4,05. i/ u v i> u 1500 3,82'. De grootste verbruikers te Leyden zijn fabrikanten, als: A voor 6000, B f f 2032,65. C 1946,70. D a 1643,85. E n 770,85. F» n 584,10. alles behalve de korting, die voor de vier eerstgenoemden bedraagt 15 pCt. en voor de beide laatsten 5 pCt. Het blijkt dus, dat alleen te Rotterdam en te Amsterdam de prijzen la ger zijn, maar aangezien in die steden meer dan eene gasfabriek bestaat, is die verlaging een gevolg der concurrentie, terwijl niet mag worden uit het oog verlorendat de Amsterdamsche Pijpgas-compagnie eischt eene ver- bindtenis van tien of meer jaren, en die van de heeren C. de Bruyn en Zonen/3,75 berekent zonder onderscheid. De grootste gasverbruikers te Leyden betalen niet meer dan 3,82}, ter wijl zij te Amsterdam zouden betalen 3,75 bij de eene en 3,50 bij de andere fabriek. En welke reden zou er dan bestaan om tot vermindering over te gaan, terwijl het reservefonds nog zoo Onbeduidend mag heetendat het bij eene eenigzins aanzienlijke onvermijdelijke herstelling of vernieuwing van fabriek- gebouw, stokerij, gaspijpen of straatlantaarnen spoedig geheel staat verzwol gen te worden Nu slechts een zeer gering gedeelte van het afgelost ka pitaal in rentegevende fondsen belegd en het overige gebruikt is om het evenwigt tusschen de plaatselijke inkomsten en uitgaven te verkrijgen, nu de plaatselijke begrooting voor 1863 nog het bewijs oplevert, dat daartoe nog eene som van 36000 11000 rente en 25000 overwinst) wordt vereischt, staat de zuivere winst der Stedelijke Gasfabriek nog in zulk een onverbreekbaar verband met de geldmiddelen der gemeente, dat elke ver mindering in den prijs van het gas na zich sleept een verlies van inkom sten voor de gemeente, dat op eene andere wijze moet worden aangevuld en wel te bezwarender nu de afschaffing der plaatselijke belasting op de brandstoffen al reeds eerte vermindering te weeg brengt. De hoegrootheid Van het verlies laat zich zeer gemakkelijk berekenen wanneer men de goedgekeurde rekening voor 1861 daarvoor tot grondslag legt. De hoeveelheid gas, die in 1861 aan de bijzondere gasverbruikers is geleverd, bedraagt 19,643,900 kub. voeten. Elke vermindering van 50 cents per 1000 kub voeten zal dus p. m. f 100*00 beloopen. De winst over 1861 bedroeg 27286.69, behalve de f 11000 aan rente betaald en de 8000, die de gemeente minder betaalt dan vroeger voor eene destijds minder heldere en uitgebreide straatverlichting. Zoo al op meer gasverbruik kan worden gerekend en het aantal gasver bruikers toenemenbij vermindering van de prijzenhet is toch bezwaar lijk aan te nemen, dat daardoor het verlies, bij die vermindering te dra gen, voor een groot deel werd vergoed. Wantal neemt men aandat de gasverbruikers vermeerderendan zoude de fabriek moeten vergroot wordeneen nieuwe gashouder zoude aanzienlijke kosten vereischen, terwijl, gelijk boven reeds is aangemerkt, het reservefonds nog onbeduidend is en voor die kosten ontoereikend; daarbij indien men gas als koopwaar beschouwt, en de prijs, in verhouding tot andere plaatsen, gelijk is aangetoond, allezins billijk is, zoude het on- regtvaardi'g zijn, om hen die geen gas gebruiken, voor de gasverbruikers te doen betalenwant zooals hiervoor reeds gezegd isstaat eene prijsver mindering in zoo naauw verband met de begrooting, dat alleprijsverminde- dering van het gas door eene verhooging van den hoofdelijken omslag moet hersteld worden. Commissarissen achten het van oneindig veel meer belang, dat er ernstig aan worde gedacht, om een gedeelte van de overwinst te bestemmen tot verhooging van het reservefonds, of wat in het wezen der zaak geen ver schil maakt, tot inkoop van de vroeger verkochte rentegevende fondsen der gemeente te bestemmen Alleen dan, wanneer dit fonds tot eene zekere hoogte geklommen was, voldoende om daaruit onvoorziene opkomende buitengewone herstellingen te bestrijdenzou er aan kunnen worden gedacht den prijs van het gas te ver minderen. Commissarissen meenen op die gronden te mogen aanraden: 1°. den prijs van het gas niet te verminderen 2°. art. 11 3°. van het Reglement op hare instelling, vastgesteld den 14 Mei 1858, voortaan toe te passen in dien zin, dat, zoo de overwinst van elk jaar meer bedraagt dan de daarvoor op de begrooting geraamde som, dit in rentegevende fondsen zal worden belegd. Commissarissen der Stedelijke Gas-fabriek, C. W. HUBRECHT. M. G. TEN SANDE. LE POOLE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 2