afgekeken. Maar daafenboten moet ik vragenof het in dit geval wel raad zaam zou wezen. Het is niet onmogelijk dat men een proces zou moeten instellen of daardoor kon bemoeijeljj kt worden; en dan vraag ik: kan het wel voorzigtig genoemd worden nu reeds dadelijk de middelen van aanval of verdediging open te leggen De Heer Wttewaail. Met de opmerking van den geachten voorzitter vereenig ik mij geheel. Beter kan aan mijn verlangen gevolg worden gege ven als de tijd daartoe geschikt wordt geacht. De conclusie van het rapport wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. IV. Adres van J. van der Reydenom kwijtschelding der hem opge legde boete. Het rapport van Burgemeester en Wethouders, waarmede de Commissie van Financiën zich heeft vereenigdbevat het volgende: «Wij meenen te moeten persisteren bij ons eerste rapport, strekkende tot het verleenen der gevraagde kwijtschelding, en raden u mitsdien andermaal, daartoe op de vroeger aangevoerde gronden van billijkheid, ingevolge art. 13? der gemeentewet., te besluiten." De heer Goudsmit. Ik heb omtrent deze zaak geene directe consideratie in het midden te brengen, maar slechts eene inlichting te vragen. In het verzoek komt namelijk o. a. voor, dat de stad geene schade zou hebben geledendaar het gebouw eerst later voor de openbare dienst is geopend. Nu zou ik willen weten, of door de schuld des aannemers de school niet later geopend is dan oorspronkelijk de bedoeling was De Voorzitter. Neen; dat is veroorzaakt dewijl het eerst gehouden examen met geen gunstig gevolg is bekroond geweest, waardoor in de maand November andermaal een vergelijkend examen is gehoudenwaaruit later de aanstelling des onderwijzers volgde en de school niet voor medio Januarij konde worden geopend. Wij hadden zelfs van het bestuur van Botterdam de welwillendheid ondervondendat van den regel werd afgegaan om aan den benoemde, aldaar in betrekking, niet dan na eenen bepaalden termijn ontslag te verleenen. De heer Hartevelt. Ik kan met geen mogelijkheid mijne stem geven voor eene zaakwaar ik mij in eene vroegere raadsvergadering tegen verklaard heben waarin sedert geen de minste verandering is gekomen. Toen laat stelijk vier of vijf aannemers, die om te late oplevering boete hadden ver beurd om remissie vroegenwilde ik aan alien de boete opgelegd zien om redenen, door de Commissie van Fabricage aangegeven, kwamen al de anderen vrij en van der Reyden alléén zoude betalen de Raad besliste in dien geest. Nu adresseert van der Reyden zich om vrijgesteld te worden; als mensch deed ik dit gaarne, maar een goed beginsel moet gehandhaafd worden, en pen genomen besluit niet tot nul gemaakt.. Mogten anderen die minder hardvochtig zullen schijnen dan ik, den man vrijstelleu, mij is het wel, maar ik zal bepaald tegenstemmen. De heer Hubrecht. Ik moet opmerkendat de Commissie van Fabricage bij haar laatste rapport heeft aangetoond waarom zij meende dat voor van der Reyden geen redenen van verschooning waren aan te voeren. De Com missie neemt dan ook geen woord van dat rapport terug, maar heeft bij de erkenning van schuld den requestrant in de clementie van den Raad aanbevolen. De Voorzitter. Na de gemaakte bedenkingen zal ik dan het rapport in stemming brengen. De heer van der Hoeven. Voor er gestemd wordt, mijnheer de Voor zitter, wenschte ik toch wel mijn gevoelen omtrent deze zaak te uiten. Ik moet mij vereenigen met hetgeen tegen het rapport is gezegddaar het zeer zeker vreemd zou schijnen, indien ik nu mijne stem ging uitbrengen voor de ontheffing, waar ik mij vroeger tegen verklaard heb. En hoezeer nu de Commissie van E'inanciën er voor is, om ten deze clementie te ge bruiken, zoo doet dit volgens mij niets af, hoe gaarne ik ook op gelijke wijze wenschte te handelen. De heer Krantz Ik neem de vrijheid op te merken, dat van der Rey den zich nu *oor de eerste maal tot den Raad wendt, met het verzoek om van de boete te worden ontheven. De vorige beslissing is door den Raad genomen op een voorstel van de Commisrie van Fabricage, en daarbij is tevens bepaald dat voortaan geene remissie van boete zal worden verleend. Aangezien nu zijn verzoek op eene vroegere levering betrekking heeft, i3 de meening in de verschillende rapporten uitgedruktdat de Baad dit gunst bewijs kan verleenen zonder inconsequent te zijn aan het aangenomen be ginsel. De Voorzitter. Ik zal thans de beide rapporten, die gelijkluidend zijn, in stemming brengen. De leden, die er voor stemmen, zullen daardoor te kennen geven, dat zij tot ontheffing der boete gezind zijn; terwijl zij, die er zich tegen verklaren voor de oplegging der boete zullen hebben gestemd. De gunstige conclusie van de bedoelde rapporten wordt hierop aangeno men met 14 tegen 7 stemmen. Tegen de heeren van der HoevenWttewaailTollensvan Kaathoven Goudsmit, Hartevelt en Kluit. V. Adres van D'. J. C. Drabbe tot continuatie van de levering van het verslag der handelingen van den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders raden in bun rapport dit verzoek in te wil ligen en kon het zijn, de vergunning voor eenige jaren te bestendigen. De beer Meerburg. Is het zoo vast. mijnheer de Voorzitter, dat de zaak zal doorgaan, en dat wij dus met het tegenwoordig verslag zullen voortgaan De Voorzitter. Ik wil de zaak wel splitsen. Zij, die dan met het ver slag niet wenschen te hebben voortgegaan, zullen daardoor tevens hebben verklaard, dat zij den heer Drabbe niet meer wenschen op te dragen dat verslag uit te geven. Het kon zijn, dat men in het algemeen was voor een verslag, doch niet voor het verslag, dat nu geleverd wordt. Ik zal dus eerst de vraag in stemming brengen: zal er een verslag zijn en, zoo ja, welk? De heer Librecht Lezwyn. Bij gelegenheid dat eene soortgelijke aan vrage werd gedaan door een of meer anderenik weet mij dat niet meer regt te berinneren, heb ik mij daartegen verklaard, oindatik meende, dat er geeue gelegenheid kon worden gegeven om voor het leveren van een verslag eene ooncurrentie te openen, terwijl er met den heer Drabbe een con tract was gestoten, waarvoor hem 500 was toegekend, en dat wij zede lijk gehouden waren alleen den heer Drabbe het leveren te laten en wij niemand nevens hem mogten stellendie hem zoude kunnen verdriugen. Ik heb echter tevens gezegd, dat, als het jaar om was, waarvoor wij de over eenkomst met den heer Drabbe hadden aangegaan, er alsdan gelegenheid zoude zijn om eene concurrentie open te stellen. Er is toen beslotendat de heer Drabbe alleen met het uitgeven van het verslag zou blijven belast. Maar nu dat jaar om i--waarvoor die overeenkomst was aangegaan en dat besluit was genomen, nu geloof ik, dat wij op eeu ander standpunt ziju geplaatst; toen heb ik de vergunning aan anderen als onbillijk beschouwd en nu geloof ik, dat wij even onbillijk zullen handelen als de concurrentie niet wordt opengesteld. De heer du Rieu. Ik ben tevreden met het verslag, dat door den heer Drabbe geleverd wordt, en er voor om ziju verzoek tot continuatie toe te staan. De heer Krantz. Ik geloof, dat hetgeen door Burgemeester en Wet houders in hun rapport gezegd is, volkomen juist is, namelijk dat, sedert de persoon die met de taak van het verslag belast ismeer met zaken en personen alhier is bekend geworden, de verslagen merkelijk beter zijn. Ër bestaat dus ook naar mijn oordeel reden om denzelfden persoon tot het leveren van dit verslag te continueren. Eene andere vraag echter is ook verleden jaar behandbld, of namelijk het verslag zou zijn tachygrapliisch, dan wel stenogrgphisch. Ik heb toen gestemd om het verslag steno- grapliisch te doen leveren, gelijk het dan ook, naar ik meen, tot dusverre geleverd is. Ik zou er echter wel voor zijn, voortaan bij wijze van proef het verslag tachygrapliisch te doen bewerken, gelijk dat in andere steden plaats heeft, en dat alzoo dat verslag niet ieder woord van het gesprokene teruggaf. De Voorzitter. Ik ben niet zoo geïnitieerd in de zaak, om mij daarvan eene volkomen juiste beoordeeling te veroorloven Maar als ik wel begrijp is het de taak van den tachygraaf, om zooveel doenlijk in hoofdtrekken het gesprokene weder te geven. Hebben wij nu eene hoofdzakelijke repro ductie van het verhandelde door middel van snelsehrift, dat is van tachy- graphie, dan is het zeker onnoodig dit als iets nieuws te verlangen. De heer Krantz Ik kan mij vergissen; maar het kwain mij voor, dat de arbeid van den tachygraaf daarin bestond, om het gesprokene volkomen getrouw weder te geven; terwijl ik dacht, dat de stenograaf zich meer be paalde tot een of ander woord van den spreker. De Voorzitter. Jk geloof, dat juist de stenograaf meer woordelijk het gesprokene teruggeeft, terwijl de tachygraaf zich door snelsehrift beij vert de hoofdstrekking van het gesprokene mede te deelen. Het is dan ook zeker, dat de laatste in den regel kortere uitdrukkingen of enkele vol zinnen het gemakkelijkst naauw keurig zal kunnen optcekeiien en hem niets gemakkelijKer valt dan deze vervolgens tot een volledigen zin te maken, zoodat juist het omgekeerde kan plaats hebben van hetgeen de heer Krantz zich voorstelt. Ik ben er niet genoeg mede hekend; maar ik vermoed toch, dat men verleden jaar met die beide woorden wel eens wat te veel ge schermd heeft. Ik wil nu niet beuordeeleuwat werkelijk voor het beste is te houden; maar geloof steeds, dat liet verslag tamelijk goed, althans ia de hoofdzaak teruggeeft wat er gesproken i3. De heer van der Hoeven. Ik geloof, dat die onderscheiding alleen berust op de wijze, waarop het verslag bewerkt wordt, niet op de meer of mindere naauw keurige opgave van het verhandelde Volgens mij is het verslag, zoo als het ons geleVerd wordt, inderdaad even naauw keurigalsof het stenogruphisch opgeteekend ware. Maar wat de heer Krantz daar zegt, begrijp ik volkomen. Ik zie Ook de noodzakelijkheid niet in om juist ieder woord, dat minder ter zake doel, in zijne volkomene naauwkeuriglieid terug te geven, en meen, dat dit nu en dan wel voegzaam kan wegbjijven. En daar wij het gesprokene, in schrift gebiagt, t'lniis krijgen ter inzage, schrap ik dan ook- wel eens een of ander woord door, en dat mogen wij doen. Zoo zag ik b. v. de nooilzake ijkheid niet in, oin de vraag van den heer de Moen te vermelden of twee benoemingen op één briefje konden worden ge steld. Dergelijke vragen zijn misschien door den heer Krantz bedoeld, en kunnen m.i wel, als ondergeschikt, worden weggelaten. De Voirzitter. Dat doorschrappen heeft ook zijne keerzijde. Het geeft nu wel geene moeijelijkheid, daar er, gdijk ik weet, acht op gesla gen wordt. Maar wanneer soms eene vraag mogt worden doorgeschrapt en men niet bedacht was om ook het antwoord te doen wegvallenzou het eene vreemde houding geven. De heer Wttewaall. Ik voor mij ben zeer te vreden met het verslag, dat tegenwoordig gegeven wordt, en zou geen stenographisch verslag ver langen. De heer Tollens. In verband met hetgeen ik vroeger over deze zaak in het algemeen heb gezegd, ben ik er nu ook tegen. Ik zie geenerlei nut in dat gedrukt verslag onzer beraadslagingenen ik geloof daarenboven dat er ook weinig stichting of opwekking bij de ingezetenen gekweekt wordt door de lezing onzer handelingen zoo die al gelezen worden. Ik acht het dus noodeloos geld uitgevendat elders beter kon worden besteed. De heer van Kaathoven Ik zal stemmen voor het behoud van een verslag, en om te continueren het verslag zoo als het geleverd wordt. Tk geloof, dat wij alle reden hebben om daarover tevreden te zijn. Wanneer de heer Tollens meer personen geraadpleegd had dan het geval schijnt te zijn, zou hij, meen ik, geen zoo afkeurend oordeel over het verslag heb ben hooren uitspreken; want velen, die het verslag lezen, vinden, dat het eene zeer goede voorstelling geeft van hetgeen er verhandeld is. Daarom ben ik dan ook zeer voor liet behoud van dat verslag op den tegenwoor- digen voet; en ik geloof ook niet, dat de som, die uit de gemeentekas voor die levering betaald wordt, te hoog is; ik geloof veeleer, dat die niet gelijk is aan hetgeen daaraan ten koste wordt gelegd. De lieer Goudsmit Ook ik ben niet ontevreden over die verslagen, ofschoon ik liever vrije concurrentie had willen toegepast zien. Ik moet echter den heef Tollens doen opmprketidat hier geen sprake kan zijn van zalving of stichting, maar wel van leering, en ik heb meer dan één uit de burgerij gesproken, die verklaarde in de verslagen wel degelijk nut te zien. De heer Tollens. Ik heb niet van zaking gesproken, want dat woord behoort tot den preekstoel. Maar leering voor anderen heb ik in ieder ge val in die verslagen niet gevonden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 2