beelddat die verordening juist op dit punt diende te worden gewijzigd in
den zin als door mij wordt voorgesteld.
De beer van dek Hoeven. Ik ben het volkomen met den heer Goud
smit eens, dat er niet besloten is eene explicatie der verordening te geven
op de wijze als nu is voorgesteld, maar dat destijds de verordening niet
anders kon worden geïnterpreteerd, en wij daarom afwijzend op de adressen
moesten beschikken.
De heer Meerburg. Met de eerste aanmerking van den heer Goudsmit
hen ik het volkomen eens, maar niet met de tweede.
De heer Tollens. Ik kan mij met de eerste bedenking van den heer
Goudsmit gereedelijk vereenigen, en meende ook, dat wij in der tijd eene
explicatie der verordening hadden gegeven in den door dien spreker aange-
duiden geest. Met de tweede bedenking ben ik het daarentegen niet eens.
De heer Wttewaall. Ik deel geheel het gevoelen van den heer Goudsmit.
De heer van Kaathoven. Ik heb geene consideratiënmaar als het voor
stel van den heer Goudsmit in omvraag wordt gebragt, zal ik mij daarover
nader verklaren.
De Voorzitter. Er zijn twee wijzigingen aan de orde. Omtrent de
eerste zal ik vragenof de heer Goudsmit een bepaald voorstel wenscht te
doen. Ik moet evenwel zeggendat mijne bedoeling niet in allen deele be
grepen is. Ik geef toe, dat het niet verboden is de kinderen toe te laten
op de wijze, door den heer Goudsmit verlangdmaar ik meende, dat, dewijl
uit de vorige discussie gebleken was, dat de verordening in den thans voor
gestelden geest werd verduidelijkt zonder dat toenmaals door de meerderheid
der leden eenige bedenking was gemaakt, die meerderheid de bestaande
bepaling goedkeurde. Ik verzoek intusschen den heer Goudsmit, indien hij
een ander voorstel wenscht te doen, dit te willen formuleren.
De heer Goudsmit. Ik wenschte de bedoelde bepaling aldus te lezen:
//voor twee of meer kinderen uit.één gezin, gelijktijdig ter school gaande
op openbare scholenwaar een gelijk schoolgeld wordt geheven."
De heer de Moen. Ik wenschte opheldering van den heer Goudsmit.
Het geval kon namelijk bestaandat er drie of vier kinderen van één ge
zin op de school gaan. Zou het dan in de bedoeling van zijn voorstel lig-
voor deze ook een gelijk bedrag te doen betalen?
De heer Goudsmit. Neenzoodra er meerdere kinderen ter school gaan
wordt het schoolgeld voor ieder hunner verminderd. Zoo immers luidt de
verordening
De Voorzitter. Ik zal die voorlezen. - Zij luidt aldus:
//Er zal, te beginnen met 1° Januarij 1861, als schoolgeld voor het
bezoeken der openbare lagere scholen in deze gemeente verschuldigd zijn
door de ouders of voogden der ter school gaande kinderen, voor ieder kind,
bezoekende de scholen vermeld bij art. 1 der verordening, regelende het
aantal scholen,
onder letter a, wordt het onderwijs kosteloos gegeven,
onder letter bvoor den morgen- en middagschooltijd één cent per dag
voor den avondschooltijd één cent per dag,
voor twee of meer kinderen uit één gezin, gelijktijdig ter school gaande,
wordt het bedrag voor elk kind gesteld op de helft;
onder letter c, vier gulden per drie maanden,
voor twee of meer kinderen uit één gezin, gelijktijdig ter school gaande,
wordt het bedrag voor ieder kind gesteld op de helft;
onder letter dvijftien gulden per drie maanden
voor twee of meer kinderen uit één gezin, gelijktijdig ter school gaande,
wordt het bedrag voor elk kind gesteld op drie vierden."
De heer Stoffels. Ik zal mij niet kunnen vereenigen met het voorstel
van den heer Goudsmit, omdat ik bij het publiek meer dan ééne stem heb
hooren opgaan, dat de Baad bij de verordening of gedwaald heeft, of dat
de onderwerpelijke bepaling er bij ongeluk ingeslopen is om voor één of
twee kinderen uit een gezin gelijkelijk te doen betalen. Het geval heeft
zich toch voorgedaandat ouders van het ééne gezin eene quitantie lieten
zien, waaruit bleek, dat zij hetzelfde hebben betaald voor één kind als een
ander gezin voor twee kinderen. Ik heb meer stemmen onder het publiek
gehoord, die een gelijk bezwaar hadden kenbaar gemaakt. Ik zal mij dus
moeijelijk met het voorstel van den heer Goudsmit kunnen vereenigen.
De heer van der Hoeven. Ik begrijp niet regt, wat eigenlijk de be
doeling van den heer Stoffels is. Ik meende, dat wij het voorregt van een
minder schoolgeld te betalen zouden schenken ten behoeve van kinderen
van beide sekse uit één gezindie scholen bezoekenwaarvoor één en het
zelfde schoolgeld betaald wordt. Ik verklaar mij daarvoor. Ik zou mij
daarentegen verzetten tegen eene bepaling, die dienen moest om hetzelfde
te doen betalen voor twee kinderen als voor één enkel kind.
De Voorzitter. Ik geloof dat de heer Stoffels in dwaling verkeert.
Naar mijne meening is de bedoeling van den heer Goudsmit om de ver
mindering toe te passen op kinderen van één gezindie op eene school
van dezelfde klasse gaan, hetzij jongens of meisjes. Hij stelt dus voor,
voor deze kinderen de vermindering toe te latenonverschillig of zij van
verschillende kunne zijn. Aangezien de heer Goudsmit in dien zin een
voorstel heeft gedaanzal ik dat voorstel in stemming brengen.
De heer Stoffels. Na déze toelichting kan ik mij met dat voorstel
vereenigen.
Het voorstel van den heer Goudsmit wordt hierop met algemeene stem
men aangenomen.
De Voorzitter. Thans zal ik de tweede wijziging, strekkende om in
stede van de helft te lezen drie vierdenin beraadslaging brengen.
De heer Goudsmit. Ik herhaal, waarom ik tegen deze verandering ge
stemd blijf. Wij behooren alle middelen aan te wenden om de minvermo
gende klasse op te wekken tot schoolbezoek. En nu mogen sommigen het
ongerijmd noemen om voor twee kinderen niet meer dan voor één te beta
len, ik zie er niets ongerijmds in om de burgerklasse een voorregt te doen
behouden, waarvan zij tot nu toe genot hadden, vooral nu de stedelijke kas
het dragen kan.
De Voorzitter. In het belang der minvermogenden is naar mijn oor
deel voldoende gezorgd. Men bedenke, dat zij f 16, de meervermogenden
60 schoolgeld betalen.
De heer Goudsmit. Deze redenering kon alleen dan opgaan, als op de
scholen van 60 niet in meer vakken dan op die van 16 onderwijs wierd
gegeven.
De Voorzitter. Het Engelsch en Hoogduitsch komt er bij; maar
overigens is het hetzelfde.
De heer Hartevelt. Even billijk als' ik het gewijzigde voorstel van ons
geacht medelidden heer Goudsmitvindwaar ik vóór heb gestemdeven
billijk is mijns inziens het daarop volgend voorstel van Burgemeester en
Wethouders, om op de school van f 16 het schoolgeld voor twee kinderen
uit één gezin op voor elk, en niet op de helft, te bepalen. Al dadelijk
na het vaststellen der verordeningen op de scholen, werd door een groot
deel der Raadsleden gevoelddat de gaping tusschen 60 en 16 te groot
wasen daar nu op de school van f 60 voor twee kinderen uit één gezin
f 90 wordt betaald, zal het niet onbillijk te noemen zijn, dat op de school
van f 16 voor twee kinderen f 24 worde geheven. Met het- oog op het
geen daar wordt onderwezen en ook omdat het hier niet geldt onvermo
gende ouderswensch ik zeer dat deze verandering tot stand komete meer
wijl ik uit den mond van verscheidene ouders gehoord heb, dat het zeker
eene vergissing was, dat men voor twee kinderen even veel als voor één kind
betaalde, daar f 16 voor één kind al zeer billijk wordt gevonden.
De Voorzitter. Ik zal dan nu het voorstel in stemming brengen om
te lezen drie vierden in plaats van de helftvolgens de bepaling, zoo even
aangehaald.
De heer Krantz. Brengt gij dan niet het voorstel van den heer Goud
smit, maar dat van Burgemeester en Wethouders in stemming, mijnheer
de Voorzitter?
De Voorzitter. Juist.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, wat het tweede gedeelte
betreft, wordt hierop aangenomen met 22 stemmen tegen 1 stem, die van
den heer Goudsmit.
VI. In beraadslaging worden gebragt de raadsbesluiten tot afschaf
fing der plaatselijke belasting op den turf, de steenkolen en cokes en het
brandhout, en de verordening omtrent de teruggave van belasting voor den
op het tijdstip van de afschaffing aanwezigen voorraad.
De heer van Outeren. Ik heb geene consideratiën in het midden te
brengenmaar wenschte alleen ééne vraag te doen tot vereenvoudiging van
redactie, wat betreft de verordening omtrent de teruggave van belasting,
namelijk deze: of art. 5 niet kon wegvallen, door aan de laatste alinea
van art. 4 toe te voegen de woordenwaarvan de kosten door de be
langhebbenden worden gedragen, indien de uitkomst eene mindere hoeveel
heid van vijf ten honderd of daar boven oplevert, dan bij de aangifte is
vermeld." Wij hebben reeds vroeger in de laatste alinea van art. 3 gelezen:
De kosten van dit onderzoek komen ten laste der belanghebbendenbij
aldien de voorhanden hoeveelheid zoodanig opgeslagen of geborgen zij,
dat zij voor geen ander onderzoek dan bij meting of tonning vatbaar is."
Art. 4 doelt op een ander geval, te weten op eene eerste en tweede opne
ming, zonder meting of tonning, waarmede men zich niet kan vereenigen,
zoodat ten slotte tot meting of tonning moet worden overgegaan. Nu ge
loof ik, dat het korter en duidelijker is, indien aan die bepaling onmiddel
lijk en niet bij een afzonderlijk artikel werd toegevoegd, gelijk ik voor
stelde door wie de kosten van zoodanige opneming door metiDg of tonning
zullen worden gedragen.
De Voorzitter. Ik zou in overweging willen geven, het eerst in rond
vraag te brengen de raadsbesluiten en daarna de verordening? Ik zal deze
dan naderhand artikelsgewijze in behandeling brengen. Dat is misschien
gemakkelijker. Ik zal daarom het eerst in stemming brengen de raadsbe
sluiten dan kan later de bedenking van den heer van Outeren in aan
merking komen, wanneer het artikel aan de beurt is bij de behandeling
der verordening.
De raadsbesluiten, waarover door geen der leden het woord wordt ge
vraagd worden hierop vastgesteld zonder hoofdelijke stemming.
De verordening alsnu in behandeling komende, worden de artt. 13
aldus goedgekeurd
Art. 1. Aan de handelaars en neringdoenden in turf {steenkolen en cokes
brandhout)en schippers die turf steenkolen en cokes, brandhout), hebben
ingevoerd, wordt teruggave van betaalde plaatselijke belasting verleend voor
die hoeveelheidwelke blijkt op 1 Mei 1863 nog in hunne bergplaatsen
of schepen voorhanden te zijn.
Art. 2. Die handelaars, neringdoenden en schippers leveren op den
30 April bevorenstusschen drie ure des namiddags en 's avonds ten acht
ure, aan het algemeen kantoor van ontvangst eene schriftelijke aangifte in,
overeenkomstig liet aldaar kosteloos te verkrijgen formulier, van de bij hen
nog voorhanden hoeveelheid en soort van turf (steenkolen en cokes, brandhout).
Van het doen dier aangifte wordt hun een bewijs afgegeven.
Art. 3. De deugdelijkheid der aangifte wordt binnen de eerste vier
dagen na de afschaffing der plaatselijke belasting op den turf (de steenkolen ert
cokes, het brandhoutdoor de ambtenaren onderzocht, zoo noodig, door
meting of tonning. Voor de steenkolen wordt dit: weging of meting;
voor het brandhout: meting).
Van hunne bevinding maken de ambtenaren op de keerzijde der aangifte
melding, waarna deze den belanghebbenden dit bewijsstuk ter hand stellen.
De kosten van dit onderzoek komen ten laste der belanghebbenden
bijaldien de voorhanden hoeveelheid zoodanig opgeslagen of geborgen zij,
dat zij voor geen ander onderzoek dan bij meting of tonning voor de steen
kolen wordt dit: weging of meting-, voor het brandhout: meting) vatbaar is.
Nu komt in behandeling
Art. 4. Het staat aan de belanghebbenden vrijindien de opneming anders
dan door meting of tonning voor de steenkolen wordt dit: weging of meting;
voor het brandhout: meting) beeft plaats gehad, een tweede onderzoek te
eischen. Zij moeten zich echter daaromtrent verklaren vóór het vertrek
der ambtenarendie in dat geval de noodige maatregelen kunnen nemen
tot bewaking der plaats, waar het onderzoek geschied is.
Tot dat onderzoek worden door den Burgemeester andere ambtenaren
aangewezen.
Bij verdere tegenspraak moet de hoeveelheid naar hare soort door me
ting of tonning (voor de steenkolen wordt dit: weging of metingvoor het
brandhout: meting) worden opgenomen.