De heer DE Premery. Ofschoon ik in het algemeen niet ben voor den ijk, heb ik evenwel in der tijd gestemd voor den facultativen ijk, omdat ik het wenschelijk achtte daardoor aan den handel de beslissing over te laten onwerkelijk die ijk noodig'was? De uitkomst heeft nu het tegendeel bewezen; van 4 Oct. 1861 tot den lslcn Aug. 1862 zijn toch niet meerder dan 194 vaten aangeboden voor den ijk en na dien lijd geen enkel vat meer. Ziedaar wel een groot bewijs, dat men de zaak niet verlangt, waarbij nog in aanmerking komen mag, dat voor onkosten van dezen onverpligten ijk jaarlijks ongeveer 60.— moeten bijgepast worden. Ik ben daarom voor de finale opheffing. De heer Tollens. Ik zie geen het allerminste verband tusschen het ver langen van den adressant en de voordragt tot opheffing van den facultativen ijk. Ik heb in der tijd tegen dien ijk gestemd, omdat ik er geene vruch ten van verwachtte, en ik wordt in die verwachting nu volkomen bevestigd. De heer Kluit. Ook ik ben van de noodzakelijkheid overtuigd om den facultativen ijk op te heffen. Hoe gering de kosten daarvoor ook mogen zijn, de zaak is van geenerlei nut, daar zij gebleken is niet aan het doel te beantwoorden. De heer Meerburg. Mijnheer de Voorzitter, ik heb wel klagten ge hoord over den onverpligten ijk; en dat er van dien ijk geen gebruik wordt gemaakt, bewijst te meer de noodzakelijkheid om een verpligten ijk in te voeren. Wie moeten er gebruik van maken of voor wie is het nood zakelijk? Voor hen die kwade praktijken bezigen, en deze hebben voorze ker, nu het onverpligt is, gebruik gemaakt van de vrijheid, en voor anderen was het gemakkelijker. Het laatste vindt doorgaans veel bijval. Br wordt bepaald verlangd een verpligten ijk, om de misbruiken en bedriegerijen, die er nu plaats hebben, te keeren. Ik acht dan ook, dat het gemis van zoodanigen ijk tot schade zal leiden van den handel. Als de onverpligte ijk ophoudt te bestaanzoude ik voor de invoering van eenen verpligten ijk ge stemd zijn. Een onverpligte ijk is inderdaad een onding. De heer van Outeren. Ik kan mij gereedelijk met de voordragt ver eenigen daar ik ook het nut van den onverpligten ijk niet inzie. De heer LE Poole. Ik had mij aanvankelijk voorgesteld, dat de onver pligte ijk gunstig zou hebben gewerkt; maar nu door de uitkomst blijkt, dat het gebruik, dat er van gemaakt wordt, zoo gering is, zou ik er ook voor zijn den onverpligten ijk op te heffen. Ik zal dus voor de opheffing van den facultativen ijk stemmen, daar ik er geen het minste nut in zie. De heer Wttewaall. Heb ik mij reeds vroeger, op toen aangegeven gronden, verklaard tegen den ijk op de botervaten, sedert ben ik van zienswijze niet veranderd. De heer Tichler. Ik ben vroeger altijd gestemd geweest voor den ver pligten ijk. En zoo lang die niet wordt aangenomen, zal ik voor den fa cultativen ijk stemmen. De heer Goudsmit. Ik ben tegen den verpligtenzoowel als tegen den onverpligten ijken zal alzoo voor de voordragt stemmen. De heer Hartevelt. Het spijt mijdat dit adres op deze wijze weder in behandeling wordt genomen en daardoor eene zaak, die ik meende dat voor goed beslist wasandermaal in discussie wordt gebragt. Ik benen heb dit reeds meermalen gemotiveerd te kennen gegeventegen alle moge lijke ijken. Vroeger (bedriegt mijn geheugen mij niet) is besloten, dat op al dergelijke adressen geen acht meer zou worden geslagenen nu worden wij noodeloos opgehouden met de behandeling eener zaak, reeds zoo dik werf besproken en waaromtrent niets nieuws meer te zeggen valt. De heer van der Hoeven. Ik zie, wat mij betreft, er dat groot be zwaar niet in voor onze werkzaamheden, wannneer wij in de behandeling dezer zaak een gelijk belang stellen als in die van eene andere. De heer Stofeels. Bij iedere vroegere behandeling dezer zaak heb ik steeds gesproken voor den verpligten ijk, en heb ik mij daarentegen tegen den onverpligten verklaard, en 'tonderzoek heeft mij doen zien dat de onver pligte in den boterhandel niet wordt toegepast. Door hendie misbruik van vertrouwen van anderen willen makenzal zulks ook niet geschiedendan kwamen de kwade praktijken aan den dag, 't moet verpligtend zijn om die te weren. Te Delft, waar de verpligte ijk weder is ingevoerd, is het nut er van ondervonden; daar weert men ongeijkt Leydsch fust, omdat het me nigmaal gebleken is, dat het veel te zwaar is, en zulks strekt tot nadeel van den kooper. De onverpligte ijk doet meer kwaad dan goed; ik zal uit dien hoofde voor de opheffing van dien ijk stemmen. Wat den adres sant aangaatdeze wil een onderzoek hebben ingesteld over de al of niet nadeelige gevolgen van het afschaffen van den verpligten ijk en of er inderdaad met de botertonnen zoo groot bedrog wordt gepleegd; In hoever nu de Baad geroepen is op een dergelijk verzoek regard te slaan, zou een afzon derlijk punt van deliberatie moeten uitmaken; ik ben het overigens eens met den heer Hartevelt, dat er op die wijze nooit een einde zou komen aan eene zaakdie reeds zoo menigmaal deze vergadering heeft bezig ge houden. De heer de Moen. Ik ben altijd een voorstander geweest van den ver pligten ijklater van den onverpligten bij gebrek aan beter. Deze bestaat echter nu in naam en is niet meer dan figuuren daarom ben ik voor de afschaffing. Maar dat neemt niet weg, dat ik wenschte, dat er middelen konden worden aangewend ook bij de landsregeringopdat de verpligte ijk weder kon worden ingevoerd, en de verkoopers, die van geen pligt en orde willen wetengenoodzaakt konden worden naar de wet zich daaraan te onderwerpen. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik ben er 'ook voor, den facultativen ijk af te schaffen, daar die gebleken is geheel nutteloos te zijn. De voordragthierop in hoofdelijke omvrage gebragt zijndewordt aan genomen met 16 tegen 2 stemmen. Tegende lieeren ten Sande en Tichler. De Voorzitter. Wij zullen nu nog moeten beslissen wat wij. doen zullen met het adres van Brandhoff Isselman. Ik had gemepnd voor te stellen dat adres ter inzage neder te leggen in de leeskamer, ten einde de leden, die dit verlangen mogten, gelegenheid te geven een nader voorstel te doen. De heer Goudsmit. Ik stel voor, mijnheer de Voorzitter, om omtrent dit adres over te gaan tot de orde van den dag en de zaak niet weêr tot een onderwerp Van discussie te maken. Wij hebben al zoo dikwijls over den ijk gesproken, dat er waarlijk niets nieuws meer van te zeggen valt en het meer dan tijd wordt aan de zaak een einde te maken. De heer Hartevelt. Ik voeg mij geheel bij hetgeen door den heer Goudsmit is aangevoerd. Ik heb reeds gezegd en herhaal zulks hierdat ik vermeen dat er in een vroegere raadsvergadering besloten was, op adres sen van verpligten, onverpligten of welk soort van ijk meer op de boter vaten geen regard meer te slaan. Heeft dit geen plaats gehad, dat mén dan nu dit besluit nemei De heer Meerburg. Ik geloof, dat het vroeger besluit van den Raad betrekking had op adressen van adressanten buiten deze gemeente wonende. De Voorzitter. Ik herinner mij van dergelijke bepaling niets. Ik moet echter opmerkendat er nu drie verschillende zienswijzen in aanmerking komenom namelijk1°. of omtrent het adres over te gaan tot de orde van den dag; of 2°. het adres eenvoudig ter leeskamer neder te leggen, dat welligt langs een anderen weg tot hetzelfde einde zou leiden; of 3°. het adres te stellen in handen van' Burgemeester en Wethouders, en in het laatste geval zal de zaak een nader punt van beraadslaging moeten uit maken. De heer Tollens. Ik zou er volstrekt niet voor zijn Wéder een rapport te verlangen van Burgemeester en Wethouders over eene zaak, waarover de Raad zich reeds bij herhaling verklaard heeft. Ik zou dat indiscreet vin den. Ik kan mij dus volkomen vereenigen met het voorstel van den heer Goudsmit. De heer van der Hoeven. Ik moet opmerken, dat er in de eerste plaats geen bepaald voorstel is gedaan; maar uw voorstel, mijnheer de Voor zitter, zou misschien de voorkeur moeten hebben. Ik heb toch van den heer Stoffels en anderen gehoorddat de ondervinding de nadeelen van het gemis aan eenen verpligten ijk heeft aangetoond. Het zou dus, geloof ik, allezins billijk wezen, het adres ter lezing te leggen. Ik kan niet begrij pen, dat deze vergadering zou kunnen besluiten omtrent eene zaak als deze over te gaan tot de orde van den dag. Ik kan inziendat eene akademie van wetenschappen tot de orde Van den dag overgaat ten aanzien van pun ten als de quadratuur van den cirkel of van den tafeldans; maar ik kan niet bevroeden, waarom deze vergadering, geroepen om de belangen der gemeentezoo veel zij kante behartigen omtrent eene zaakwaarin som mige ingezetenen meenen dat hunne belangen betrokken zijnzich ooit zoo geheel ingelicht zou kunnen beschouwendat zij alle verder onderzoek of overweging zou willen afwijzen. De heer Goudsmit. Ook ik ben zoozeer als iemand genegen om de belangen der ingezetenen zooveel mogelijk te behartigen; maar ik geloof toch waarlijkdat van ons niet kan gevergd worden 25 malen over hetzelfde onderwerp eene beslissing te nemen. Ik moet daarbij opmerken dat het 't eenvoudigst is voor hen, die zich met mijn voorstel niet kunnen vereenigenom er tegen te stemmen. Is de meerderheid er tegendan kan een ander besluit worden genomen. De heer Tollens. Vroeger deelde, zoo ik meen, deze vergadering de opinie, dat zij niet bij magte Was de zaak van den verpligten ijk te regle menteren, maar dat dit eigenaardig behoorde tot dé Wetgevende magt der provinciale staten. Nu dat collegie den verpligten ijk heeft opgeheven, ge loof ik den gemeenteraad daarom nog niet geregtigd thans een reglement in het leven te roepenwaartoe hem de bevoegdheid ten eenenmale ontbreekt. Ik acht het niet discreet om Burgemeester en Wethouders andermaal uit te noodigen over eene zaak rapport uit te brengen, waarover zij reeds bij herhaling en telkens bijna gelijkluidend rapport uitbragten. De heer le Poole. Ik zou er niet voor zijn, het adres ter zijde te stellen. Het geldt hier het belang van een ingezetendie toch niet zoo egoïstisch is om alleen voor zich zelf op te komen, maar ook opkomt in het belang van het algemeen; de Raad kan naar mijn oordeel niet weigeren de belangen der ingezetenen in overweging te nemen, te minder daar des adressants voorstel niet zoo geheel van goede gronden ontbloot is. De heer de Moen. Om dezelfde reden als welke door den heer van der Hoeven is aangevoerdmeen ik"dat aan uw voorstelmijnheer de Voorzitter, de prioriteit moet worden toegekend. Wanneer het adres in handen van Burgemeester en Wethouders wordt gesteldzullen zij de be leefdheid hebben daarover rapport uit te brengen. Ik geloof, dat dit de geschikste wijze is om de zaak te behandelen. De Voorzitter. Om een einde te maken aan het verschil van meening, zou het eerst in stemming moeten worden gebragt het voorstel om ten aanzien van het adres over te gaan tot de orde van den dag. Mogt de vergadering zich daarmede niet vereenigendan blijft de tweeledige vraag over: of het adres ter leeskamer zal worden gelegd, of wel gesteld in han den van Burgemeester en Wethouders ten fine van berigt en raad. Dan komen wij het best tot een eind. De heer de Eremery. Zal met het ter lezing liggen van het adres op de leeskamer de zaak daardoor afgeloopen zijn? De Voorzitter. Mogelijk ja. Ik breng dan nu in de eerste plaats in rondvraag het voorstel van den heer Goudsmit om omtrent het adres over te gaan tot de orde van den dag. Dat voorstel wordt verworpen met 12 tegen 6 stemmen. Voor: de heeren Tollens, Wttewaall, Goudsmit, Hartevelt, Krantz en Sikkel Groos. De Voorzitter. Ik zal thans mijn aanvankelijk voorstel in stemming brengen om het adres ter inzage neder te leggen in de leeskamer. De heer de Moen. Als gij enkel zoudt voorstellen, mijnheer de Voor zitter, het adres te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, zou ik mij daarmede meer kunnen vereenigenwant waartoe zou het toch dienenals het adres slechts ter leeskamer wordt gelegdwanneer zich daarbij de zaak bepaalt? Gij zijt reeds zoo even zoo goed geweest het request te laten voorlezen. Wij zijn dus genoegzaam met den inhoud

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 3