De vraag, in stemming gebragt, of er een pensioenfonds zal worden op- gerigt door verpligte bijdrage der gemeente-ambtenaren, wordt toestemmend beslist met 13 tegen 10 stemmen. Voor: de heeren van der Hoeven, Sikkel Groos, Kluit, Goudsmit, Driessen, Hartevelt, de Moen, Librecht LezwynGevers, ten Sande, Cockdu Kieu en Wttewaall. Tegen: de heeren Tollens, Stoffels, Meerburg, Kneppelhout van Ster- kenburgle Poole, Hubrecht, de Fremeryvan Outeren, Tichler en de Voorzitter. De Voorzitter. Alzoo is het beginsel nu aangenomen eener verpligte bijdrage, en zal dat beginsel worden uitgewerkt in de te ontwerpen verorde ning, die later in behandeling zal worden genomen. II. Benoeming van een tweeden onderwijzer in de wiskunde aan het Stedelijk Gymnasium. Voor deze en de volgende aan de orde gestelde benoeming worden de heeren DriessenGevers en ten Sande door den Voorzitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. Het rapport van Curatoren is van den volgenden inhoud: //Curatoren van het Stedelijk Gymnasium alhier hebben de eer UEdel Achtb. te berigten op de verzoekschriftendie door verschillende belang hebbenden verlangende bij de thans vacerende betrekking van tweeden on derwijzer in de wiskunde aan genoemde inrigting in aanmerking te komen op gedane oproeping van wege Burgemeester en Wethouders zijn ingediend. Het getal sollicitanten bedraagt 8, te weten de hh.W. Gleuns, phil. nat. cand. te Hoorn; C. J. E. Brutel de la Rivière, phil. nat. cand. te Leyden; H. J. Boldermanleeraar in de wis- en natuurkunde aan het gymnasium te Brielle; J. van Loghemonderwijzer in de wiskunde te Leyden M. H. Kottier, onderwijzer te Numansdorp; D. Sleutel, onderwijzer te Westmaas; B. F. van Vliet, hulponderwijzer te Amsterdam; K. L. F. Weber, hulpon derwijzer te Amersfoort. Even als bij eene vroegere vacature zijn er onder de sollicitanten enkele, welke hunne opleiding aan eene onzer hoogescholen genoten en een acade- mischen graad bezittenwaardoor zij als onderwijzers kunnen optreden meerdere, die op eene andere wijze de noodige bevoegdheid verkregen om de wiskunde te onderwijzen. Met betrekking tot de sollicitanten in de eerste plaats bedoeld merken Curatoren opdat de heeren Gleuns en Brutel de la Rivière met den mees ten lóf het vereischte examen hebben afgelegd en mitsdien op grond daar van bijzondere aanbeveling verdienen. Inzonderheid geldt dit ten aanzien van den heer Brutel de la Rivière, die blijkens de attesten van twee zijner leeraars en het getuigenis van twee andere medeleden van ons eollegie, on der dezulken mag worden gerangschikt, die door grondige en veelzijdige kennis uitmunten en van wien men de beste verwachtingen voor het onder wijs mag koesteren en wiens benoeming tot de thans openstaande betrekking aan het Gymnasium in der daad goede vruchten belooft. Onder hen, die het voorregt niet bezitten academisch onderwijs genoten te hebben, zijn er vermoedelijk velen, die desniettemin voor de taak, welke hen aan ons Gymnasium wacht, berekend te achten zijn, al is de omvang van hunne kennis beperkter. De getuigschriftendoor hen overgelegddoen dit met grond vermoeden. Wij onthielden ons echter te hunnen aanzien meerdere inlichtingen in te winneneensdeels daar langs dien weg de gele genheid zoude worden benomen om de bestaande vacature in het welbegre pen belang van het Gymnasium spoedig vervuld te zienanderdeels daar ons de overtuiging bezieldedat de heer van Loghemonder hun getal be grepen, u bijzonder gunstig bekend stond en als verdienstelijk en bekwaam onderwijzer boven anderen mag worden aangeprezen. Nu reeds bestaat er dus voldoende gelegenheid eene allezins gelukkige keuze uit de meer van nabij bekende sollicitanten te doen." De uitslag der stemming is, dat benoemd wordt met 17 stemmen J. van Loghem, zijnde 6 stemmen uitgebragt op C. J. E. Brutel de la Rivière. III. Benoeming van een tweeden hulponderwijzer aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs le klasse voor jongens. Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden inhoud "Voor de betrekking van tweeden hulponderwijzer aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der l8 klasse voor jongens, op eene jaarwedde van f 600, hebben zich op onze oproeping zes sollicitanten aan gemeld wier stukken hiernevens worden overgelegd.' In overleg met den hoofdonderwijzer dier school en den distrikts-schoolopziener, hebben wij ter vervulling dier betrekking eene voordragt van drie personen opgemaakt, die wij de eer hebben u bij deze aan te biedenten einde daaruit de benoe ming te doen, als: 1. Willem Jacobus Bonte, hulponderwijzer te Delft; 2. Martin Jacques Henri van der Koog, hulponderwijzer alhier; 3. Hendri- cus Jacobus van Wijk, hulponderwijzer alhier." De uitslag der stemming is, dat met 13 stemmen benoemd wordt W. J. Bonte, zijnde 9 stemmen uitgebragt op M. J. H. van der Koog en 1 op J. P. F. Kosters. IV. Kohier der plaatselijke directe belasting voor 1863. Dat kohierwaarover door geen der leden het woord wordt gevraagd wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd en vastgesteld, zoo als het is liggende. V. Voordragt tot het openen van gelegenheid voor de leerlingen van de opgeheven wordende school der Walsche diaconie om op de openbare scho len te worden toegelaten. Die voordragt is van den volgenden inhoud: //Van onderscheidene kanten werden wij er op gewezendat de diaconie school der Walsche gemeente, onder de leiding geplaatst van den hoofd onderwijzer van Ravenhorst, door diens vertrek naar elders met den l8tca der volgende maand zal worden opgeheven, en zagen wij ons aangezocht aan de leerlingen, welke haar bezochten, de gelegenheid te openen om op onze openbare scholen te worden toegelaten. Ons antwoord wasdatvolgens de bestaande verordening, die toelating eerst in de maand Julij zou kunnen geschieden. Intusschen ontveinsden wij ons niet dat zulks voor de leerlin gen, zoowel als voor hunne betrekkingen, minder gevallig moest zijn en de stremming in den geregelden gang van het onderwijs nadeelige gevolgen konde hebben. Wij meenden uit dien hoofde, dat van de verordening, welke in dergelijk bijzonder geval niet koude voorzien, veilig in veler be lang konde'worden afgeweken, en nemen mitsdien de vrijheid u voor te stellen wel te willen bepalendat alleen de leerlingen van de door ons be doelde bijzondere school, bij gunstige uitzondering, op de openbare scholen, des verlangende, zullen worden aangenomen. Aanvankelijk waren wij, wel is waar, huiverig die voordragt te doen, overtuigd dat de school, onder de leiding van den hoofdonderwijzer van Wijk, onmogelijk een meerder aantal leerlingen zoude kunnen bevatten, als thans reeds overbevolkt zijnde. Wij gelooven er echter in geslaagd te zijn, het bezwaar uit den weg te ruimen. Aan uwe goedkeuring worden de plan nen onderworpen, om de school voor meisjes, onder de leiding van mejuf- vrouw Jesse, naar elders te verplaatsen en daardoor het lokaal, waarin zij thans -gevestigd is, naar deszelfs oorspronkelijke bestemming, geheel ter be schikking der school voor jongens te stellen. Inmiddels, want daartoe wordt tijd vereischt, verkregen wij de vergunning om van het lokaal der Walsche diaconie-school gebruik te maken, waarin wij gedurende dien tijd een ge deelte der school van van Wijk wilden overbrengenons vleijende op die wijze voor velen den gang van het onderwijs zoo goed mogelijk te hebben gewaarborgd. De heer schoolopziener verklaarde ons in deze tijdelijke voor ziening geen bezwaar te vinden. Nog ééne vraag komt ten deze in aanmerking. Zullen wijwaar de toe lating tegen Mei geschiedtde betaling van het met April aanvangend kwartaal vorderen? Mag van de verordening niet worden afgêweken, het antwoord is niet twijfelachtig. Wil de'Raad echter tegemoetkoming verlee- nen, en het schoolgeld voor de 2do op 3.00voor de Ls,e op 10.00 stellen, menige klagt, anders ligt te wachten, zoude worden voorgekomen." De heer van der Hoeven. Ik geloof, dat hetgeen voorgesteld is be trekking heelt juist op den tijd, dat dat onderwijs genoten wordt. Maar dan vermeen ikdat de zaak niet zeer duidelijk is uitgedrukt. Het heeft toch den schijnalsof men het bedrag van het schoolgeld in zijn geheel zal verminderen. Nu is ons de bedoeling wel bekend; maar er zou iets anders uit afgeleid kunnen worden. De Voorzitter. De bedoeling is: zullen wij voor drie maanden het schoolgeld vorderenwaar maar twee maanden onderwijs genoten wordt? En dat wordt door ons ontkennend beantwoord. De heer van der Hoeven. Dan ware het misschien duidelijker, wanneer men stelde het schoolgeld niet -te vorderen dan alleen voor den tijd'dat het onderwijs genoten is. De voordragt wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. VI. Voordragt tot het beschikken over gemeentegrond, in erfpacht uit gegeven. Die voordragt is van den volgenden inhoud //Bij het plan omtrent de Witte poort is begrependat een klein gedeelte van den grond bij den korenmolen de Lelie aldaarachter het kantoor der belastingendat mede wordt geamoveerdworde weggegraven. De molenaar Th. van den Berghdie dezen grond in gebruik heeftis bereid zulks af te staanmits in verhouding daarvan ook de door hem jaarlijks verschuldigde recognitie worde verminderd, eene voorwaarde waar van de billijkheid niet twijfelachtig is. Wij stellen u mitsdien voor, daartoe van wege de Commissie van Fabri cage aangezochtdit te vergraven gedeelte te bepalen op 80 Nederl. ellen en alzoo de erfpacht van 6.70 te bepalen op f 5.00." Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt deze voordragt aangenomen. VII. Voordragt tot demping van de sloot ter zijde van het Minne broerspad. Bij de Commissie van Financiën bestaat, ingevolge haar rapport, geen bezwaar tegen het verzoek om die sloot te mogen dempenwaartoe zou worden gebezigd de specie verkregen door het uitdiepen van een gedeelte van den Rijn tusschen den aanslag van het Utreehtsche jaagpad en het schei den van den- Rijn, ten einde daardoor gemakkelijker te maken het varen van de stoomboot tusschen Leyden en Bodegravenwaarvoor vele ingezetenen eene legplaats vragen aan het Utreehtsche veer. De Commissie meent dat plan te kunnen ondersteunen en tot dat einde ter tegemoetkoming in de kos ten van het dempen der sloot eene bijdrage van één honderd gulden uit de gemeentekas te verleenenaangezien een en ander strekt in het algemeen belang. Burgemeester en Wethouders vereenigen zich met dat rapport en nemen de vrijheid dienovereenkomstig te raden. De heer van der Hoeven. Ik wenschte nopens deze zaak eene ophel dering te vragen. Ik heb geziendat een van de personen"daarin betrok ken zwarigheid maaktomdat hij daardoor in kosten zou vervallen van het maken eener schutting enz. Dat blijkt wel niet uit het verzoek, dat ter inzage is gelegdvolgens hetwelk ook die persoon (Aalbertsberg) de demping van de sloot verlangt, maar uit een ander papier, onder de.overgelegde stukken, hoezeer dat ook niet zeer duidelijk geschreven of geredigeerd is. Zooveel schijnt mij te blijken, dat men f 100 zal geven; maar ik moet bekennen, dat mij de zaak niet klaar is, of nu door die ingewilligde som aan het verlangen van den requestrant Aalbertsberg voldaan zal worden. De heer Hdbrecht. De sloot, waarvan hier sprake is, loopt langs de gronden van drie eigenaars. Twee daarvan verzochten de sloot te mogen dempen, terwijl de derde zich hierbij niet aansloot, daar hij meende, dat de kosten voor het plaatsen eener schutting, die hij bij demping der sloot aldaar zoude moeten stellenniet tegen het ongerief zouden opwegen. Krach tens eene bepaling der acte, waarbij de stad in 1666 den eigendom van het Minnebroerspad verkreeg, was het ongeraden de toestemming tot dem ping der sloot te verleenen tenzij de drie eigenaars daartoe de vergunning verzochten. Bij het vaststellen van het rapport hadden slechts twee eige naars hiertoe aanvraag ingezonden, doch later is de derde, door anderen, die belang bij de demping haddenoverreeddie voor hem de bezwaren der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 2