liet plan der Commissie van Financiën nog meer bevestigd; want het blijkt
nu, dat nergens eene bijdrage gevorderd wordt, met uitzondering van een
zeer exceptionneel geval (ik geloof in eene der te Amsterdam geldende
verordeningen), en dat overal op den voorgrond-is gesteld, dat de belooning
der ambtenaren te gering is om nog eene bijdrage van hen te kunnen
verlangen. Had ik bezwaar geput uit eigen denkbeeld, ik ben daarin niet
weinige versterkt door de meening van onderscheidene andere gemeentebe
sturen. Ik moet daarbij herhalen, dat wij niet zonder regelen op dit punt
leven. Wij hebben regelenalleen met dat verschildat niet op den voor
grond staat, dat een ieder regt heeft op pensioen. Maar betrekkelijk heb
ben wij toch regelen, als wij, gelijk tot hiertoe, opvolgen de wet van
1851. Daarbij is in de meeste steden, waar wij inlichting vroegen, alleen
de 65-jarige ouderdom tot grondslag van pensionnering genomen, terwijl wij
tot dusverre 70 jaren hebben genomen. Voorts wordt elders reeds vóór dien
leeftijd het regt op pensioen toegekendwanneer de ambtenaren ten gevolge
van gebreken, in of door de uitoefening hunner functiën ontstaan, volstrekt
ongeschikt zijn geworden hunne betrekking waar te nemenmaar daarvan
is hier tot dusverre geen sprake geweest. Ik blijf op grond van een en
ander de voorkeur geven aan ons voorstel, en ik zou er bepaald tegen zijn
voor dat pensioenfonds eene verpligte bijdrage te vorderen. Ik geloof zelfs
dat de heer Krantz van het denkbeeld daaromtrent is afgeweken, daar hij
het aan de ambtenaren wilde overlaten daarvan al of niet gebruik te maken.
De heer Krantz. Ik ben daarom alleen afgeweken van het denkbeeld
van verpligte bijdrage, omdat sommige leden er bezwaar in hebben gezien.
Maar ik voor mij geloof, dat de ambtenaren zelve er geen bezwaar in zou
den vinden. Ik zou uit dat oogpunt daaraan de preferentie blijven geven
boven het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Nu is men vrij en
kan men naar omstandigheden handelen, en is de ambtenaar, die daartoe
niet bij magte is, niet verpligt eene bijdrage te geven. Maar volgens het
voorstel van Burgemeester en Wethouders zouden de ambtenaren geheel
van het genot van pensioen kunnen verstoken blijven, en dat vind ik be
zwarend.
De heer van der Hoeven. Herhaalde malen heb ik van den heer*
Krantz gehoord, dat de financiële toestand, waarin de ambtenaar verkeert,
kan worden in aanmerking genomen. Ik geloof, dat dat denkbeeld ook in
de redenering van andere leden van den Baad lag opgesloten. Maar als ik
mij wel herinneris dat punt nooitzoo lang ik de eer had lid van dezen
Raad te zijn, bij het verlcenen van pensioen ter sprake gebragt. Wel is
steeds in aanmerking genomen, of de ambtenaar de gemeente lang en trouw
had gediend. Dergelijke consideratie is hier zoo ver ik weet nooit gebe
zigd en ik moet erkennendat ik het ook niet zou wenschen. Men zou
dergelijk eene redenering, mijns bedunkens, dan wel evenzeer op de tracte-
menten der ambtenaren kunnen toepassenen de bezoldiging lager stellen
voor hemdie uit eigene middelen in het ontbrekende op voldoende wijze
kon voorzien.
De Voorzitter. Indien niemand meer het woord verlangt, zal ik de
beraadslagingen sluiten en het voorstel in omvraag brengen.
De heer Goudsmit. Op mijne geopperde bedenking, mijnheer de Voor
zitter, heb ik nog geen antwoord bekomen. Ik wenschte namelijk te ver
nemen of de Commissie van Financiën bereid is zich de moeite te geven
van een staat op te maken als waarvan ik gesproken heb. Wanneer de
Commissie aan dit verzoek wil voldoenzou ik als motie van orde voor
stellen vooralsnog de zaak uit te stellen tot eene volgende gelegenheid.
De heer de Moen. Als het beginsel uitgemaakt wordt: zal er een pen
sioenfonds worden opgerigt al of niet, dan geloof ik, dat het eerst te pas
kan komen aan het verlangen van den heer Goudsmit te voldoenen de
Commissie zal dan trachten zoodanigen staat op te maken. Maar als het
uitgemaakt wordt, dat er geen pensioenfonds zal worden opgerigt, dan
komt ook het opmaken van een staat niet te pas.
De heer Goudsmit. Ik meendat de stem van de leden juist van de
kennismaking met zoodanigen staat zou kunnen afhangen.
De heer de Moen. Het blijkt reeds uit de stukken, hoeveel tractemen-
ten er per jaar zijn verleend. Als men nu daar tegenover stelt hoeveel
procent voor pensioen er wordt voorgestelddan is het reeds globaal te
berekenen, wat de bijdragen per jaar zouden bedragen.
De heer Goudsmit. H?t aangevoerde door den heer de Moen lost mijns
inziens de zwarigheid nog niet op, omdat men, om tot een resultaat te
komen, in eene vergelijking behoort te treden van het aantal ambtenaren,
en de hoegrootheid der tractementen.
De Voorzitter. Ik zal dan de motie van den heer Goudsmit. indien
die ondersteund wordt, in omvraag brengen.
De heer Driessen. Ik ondersteun het voorstel van den heer Goudsmit,
geef echter in overweging of dan niet eerst zoude moeten uitgemaakt wor
den, wie gerekend kunnen worden gemeente-ambtenaren te zijn en of daar
onder ook dienen begrepen te - worden de docenten aan het Gymnasium,
schoolonderwijzers, onderwijzeressen enz. Dan toch eerst zoude de Com
missie van Financiën een juisten maatstaf harer berekeningen hebben?
De Voorzitter. De schoolonderwijzers genieten lands-pensioen.
De heer Gevers. Zou dan niet vooraf moeten worden uitgemaakt of
de bijdrage verpligtend zal zijn of niet.
De heer van der Hoeven. Mij dunkt dat de vraag in tweeën zou
moeten worden gesplitst: ten eerste, zal er pensioen worden verleend,
zonder bijdrage? Ten tweede, zal de bijdrage verpligtend of onverpligtend
zijn? Maar het komt mij voor, dat allereerst op den voorgrond zal moe
ten worden gesteld: zal er pensioen worden verleend zonder bijdrage van de
zijde der beambten, en dat is het oorspronkelijk voorstel van Burgemeester
en Wethouders, waarvan zij niet zijn teruggekomen, maar waartoe zij zijn
teruggekeerd.
De heer Krantz. Ik ondersteun zeer het denkbeeld van den heer van
der Hoeven, om op deze wijze de zaak in stemming te brengen.
De Voorzitter. Ik geloof ook, dat wij. dan tot een beter standpunt
komen. Ik zal derhalve in de eerste plaats in overweging geven uit te
maken het beginsel, of er pensioen zal worden verleend en dan zullen wij
een stap nader zijn gekomen.
De heer de Moen. Ik wilde dan vragen, mijnheer de Voorzitter, of,
wanneer de vraag op die wijze in stemming gebragt wordtdaarin opgesloten
ligt, dat er een pensioenfonds zal worden opgerigt.
De heer Goudsmit. Mijn voorstel, mijnheer de Voorzitter, is in zeke
ren zin eene motie van orde, en moet dus het eerst in stemming worden
gebragt.
De heer van der Hoeven. Ik zou mij hiertegen moeten verklaren.
Immers dit voorstel is eerst dan van beteekenis, wanneer er is uitgemaakt
dat er een pensioenfonds zal worden opgerigt.
De heer Goudsmit. Ik moet opmerken, dat de heer van der Hoeven
dwaalt. Immers mijn voorstel betreft de wijze hoe de discussie over het on
derwerp zal plaats vinden.
De heer van der Hoeven. Ik blijf van gevoelen, dat men geen regel
matig besluit kan nemen, alvorens beslist is de vraag of er een pensioen-
j fonds zal worden opgerigt. Een te doen onderzoek heeft dan eerst eenig
nut, als er besloten wordt tot de oprigting van een fonds. Wanneer de
Kaad besloot, dat de pensioenen zullen worden verleend, zonder bijdrage
van de zijde der ambtenaren, dan is het onderzoek, dat men nu, verlangt
eene question oiseuse.
De heer Goudsmit. Wij kunnen toch geene beslissing nemen, alvorens
op de hoogte der feilen te zijn. En dit is nu juist de strekking van
mijn voorstel.
De heer van der Hoeven. Ik kan mij nog niet vereenigeu met de
meening van den vorigen spreker. Ik geloof, dat wij de zaak zoo moeten
opvattendat er een pensioenfonds moet worden opgerigten dat alleen
wanneer de geldelijke omstandigheden van een ambtenaar dit toelateneene
bijdrage van hem kan worden gevorderd. Ik geloof nooit, dat het hier de
bedoeling is geweest, dat de ambtenaren uit het pensioenfonds zullen trek
ken naar gelang van den tijddien zij er aan hebben gecontribueerd.
Het pensioen zal, zoo ik het voorstel der Commissie van Financiën wel
begrepen hebnaar eenen anderen maatstaf' worden bepaalden vast gere
geld zijn, onverschillig of de ambtenaar langer of korter daartoe heeft
bijgedragen.
De Voorzitter. Er is verschil van meening tusschen de leden van den
Raad, in hoeverre de motie van orde van den heer Goudsmit in stemming
moet worden gebragt. Ik weet niets beters om het verschil op te heffen
ik weet geen anderen weg om de zaak tot een einde te brengendan door
te stemmen over de vraag: kan de motie in stemming worden gebragt?
Deze vraag wordt met 16 tegen 4 stemmen toestemmend beslist.
Tegende Eeeren van der HoevenGeversKluit en de Fremery.
De motie van orde van den heer Goudsmit wordt hierop in stemming
gebragt en verworpen met 12 tegen 8 stemmen.
Voor: de heeren DriessenKrantz, le Poole, Kneppelhout, van Kaat-
hovenGoudsmit, Sikkel Groos en de Moen.
De Voorzitter. Ik zal nu in omvraag brengen het eerste voorstel van
Burgemeester en Wethouders. Zij, die daarvoor stemmen, verklaren zich
eo ipso tegen de oprigting van een pensioenfonds.
En verklaren zich 10 leden voor en 10 leden tegen dat voorstel, zoodat
de stemmen staken en de beslissing tot de volgende vergadering wordt uit
gesteld.
Voor: de heeren: Stoffels, van Kaathoven, Hubrecht, van der Hoeven,
Gevers, Kluit, le Poole, de Fremery, Kneppelhout en de Voorzitter.
Tegen: de heeren Krantz, Sikkel Groos, de Moen, Librecht Lezwyn,
Driessen, van Outeren, Tichier, du Rieu, Wttewaall en Goudsmit.
X. Concept-adres omtrent de plaatsing van den tolboom op den Rijnsbur-
gerweg.
Wordt met algemeene stemmen aangenomen.
XI. Voordragt betreffende de beschikking van Gedeputeerde Staten, in
zake de bottingen en riemtalen van Zoeterwoude.
De conclusie der voordragt luidt als volgt:
Wij geven in overweging, namens, den Raad, aan Gedeputeerde Staten
een antwoord te rigten van den volgenden inhoud
Dat de Raad, hoezeer overtuigd zoowel van het regtmatige als van het
billijke zijner vordering tegen de gemeente Zoeterwoude, evenwel niet elke
poging wil afsnijdenwelke er toe zoude kunnen leiden om het gerezen ge
schil buiten proces te vereffenenen mitsdien bereid is de voorstellenwelke
hem door of van wege het gemeentebestuur van Zoeterwoude, binnen een
niet al te lang tijdsverloop, mogten worden gedaan, in ernstige overweging
te nemen. De Raad neemt alzoo de vrijheid Gedeputeerde Staten te ver
zoekenhet gemeentebestuur van Zoeterwoude eenen termijn te bepalen,
binnen welken hij een voorstel tot afdoening aan den Raad zal doen toekomen."
Deze voordragt wordt met algemeene stemmen aangenomen.
XII. 'Voorstel van Burgemeester en Wethouders, om aan Gedeputeerde
Staten magtiging te vragen tot het regelen van gemeenschappelijke zaken
met de gemeente Delft.
Burgemeester en Wethouders verklaren in hun rapport, onder overlegging
eener missive van Burgemeester en Wethouders van Delft, houdende voor
stel tot den verkoop van een daarbij omschreven schuur of paardenstal aan
den Leydschen damdat zij dien verkoop in het belang der beide gemeenten
eigenaressen achten en zich gaarne met dat voorstel vereenigen.
Dit voorstel wordt mede met algemeene stemmen aangenomen.
XIII. Voorstel tot goedkeuring tot af- en overschrijvingen of suppletoire
begrootingen, dienst 1862, van
a. het Gereformeerd Minne- of arme oude mannen- en vrouwenhuis;
b. het Evangelisch Luthersch wees- en oudeliedenhuis; en
c. vrouwen kraammoeders.
De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt
tot goedkeuring en vaststelling.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
XIV. Rekeningen over 1862, van
a. de Kamer van koophandel en fabrieken.
De heeren Krantz en du Rieu verlatenals leden dier Kamerde verga
dering.
b. De Gezondheids Commissie.
De heer Tichier verlaatals lid dier Commissiede zaal.
De Commissie van Financiën verklaart in hare rapporten, dat zij tegen
deze rekeningen geene bedenkingen heeft en raadt die vast te stellen, de
eerste in ontvang ter somma van 475,00, in uitgaaf ter somma van
451,901 alzoo sluitende met een batig saldo van 23,09J; de tweede
in ontvang ad 137,01, in uitgaaf ad 62,63, alzoo sluitende met een
batig saldo van ƒ74,38, welke batige saldo's in de eerstvolgende rekeningen
worden verantwoord.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.