Groos heelt dan in de eerste plaats eene wijziging voorgesteld in liet op schrift der instructie. De heer Krantz. Het zou mijn voorstel zijn, mijnheer de Voorzitter, met deze discussie niet voort te gaan, maar de instructie nog eerst te stel len in handen der plaatselijke geneeskundige commissie. Naar het mij is voorgekomen, zou deze instructie eene meerdere omschrijving vereischen; en daarom wilde ik wel liet voorstel doen haar vooraf naar die commissie te renvoyeren. Het is toch in de meeste gevallen de gewoonte over deze of gene zaak diegenen te raadplegendie daarin geacht kunnen worden des kundigen te zijn. De heer van Kaatiiovf.N. Ik vereenig mij met de motie door den heer Krantz gedaan. Ik. wil daar bijvoegen het voorstel om de concept verordening te stellen in handen van de medische faculteit. Mijne bedoe ling daarmede is licht te verspreiden over eene zaak die, naar mijn oor deel, door de Commissie niet goed wordt voorgesteld. De Commissie wil, volgens art. 1, den Hoogleeraar in de Verloskunde uitsluiten van de bevoegd heid om met het onderwijs aan de vroedvrouwen te worden belast; zij geeft voor die uitsluiting, in de begeleidende missive, geene redenen op. De hoogleeraar Thomas heeft in zijn adres te kennen gegeven dat hij die betrekking verlangt; men mag veronderstellen dat hij die niet enkel vraagt om geldelijk voordeel, maar ook en vooral ter bevordering van het akade- misch onderwijs. Nu wilde ik door het inwinnen van het advies der medi sche faculteit hebben aangetoond, dat met die opdragt het akademisch on derwijs zal worden gebaat. Men heeft onlangs, toen de zaak van het stedelijk ziekenhuis behandeld is, betoogd dat de welvaart van deze ge meente voor een groot deel afhankelijk is van den bloei dezer akademie en dus ook van dien der medische faculteit, en nu zou er zich eene gele genheid aanbieden om die te bevorderen, niet met het offer van f 50,000, maar met de toewijzing van eene betrekking, die evenveel zal kosten of men die aan den hoogleeraar of wel aan een ander, misschien even be kwaam persoon, opdrage. Ik acht die vraag om raad bij deskundigen ook daarom nuttig, omdat daardoor voldaan wordt aan het beginsel, dat zaakkundigen gehoord wor den wanneer leeken geroepen worden te beslissen. In de Commissie zijn geene zaakkundigen. Wij hebben eene fatale ondervinding opgedaan van de gevolgenals eene geneeskundige zaak wordt opgedragen aan personen die niet van het vak zijn. De eerste Commissie, die uit twee geneesheeren en een scheikundige hestond, werd ontbonden, en er zijn 3 andere leden benoemd; de eerste was advokaat, de tweede was geweest zeepzieder, de derde was vroeger lakenverwer. In hoeverre die heeren geschikt waren voor de regeling van hetgeen noodig was, wil ik thans niet uitvoerig be handelen. Maar zooveel is zeker, dat zij een rapport hebben uitgebragt, dat vele fouten bevat, die ik zou kunnen qualificeren als ontsproten uit on kunde en partijdigheid. En desniettemin heeft de Eaadop grond van dat rapport, al was het dan ook maar met de meerderheid van ééne stem, eene overeenkomst geslotenwaarvan de uitvoering tien jaren gerekt is en geëindigd met den afkoop van f 50,000. Men heeft die uitkomst wel gracieus ingekleed, maar zij blijft toch eene dure les om mannen yan het vak niet voorbij te gaan. Het is om deze redenendat ik het voorstel van den heer Krantz onder steun, en mijn voorstel daar bijvoeg. De Vookzitter. Ik zal zoo vrij zijn omtrent het laatst aangevoerde door den heer van Kaathoven eene bedenking te opperen. Ik geloof, dat beide zaken niet vergeleken kunnen worden. De zaak van het ziekenhuis en het maken eener instructie is nog al uiteenloopend. Omtrent het eerste was het zeker noodig zooveel mogelijk licht te verkrijgen, en voor het andere is dit minder dringend noodzakelijk. En terwijl men in art. 1 begonnen is de onvereenigbaarheid der betrekking van lector met die van hoogleeraar enz. voor te drageneene voordragt die mij minder aannemelijk schijnt, kan ik mij niet wel vereenigen met den wensch om ook de faculteit te adiëren juist in het gevaldat een der leden van die faculteit bij de zaak betrokken is. En wat nu betreft het voorstel om de instructie ook te ren voyeren naar de plaatselijke geneeskundige commissie, zij is, geloof ik, de gewone raadgeefster van de gemeente in soortgelijke aangelegenheden. In- tusschen zouden wij ten deze, wat de geneeskundige faculteit aangaat, een minder gebruikelijken weg volgen. Als het eene zaak van gewigt gold, zou ik er niet tegen zijnmaar dat is hier minder het geval. De heer van Kaathoven. Mijnheer de Voorzitter, ik wil herinneren dat men vroeger over het stedelijk ziekenhuis ook de medische faculteit heeft gehoord. Toen was het grootste gedeelte van de faculteit daarin be trokken, nu geldt het één persoon. Het oordeel zal dus onpartijdiger zijn. Men zou het lichtschuw kunnen noemenwanneer men aan hemwien het aangaatniet de gelegenheid aanbiedt aan te toonen dat hetgeen door hem gevraagd wordt ook is in het publiek belang. Omtrent de uitgebreidheid van de zaak moge verschil bestaanhet beginsel om deskundigen te hoo- ren is ook toen gehuldigd. De heer Sikkel Gkoos. De Commissie heeft zich niets aangematigd, zij heeft eenvoudig opgevolgd wat haar bij de bestaande verordening is voorgeschreven. De redenwaarom men de uitsluiting van de hoogleera ren heeft voorgesteld, was, niet omdat die niet bekwaam zouden zijn (zij kunnen gerekend worden bekwaam te zijn bij uitnemendheid), maar omdat zij voor de waarneming der betrekking geen tijd of geen vrijen tijd hebben. Dat is de eenvoudige reden. De heer van der Hoeven. Ik moet zeer beamen hetgeen de heer Krantz heeft in het midden gebragt. En hoe wensehelijk ik het ook zou achten, dat de geneeskundige faculteit ook over dergelijke zaken werd ge hoord zou ik toch vreezendat er in dit geval iets indelicaats in gelegen ware, met het oog op hetgeen in art. 1 voorkomt. Ik geloof dus, dat wij het nu niet kunnen doen. Was dat artikel er niet in geplaatst, dan zou ik het met den heer van Kaathoven eens zijn, dat het wensehelijk ware ook de geneeskundige faculteit te hooren. De heer Sikkel Groos. De Commissie is tegen het stellen der instructie in handen der geneeskundige faculteit. Dit is niet noodig, het geldt hier geene akademisclie instelling en de faculteit staat in geene bepaalde ambts betrekking tot den Gemeenteraadom tot het geven van advies geroepen te worden. De heer Goudsmit. Ik ondersteun zeer het denkbeeld van den heer van Kaathoven. Ik zie er volstrekt geen kwaad inal zij ook dat een der professoren er belang bij kon hebbende instructie ter beoordeeling te zenden aan hendie moeten geacht worden te zijn mannen van theoretische en praktische kennis, aan hen dus, die over de zaak het meeste licht kun nen verspreiden. Wat kwaad kan het, als een der professoren zal trachten te betoogen, dat zijne betrekking wel vereenigbaar is met die van lector? Gaan wij aan den leiband van hen die advies uitbrengen? Wij wenschen alleen te worden voor- en ingelicht, aan den Raad blijft oordeel en beslissing. De Voorzitter. Ik zal thans in rondvraag brengen: ten eerste, om de instructie te stellen in handen der plaatselijke geneeskundige commissie, en daarna het voorstel van den heer van Kaathoven, om de instructie ook te verwijzen naar de geneeskundige faculteit. Ik wensch beide voorstellen afzonderlijk in stemming te brengenten einde zoo doende het best te ko men tot de wetenschap wat de Raad verlangt; want indien beide voorstellen te gelijk in stemming wierden gebragt, zou misschien de meening van den Raad niet goed uitkomen. Het voorstel tot verzending naar de plaatselijke geneeskundige commissie wordt met algemeene stemmen aangenomen. Dat om de instructie ook te stellen in handen der geneeskundige faculteit wordt verworpen met 14 tegen 5 stemmen. Voor: de heeren Goudsmit, du Rieu, van Kaathoven, Kluit en Krantz. IV. In behandeling wordt gebragt de voordragt van Curatoren van het Stedelijk Gymnasium tot verhooging der jaarwedde van den 2den praeceptor. Blijkens het rapport van Burgemeester en Wethouders, waarmede de Com missie van Financiën zich heeft vereenigdwordt overeenkomstig de voordragt voorgesteld aan den 2den paaeceptor eene verhooging zijner jaarwedde ten bedrage van 200 toe te staan, en deze alzoo te brengen op 1100, in te gaan met 1 Januarij 1863. Dit voorstelwaarover door geen der leden het woord wordt gevraagd wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Tollens verlaat de vergadering. V. Komt in beraadslaging het adres van Commissarissen van den Oegst- geester straatweg tot vernieuwing van het contract betreffende het onder houd van dien weg. Burgemeester en Wethouders verklaren in hun rapport, dat zij, overeen komstig het rapport van de Commissie van Fabricage, vrijheid vinden te raden eene nieuwe overeenkomst voor den tijd van vijftien jaren aan te gaan, mits het bewijs der verlenging van het octrooi tot tolheffing vertoond worde en onder beding, dat voor het gebruik van de gaslantaarn aan den tolboom eene bijdrage van f 25.'s jaars aan de stedelijke gas-fabriek worde betaald. De heer de Moen. Zou ik even hierover het woord mogen verzoeken, mijnheer de Voorzitter? Naar mijne bescheiden meening was dit wel een onderwerp, dat in handen had behooren te worden gesteld van de Commissie van Financiën. Niet dat zij niet genoeg zaken te behandelen heeftmaar zij heeft meer onderwerpendie van minder belang zijn dan diten toch wil zij gaarne alles behandelen wat tot haar werkkring behoort; dit spreek ik nu wel uit als mijn individueel gevoelen, dan ik ben er zeker van, dat mijne medeleden met mij instemmen. Als deze zaak in handen dier Commissie ware gesteld, zou zij de opmerking hebben gemaakt, dat het contract ge ëindigd is op 31 December 1860 en er op eene latere begrooting onder hoofdstuk II a Kosten voor werken en inrigtingen tot openbare dienst be stemd", ook geene gelden voor uitgetrokken zijn. Derhalve die ƒ100, die veertien jaren achtereen betaald warenzijn niet uitgetrokken op de be grooting van 1861, noch op die van 1862, ook onlangs niet op die van 1863. De Commissie zou daardoor misschien tot de veronderstelling geko men zijnof de bestendiging dier zaak ook mogt hebben opgehouden. Zij zou ook misschien de vraag gedaan hebbenwelk belang er bestaat voor onze gemeente om jaarlijks 100 te geven tot onderhoud van een straat weg, waarvan alleen concessionarissen door lastige en schadelijke tolheffing voor Leydens ingezetenen het voordeel hebben. De heer Hubrecht. Het is zoo bevreemdend niet, dat op de begroo tingen van 186163 geene gelden daafvoor zijn uitgetrokken. Door con cessionarissen moet de aanvrage, bij expiratie van het contract, worden gedaan. Zulks was tot hiertoe niet geschied, en daar de bijdrage afhanke lijk is van de verlenging der concessie, zoo kon de veronderstelling opgaan, dat de concessie niet was verlengd, en dan ook geene bijdrage dezerzijds noodig was. De Commissie van Fabricage heeft in haar rapport te dezer zake dan ook geadviseerd, dat, alvorens tot de bijdrage worde.beslotendoor concessionarissen het bewijs worde overgelegd, dat de concessie is verlengd. De heer de Moen. Waarom hebben de geoctroyeerden dan drie jaren gewacht om te contracteren Want op hetzelfde tijdstip als nu hadden zij dit reeds in 1860 kunnen vragen. De Voorzitter. Ik kan er moeijelijk op antwoorden want het geldt een ander belanghebbende. Art. 6 van het contract wijst, naar mijn oordeel, de op de gemeente rustende verpligting aan. De heer Sikkel Groos. Het blijkt mij uit de stukken, dat Burgemeester en Wethouders onze schuld of verpligting in deze niet hebben onderzocht. Ik venneendat die schuld of verpligting ten minste in twijfel kan worden getrokken. Het contract van 1816 is laatstelijk door dat van 1846 ver vangen en dit laatste houdt niets van eene te continueren verpligting in. De heer Hubrecht. Ik geloof dat art. 6 van het contract van 1816 de grondslag is. De heer "de Moen. Ik heb eene wijziging gevonden in het contract van 1846. In dat van 1816 staat, dat de onkosten komen ten laste van beide partijen, en in hét contract van 1846 komt dat niet voor. Zoo zou ik willen blijven wijzigen en de f 100 niet langer toestaan. De heer Sikkel"Groos. Ik zoude voorstellen deze zaak nog nader in handen van Burgemeester en Wethouders, alsmede in handen der Commissie van Financiënte stellenten einde op het punt van de al of niet verschul digdheid te rapporteren. De Voorzitter. Ik heb er niets tegen om deze zaak andermaal te renvoyeren naar Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Finan ciën, indien de Raad zich daarmede kan vereenigen. Geen der leden zich hiertegen verklarendezoo wordt dienovereenkomstig besloten. VI. Eindelijk komt in behandeling de rekening van regenten der Arm- bakkerij over 1 861. De Commissie van Financiën maakt in haar rapport geene zwarigheid te raden deze rekening op te nemen en goed te keuren, in ontvang tot f 102139.07^, in uitgaaf tot ƒ83276.21, en alzoo sluitende met een batig saldo van 18862.86^, hetgeen de rendanten gehouden zijn in hunne eerst volgende rekening in ontvang te verantwoorden. Deze rekening, waarover door geen der leden het woord wordt gevraagd, wordt, overeenkomstig de conclusie van het rapport der Commissie van Financiëngoedgekeurd en vastgesteldzoo als zij is liggendehebbende de heer Hubrechtals rendant van rekeningde vergadering verlaten. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 4