De heer HaSTEvelt. Ik kan niet instemmen met het rapport. Ik her inner mij zeer goed dat, toen er sprake was van het leveren van een ver slag van het verhandelde in den Gemeenteraad, de heer Sythoff zeer dili gent is geweest door het leveren van eene proef (tachygraphisch), die alge meen voldeed; hij was dus de eerste persoon, die een stap voorwaarts deed; later verklaarde hijdat het leveren van een stenographiseh verslag moeije- lijkheden inhad, vooral van financiëlen aard. De heer ürabbe stelde voor een stenographiseh verslag te leveren, des noods om niet; bij wijze van proef werd het dien heer voor een jaar gegund voor de som van 500. Nu is het voor mij althans buiten quaestie, dat het verslag van den heer Drabbe niet is stenographisehmaar wel tachygraphischen wel zóóals de heer Sythoff het zeker ook zou kunnen leveren. Het is hier niet de vraag, of het verslag, zoo als de heer Drabbe het levert, mij niet vol doet, maar wel, wat billijk is. De billijkheid vordert m. i., nu er sprake is van vernieuwing of verlenging van het contract, en wel, zoo als wordt voorgesteldvoor eenige jarendat den heer Sythoff de gelegenheid worde gegeven om mede te concurreren. De "Voorzitter. Ik zal het voorstel dan in rondvraag brengenenindien de vergadering zich daarmede vereenigt, het er voor houden, dat de leden, die voor stemmenzich zullen verklaard hebben voor een tijd van drie ja ren, terwijl zij, die tegen zullen hebben gestemd, daarmede zullen hebben te kennen gegeven voor den tijd van één jaar te zijn. De heer Hubkecht. Ik ben er wel voor het verslag, zoo als het thans geleverd wordt, te continueren. De heer van Outeken. Ik ben voor het behoud van een gedrukt ver slag en tevens om de levering daarvan wederom op te dragen aan den heer Drabbe, al moge het ook waar zijn, dat het verslag meer een tachy graphisch dan een stenographiseh verslag is te noemenzoo als ik ook zou gelooven. Maar daar de zaak nu reeds zoo veelzijdig en herhaaldelijk is besproken, zoo wenschte ik die nu wel voor goed uitgemaakt te zien, en daarom geef ik in overweging, dat, naar aanleiding van hetgeen in het rapport van Burgemeester en Wethouders deswege voorkomt, de levering van het verslag nu voor een bepaald getal jaren aan den heer Drabbe wierd opgedragen. De Voorzitter. Voor mij zelf wenschte ik ook wel het tegenwoordig verslag te behouden. Nu wij eenmaal daarmede begonnen zijn zou het te bejammeren zijn daarmede na het eerste jaar te eindigen. Ik geloof niet, dat het van ieder belangstellende te vergen is de vergaderingen geregeld bij te wonen ten einde de vica vox, hetgeen gesproken wordtte hooren en ik geloof daarbij dat de beperkte ruimte in onze vergaderzaal niet toelaat te zeggen: men kan komen luisteren, want dan zou al zeer spoedig blij ken, dat de ruimte onvoldoende was. Naar mijne schatting heeft dus het verslag zijne nuttige zijde en is het wenschelijk daarmede voort te gaan. De heer Hartevelt. Ik heb reeds gezegd, mijnheer de Voorzitter, dat alleen uit het oogpunt van billijkheid ook aan den heer Sythoff de gele genheid moest worden gegeven om van het verhandelde een verslag te le veren Spoedig zoude blijkenwie de beste proeven geelten met dien zoude ik willen contracterendoor het nu aan den heer Drabbe voor eenige jaren te gunnen, laden wij den schijn van gunst te verleenen op ons, al wordt er misschien ook geld hij toegelegd. De Voorzitter. Ik zou het aangevoerde door den heer Hartevelt kunnen toegeven, als ik niet overtuigd was, dat het hier eigenlijk is een schermen met woorden. Het verslag, door wien ook geleverd, zal niet antlers zijn. Het zal altijd zijn eene hoofdzakelijke teruggave van bet, ge sprokene; en als ik mij niet bedrieg, was het dat ook, wat de heer Sythoff ons vroeger geleverd heeft En om nu iemand te verlaten, over wien men tevreden is, kan, dunkt mij, niet aangaan. De heer van der Hoeven. Ik geloof, dat hetgeen het gedrukt verslag ons geeft, werkelijk in de hoofdzaak trouw is. Het nalezende vind ik, voor zoo ver mijn geheugen mij niet bedriegt, doorgaans geheel weder wat ik in de vergadering gehoord heb. Maar als er nu alles letterlijk in moest opgenomen wordenzoo als het wordt uitgesprokenindien het in den striktsten zin een getrouwe spiegel zou moeten zijn, waarin alles terugge kaatst werd dan zou niet alleen ieder terugko oen op hetzelfde woord, maar zelfs elk zoeken naar een woord van dezen of genen moeten worden terug gegeven. Ik zou voor mij zeiven ongaarne dat verslag op die wijze inge rigt zien, en het zou zeer ze er noch tot stichting noch tol leering strekken. De heer van Outeren. Zou nu niet tevens de duur moeten worden be- ptialdgedurende welken die continuatie zou plaats hebben? De heer Drabbe vraagt in het algemeen eene verlenging der levering van het verslag, maar noemt daarbij geen tijd op Wij hebben nu een proefjaar gehad; en ik meen, dat wij thans wel tot eene bepaalde beslissing mogen komen; want wij hebben reeds zooveel over deze zaak van gedachten gewisseld. De Voorzitter. Ik was van voornemen op de zaak van mijne zijde terug te komen en vraag dus, of gij daarvan een bepaald voorstel wenscht te maken. De heer van Outeren. Ik wil het gaarne doen, mijnheer de Voorzitter, en stel voor, den tijd van duur dier continuatie te bepalen op drie jaren. De heer Goudsmit. Door de aanneming van het voorstel van den heer van Outeren zou, geloof ik, eenigermate worden gepraejudiciëerd de vraag, of er wel een verslag zal worden gegeven. Ik voor mij ben er zeer voor; maar anderen zijn er tegen. Doch bovendiener bestaat ook zonder de aanneming van dat voorstel geen bezwaar. Niets immers belet, de zaak weder voor een jaar te continueren, en als de heer Drabbe een volgend jaar wederom genegen is, zal hij een ander maal tot ons het verzoek kun nen rigten. De heer Meerburg. Ik ben degeen geweest, die gevraagd heeft, of wij op den tegenwoordigen voet zouden voortgaan maar na het gehoorde kom ik daarvan terug. De Voorzitter. Ik zal dan nu in stemming brengen, in de eerste plaats, of wij zullen voortgaan met het doen geven van een verslag. Met 20 stemmen tegen 1 (die van den heer Tollens) wordt die vraag toestemmend beantwoord. De Voorzitter. In de tweede plaats stel ik voor het geven van dat verslag op nieuw op te dragen aan den heer Drabbe, die daartoe het ver zoek gedaan heeft; en dan kunnen wij in de derde plaats, wanneer dat voorstel inogt aangenomen worden in stemming brengen voor hoe lang de tijd tot die levering zal worden bepaald. Het tweede voorstel wordt aangenomen met 18 tegen 8 stemmen. Tegen: de heeren Librecht Lezwyn, Goudsmit en Hartevelt. De Voorzitter. Eindelijk zal ik het voorstel van den heer van Oute ren, indien dat genoegzaam ondersteund wordt, in stemming brengen, om den tijddat de levering van het verslag door den heer Drabbe wordt ge continueerd te bepalen op drie jaren. Het voorstel vau deu heer van Outeren wordt voldoende ondersteund. Het voorstel van den heer van Outeren wordt hierop aangenomen met II tegen 10 stemmen. Voor: de heeren Meerburg, Tichler, du Rieu, Wttewaall, Tollens, van Kaathoven, Hubrecht, Kluit, Driesseu ,- van Outeren en de Voorzitter. Tegen: de heeren van der Hoeven, Stoffels, Gevers, ten Sande, Librecht Lezwyn, Krantz, Goudsmit, Hartevelt, de Moen en le Poole. VI. De Voorzitter. Thans zou volgens de orde van de opgegeven onderwerpen in behandeling moeten komen de voordragt of liever de voor dragten omtrent het verleenen van pensioen aan gemeente-ambtenaren. Ik moet echter de vergadering verzoeken op mijne eigen daad te mogen terug komen. Toen ik die zaak aan de orde had gesteldwas ik niet bekend met de voordragt van de Commissie van Financiën. Maar de zaak had reeds zoo lang geduurd (onze voordragt is van ouden datum), dat ik dit onderwerp wenschte af te doen; en ik dacht, dat het rapport der Commissie inhield eene beschouwing over onze voordragt LI. Dingsdag was ik, wegens onge steldheid, niet in de gelegenheid mijn huis te verlaten; maar gisteren heb ik ontwaard dat het rapport der Commissie een gansoh ander voorstel bevat en van wijdere strekking is dan onze voordragt. En nu wenschte ik de ver gadering in bedenking te geven deze zaak nog voor eenigen tijd aan te houden, ten einde daarover nog een rapport van Burgemeester en Wethou ders te doen uitbrengen, en dit ter inzage van de leden ter leeskamer te leggen. Ik doe dat voorstel te eer, daar er geen haast bij de zaak is. Wordt besloten, deze zaak alsnog tot eene andere gelegenheid aan te houdenin alwachting van een nader rapport van Burgemeester en Wet houders. VII. Voordragt betreffende het plantsoen tusschen de Koe- en Hoo- gewoerdspoorten. Het rapport van Burgemeester en Wethouders daaromtrent luidt als volgt: «Burgemeester en Wethouders vereenigen zich gaarne met de hiernevens gaande voordragt der Commissie van F'abricage, tot verbetering en ver- fraaijing van het plantsoen tusschen de Koe en Hoogewoerdspoortenaan de zijde van'den korenmolen de Oranjeboom, en raden u mitsdien aan dat plan uwe goedkeuring te hechten, terwijl de kosten van uitvoering alsdan nader bij af- en overschrijving op de gemeeute-begrooting kunnen worden geregeld." De heer van Kaathoven. Ik heb geene aanmerking op de voor dragt. Ik wilde alleen vragen of men reeds met de werkzaamheden begon nen is? Zoo ja, dan moet ik dit afkeuren, omdat daaruit zou blijken, dat men de goedkeuring van den Raad niet heeft willen afwachten. De heer Hubrecht. Op het plantsoen zijn geene veranderingen tot nu toe gemaakt. Ik begrijp dus niet regt wat de heer van Kaathoven meent, ten zij hij mogt doelen op de paaltjes geplaatst op den grond langs den molen, doch dit was alleen om de rigting van den in le nemen grond af te bakenen en was noodig om aan den Raad een voorstel te kunnen doen. De heer van Kaathoven. Ik deed die vraag, omdat ik mij vroeger heb uitgelaten over het ongepaste, dat bij den Raad de concessie tot het leg gen van een stoep gevraagd werd op het oogenblik, dat die bijna gereed was. Wanneer men nu reeds met de werkzaamheden begonnen was, dan zou ik daartegen mijne bedenkingen hebben ingebragt. De heer Hartevelt Ik wenschte te weten, hoe groot de som is, die er zal overschieten op de begrooting van 1863, voor het plantsoen tusschen de Hoogewoerds- en de Koepoort, nadat de boomen zullen zijn gevallen. De heer Hubrecht. Uit de opbrengst der te verknopen boomen, ge voegd bij hetgeen op de begrooting voor dit jaar voor de plantsoenen is toegestaanzal de nieuwe aanleg bestreden worden. De gelden moeten eerst in ontvang komenen daarna wordt het artikel plantsoen met gelijk bedrag, in uitgaaf, verhoogd. De Voorzitter. Er staat niet «overschieten"; maar er staat «gevoegd bij de som, waarover wij in 1863 zullen kunnen beschikken." Nu inrekening als het ware te brengen wat er zal overschietenzou vreemd klinken in het begin des jaars. De voordragt wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. VIII. Adres van J. van Grieken ter bekoming van gemeentegrond. Burgemeester en Wethouders raden in hun rapport, overeenkomstig het voorstel van de Commissie van Fabricageaan den adressant een gedeelte gemeente gronds, ter grootte van één el, gelegen in de Breepoorten wel in den hoek tegen het perceel bij het kadaster dezer gemeente bekend Sectie 1. n°. 979, onder de door de Commissie aangegeven voorwaarden, in eigendom af te staan, nadat het alvorens, ingevolge art 230 der gemeen tewet, verklaard zal zijn ter openbare dienst niet meer bestemd te wezen. De conclusie van dit rapport, waarover door geen der leden het woord gevraagd wordt, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. IX. Plans en voorwaarden: a. tot de levering van houtwaren, b. tot de levering van klein ijzerwerk, spijkers enz. c. tot het afbreken der bruggehoofden bij de Scheistraat, met aanhoo- rige werkzaamheden. De Voorzitter. Ik zal die drie punten moeten splitsen, want er zullen welligt eenige heeren zijn, die tegen het derde punt zijn, als een uitvloeisel van eene zaakwaartegen zij zich verklaard hadden. De drie verschillende punten worden achtcrvolgens zonder discussie of I hoofdelijke stemming aangenomenhebbende alleen de heer van Kaathoven zich tegen het laatste verklaard. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering I gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 3