HANDEIM! VAN DEN GEMEENTERAAD VAN LETDIN. 5. Zitting van Donderdag 19 Kaart 1863, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek. Tegenwoordig de heeren Sikkel GroosTichler, van Outeren, Lezwyn, Stoffels, ten Sande, Krantz, Meerburg, Tollens, de Fremery, du Rieu, WttewaallCockGeversde MoenHubrechtvan der Hoeven Goudsmit en Siegenbeek. De aanteekeningen der vergadering van Donderdag 5 Maart 11. worden gelezen en vastgesteld, waarna de Voorzitter mededeelt: 1°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten der provincie Zuidholland gedagteekend 3 Maart 1863, B. n°. 964 (3° afd.), G. S. n°. 39, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van den 12dfn der vorige maand, tot den afstand van een vierk. el gemeentegronds aan J. van Grieken. Deze wordt aangenomen voor kennisgeving. De Burgemeester legt vervolgens over: 1°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuidholland, in dato 3 Maart jl. B. n°. 961 (3e afd) G. S. n°. 41, betreffende de voldoening van het verschuldigde wegens de bottingen en riemtalendoor de gemeente Zoeterwoude. De ookzitter. Ik wenschte in overweging te geven deze dispositie te stellen in handen van de commissiedie vroeger met het uitbrengen van een rapport in de zaak der bottingen en riemtalen is belast geweestten einde de vergadering daaromtrent te dienen van berigt en raad. De heer Goudsmit. Ik zou meen enmijnheer de Voorzitter, dat dit niet noodzakelijk is. Het schijnt, dat Gedeputeerde Staten pogen eene schik king in deze zaak tot stand te brengen. En nu is het alleen de vraag: zullen wij aan dien wensch al of niet gevolg geven? De Voorzitter. De zaak is, geloof ik, zoo eenvoudig niet. Gedepu teerde Staten verwijzen ons naar Zoeterwoudeten einde te beproeven de zaak te schikken. Nu vind ik die verwijzing in de uitvoering minder ge makkelijk, en ik wenschte dus wel, dat vooraf aan den Raad eene nadere voordragt werd gedaanwaarom ik heb voorgesteld de missive te renvoyeren aan de commissie, ten einde ons te adviseren, hoedanig te handelen. Stelt zij ons voor tot eene schikking over te gaanwelnu de Raad kanzoo hij daartoe termen vindt, er toe besluiten. En mogt de commissie tot eene tegenovergestelde uitkomst geraken, de vergadering zou daardoor misschien mede eene andere beslissing kuiineri hémen. De heer Goudsmit. Ik geloof nietdat wij onvoorwaardelijk elke dading mogen verwerpen; en ik zou er daarom voor zijn, dat wij aan Gedeputeerde Staten te kennen gaven, dat wij wenschen te vernemen, op welke grond slagen eene dading zou kunnen worden aangegaan. De Voorzitter. Ik durf niet beslissen; maar als ik het zeggen mag, geloof ik, dat wij zoo doende eenigermate op de zaak zouden voormtloopen. Misschien zou de Raad dit punt nu niet wenschen uit te maken. Daarom geloof ik, dat het beter is, dat de commissie ad hoc, die nog bestaat, hieromtrent advisere, na nog nader aandachtig het dispositief te hebben gelezendan nu dadelijk eene beslissing te nemen. De heer Goudsmit. Ik ben het in dit opzigt niet met den heer Burge meester eens; de commissie zal wel niet anders kunnen adviseren dan dat de Raad wenscht te vernemen de voorstellenwelke zullen worden gedaanzoo dat eene verzending der dispositie aan de commissie wel tot niets anders zal kunnen leiden dan tot tijdverlies zonder nut. De heer Tollens. Ik geloof weldat de commissie niet anders zal ad viseren dan bereids is voorgesteld; maar de schikking, die haar zal worden voorgesteld, zal toch wel eerst ter goedkeuring aan den Raad moeten wor den onderworpen, alvorens zij wordt aangenomen of verworpen. De heer Goudsmit. Ik had juist verlangd, dat de Raad te kennen gaf, dat hij niet onvoorwaardelijk afkeerig is van het aangaan eener schikking. De Voorzitter. Ten einde niet noodeloos over deze quaestie in dis cussie te komen, zou ik in overweging geven in stemming te brengen de vraag, of over de dispositie dadelijk eene beslissing zal worden genomen, dan wel of zij zal worden gesteld in handen der commissie. De heer Librecht Lezwijn. Ik vereenig mij om de dispositie te stellen in handen van de commissie, ten einde nader de motieven te kennen, waarop de voorgestelde dading zou gegrond zijn. De heer Stoffels. Ik geloof ook, dat het wenschelijk is, dat de zaak worde gerenvoyeerd aan de commissie, die dan nader een bepaald voorstel zou kunnen doen. De heer Tollens. Ik ben er voor, de commissie te hooren ten aanzien van wat haar zal worden voorgesteld, ten einde, naar gelang daarvan, een besluit te nemen. De heer de Eremery. Ook ik zou er voor zijn om de dispositie te stellen in handen van de commissie, die reeds in deze zaak advies heeft uitgebragt, omdat ik betwijfel of de Raad wel voegzaam in deze het eerst eene schikking kan voorstellen. Wij verlangen toch voor deze gemeente geene verbetering in den bestaanden toestandwij wenschen alleen te behou den wat wij hebben en waarop wij, volgens het uitgebragte advies, ook regtmatige aanspraak hebben. De heer van der Hoeven. Ook ik ben voor het voorstel, daar ik niet meen dat door Gedeputeerde Staten aan Zoeterwoude eene uitnoodiging tot schikking is gedaan. Was dat het geval, dan zou ik van een tegenoverge steld gevoelen zijn. 1863. De Voorzitter. Zoeterwoude had vroeger vergunning gevraagd te pro cederen en toen is door Gedeputeerde Staten gezegdzie de zaak te schik kenen na het door ons genomen besluit wordt nu door Gedeputeerde Staten aan ons hetzelfde te kennen gegeven. De heer van der Hoeven. Heeft Zoeterwoude zich dan na ons besluit aan Gedeputeerde Staten gewend? De Voorzitter. Neen, het omgekeerde. De heer van der Hoeven. Dan ben ik voor het voorstel. De heer Sikkel Groos. De zaak zounaar mijn begripwel dadelijk kunnen worden afgedaan; maar het kan geen kwaad de stukken te stellen in handen der commissie. Wordt besloten, zouder hoofdelijke stemming, de dispositie te stellen in handen van de commissie, belast geweest met het uitbrengen van een regts- kundig advies in zake de bottingen en riemtalen van Zoeterwoude. 2°. Voordragt der Commissie van Fabricage, dat bij verordening het verbod worde vastgesteld om de St. Pancras kerk-, Mooi-Japik- en Wa- terstegen, anders dan in ééne bepaalde rigting, te berijden, en wel in dier voege, dat de eerste worde bereden van de zijde der Hooglandsche kerkgracht, om dat de Donkersteeg alleen van de zijde der Haarlemmerstraat mag bereden worden; de tweede worde bereden van de zijde der Breêstraat, omdat het druk verkeer op dat punt het wenschelijk maakt eene afleiding door die steeg te vinden. de derde, om dezelfde reden, alléén van de Hoogewoerds zijde worde bereden. De Voorzitter. Ik stel voor, deze voordragt te stellen in handen van de Commissie voor de verordeningentegen wier overtreding straf is be dreigd en wensch inmiddels de belanghebbendendie tegen deze rigtingen bezwaar mogten hebben, in de gelegenheid te stellen daarvan mededeeling te doen. Dienovereenkomstig wordt besloten. 3°. Adres van Dr. P. van Geer, ter bekoming van een eervol ontslag als tweede onderwijzer in de wiskunde aan het Stedelijk Gymnasium. De Voorzitter. Ik zou willen vragen, of de Raad kan goedvinden straks, na de overige aan de orde gestelde onderwerpen, deze zaak te be handelen. Door den adressant wordt verzocht hem dat ontslag vóór l April aanstaande te veileenen. Dat verzoek is gisteren ingekomenik heb het dus niet onder de aan de orde gestelde punten kunnen opnemen, doch in middels reeds het advies van heeren Curatoren ingewonnen. Wordt besloten, deze zaak in behandeling te nemen na de overige aan de orde gestelde punten. 4°. Adres van J. H. Houbolt, waarbij deze tegen 15 April eerstk. een eervol ontslag verzoekt als hulponderwijzer der 24® klasse aan de openbare school voor minvermogenden. 5°. Adressen om tot ambtenaar bij de plaatselijke belastingen te worden benoemd; van J. Buitendijk, E. D'haene, J. F. Diemei, H. M. de Kleyn, A. van der Laaken, H. A. van Leeuwen, A. de Ru, J. J. Star- kenburg, A. P. Valk en H. A. Wouters. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten ,de verzoekschriften sub n°. 4 en 5 te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, om daarop te dienen van berigt en raad. 6°. Staat van af- en overschrijving van het Gereformeerd Minne- of armen oude mannen- en vrouwenhuis dienst 1862. 7°. Staat van af- en overschrijving, dienst 1862, van vrouwen Kraam- moeders. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten de beide laatstgenoemde stukken te stellen in handen der Commissie van Financiënten fine van berigt en raad. 8". Rekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, over 1862. De Voorzitter. Ik stel voor, die te verzenden aan eene Commissie van Financiën ad hoe, daar de heeren Krantz en du Rieu tevens zijn leden van de Kamer van Koophandel. De heer de Moen. Ik zou willen vragen, mijnheer de Voorzitter, of het genoegzaam isdat de heer Gevers en ik als Commissie van Financiën rapporteren. De heeren du Rieu en Krantz kunnen als leden der Kamer van Koophandel dit in dezen niet. Derhalve blijf ik alleen over met den heer Gevers van de Commissie ad hoe, benoemd in de vorige vergadering. Ik zou dus meenendat de Commissie met een derde lid moest worden aangevuld, tenzij de Raad van meening ware, dat dit niet noodig was. De Voorzitter. Ik geloof, dat het best ware om straks, na afloop der overige aan de orde gestelde benoemingende Commissie aan te vullenen ik zal dan de vergadering verzoeken over twee leden te willen stemmen. De Voorzitter deelt nog mede, dat bij hem is ingekomen: Missive van den heer P. M. Montijn, notaris te Gouda, strekkende ten geleide van een aantal exemplaren van het Reglement der Nederlandsche maatschappij ter onderlinge pensioen-verzekering voor ambtenaren en be ambten door den inzender met den heer R. Blokburgemeester van Lek- kerkerk, in den jare 1859 opgerigt, doch bij gebrek aan een genoegzaam aantal deelnemers vooralsnog niet in werking getreden; met verzoek de deelname in die maatschappij te bevorderenook door met den Raad te beraadslagen over het nut, dat daarin voor de ambtenaren dezer gemeente gelegen is. De Voorzitter. Hoezeer ik nu niet geloof, dat zulk een particulier fonds hier kan worden in overweging genomen en beoordeeld, wil ik wel 5 J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 1