blijkt dus voldoende de gunstige toestand onzer financiënen geloof ik dat i wij tot de afschaffing van belasting moeten overgaanen in de eerste plaats van die, welke op voorwerpen van verbruik drukken. Het moet wel eene biologische voorstelling zijn te vermeenendat de belasting daarop de prijzen niet zou- i de verhoogen. Dat brandstoffen in ons land als levensbehoefte moeten wen den beschouwd behoeft geen betoog, en Leyden zal in het bijzonder bij de afschaffing dezer belasting gebaat zijn, omdat de communicatie zoo gemak- kelijk is. De heer Stoffels. Ik wensch den heer Krantz, die mijne beschouwin gen als eene biologische voorstelling deed voorkomennog maar alleen dit te zeggen, dat wij in het volgende jaar geene batige saldo's te wachten hebben, maar dat integendeel de inkomsten zullen zijn verminderd. -Nu zijn er wel uit die batige saldo's belangrijke werken uitgevoerd; maar er zullen toch zeker nog meerdere moeten worden gedaan, die voor s hands niet zijn te bepalen.' Intusschen, het geldt hier een beginsel, en ik ben door het aangevoerde van den vorigen spreker niet overtuigd. De heer de Moen. In antwoord op de opmerkingdoor den heer Ge vers gedaan, moet ik verklaren, dat ik geen bezwaar maak om tot de af schaffing dier belasting mede te werken, al ben ik ook onzeker, of het plan van den Minister van Financiën zal doorgaan, evenmin als ik in der tijd bezwaar heb gemaakt om de belasting op de brandstoffen niet weder in te voeren. Kunnen wij de ingezetenen ontheffen dan zal mij dit ten hoogste aangenaam zijn, en daarom heb ik en mijne medeleden van finan ciën' met zeer veel genoegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders gezien en ondersteund. De heer Stoffels heeft gezegddat de prijzen van den turf niet afhankelijk zijn van de belasting. Dat kan hij niet bewijzen, ten ware hij tevens de fluctuerende prijzen in de veenderijen aangeeft. Bij mij is het eene uitgemaakte zaak, die door alle kenners van handel wordt ei kend, dat al wat door belasting belemmerd wordt, uit den aard der zaak duurder is. Want waarom zou er bij den handel de heimelijke hoop be staan dat de belasting op den turf bleef'? Ik heb eenige van de adressanten om restitutie gesprokendie mij dit te kennen gavenhun afgevraagd waarom? ofschoon ik wel wist wat het antwoord zou zijn. Men zeide: als de belasting er af gaat, dan is het te vreezen, dat er meer handelaars ko men klein en grooten dan is de concurrentie nog grooter. Ik heb geant woord, dat dit juist wenschelijk was, en dat, hoe meer concurrentie er is, hoe goedkooper de waar kon worden, dat dan het doel bereikt werd. De heer Stoffels echter vreest, dat wij ons geheel zullen vastzetten en wij daar door zullen moeten komen tot eene verhooging van den hoofdelijken omslag. Ik deel die vrees in het geheel niet; om dit te bewijzen zouden wij zamen al de bijzonderheden moeten nagaan. Ik heb echter eene andere vrees: dat wij dan zouden overhouden een post voor onvoorziene uitgaven van ƒ40000 ii f 45000. Dit nu zou met reden niemand onzer begeeren. Wat dan? Straks den hoofdelijken omslag verminderenmisschien op de helftdan eerst zouden Burgemeester en Wethouders in een ander moeijelijk parket komen, niet alleen voor deze begrooting, maar ook in 't vervolg. De heer Librecht Lezwyn. Zou het niet beter zijn, de zaak nu eerst uit te maken? De Voorzitter. Als de post wordt goedgekeurd, is do zaak van zelve uitgemaakt. De heer Librecht Lezwyn. Ik ben het eens; maar ik dacht toch, dat het beter was vooraf eene bepaalde beslissing op dit punt te nemen. De heer Goudsmit. Ik wil een enkel woord in het midden brengen, naar aanleiding van hetgeen door de heeren Krantz en de Moen is gezegd. Ik geloof inderdaad dat bij een zoo belangrijk vermoedelijk saldo van 45000 de burgerij allezins aanspraak heeft om ontheffing van belasting te erlangen; ook dan zelfs, wanneer er vrees mogt bestaan, dat over eenige jaren de hoofdelijke omslag zou moeten worden verhoogd. Wij deinzen volstrekt niet terug waar het geldt de oplegging eener noodwendige, zij het zelfs buitengewone belasting, maar dat dan ook de ingezetenen genot hebben van de gunstige omstandigheden, waarin wij thans verkeeren. De heer de Moen heeft teregt opgemerkt, dat al wat door belasting getroffen wordt, wegens de formaliteiten tot hare inning vereischt, den prijs verhoogt. Maar er is nog iets. Men moet niet vergetendat door afschaffing van belasting de concurrentie toeneemt. Waar dus de waren onder het bereik eener groote massa worden gebragt, daar wordt inderdaad het doel der afschaffing bereikt. Zoo is het varkensvleesch wel tot den vorigen prijs teruggekeerd, maar daarentegen wordt het door meer mensclien gegeten er is dus bereikt wat te bereiken was. Het is alzoo mijn vurigste wensch, dat de burgerij op dit oogenblik bevrijd worde van eene drukkende, bijna de eerste levensbe hoeften treffende, belasting, gelijk ik mij overtuigd boude, dat zij, waar het noodig isbereid zou worden gevonden later nieuwe offers te brengen. De heer Stoffels. Alleen nog dit wenschte ik te zeggen, dat, naar aanleiding van de saldo'swaarover de heeren gesproken hebbenen van hetgeen daarmede gedaan ishet juist de vraag iswat beter iseene vermindering van den hoofdelijken omslagof de afschaffing der belasting op de brandstoffen. En dan geloof ikdat door het eerste de burgerij oneindig meer gebaat zal worden dan door het laatste. De heer de Moen. Door die vermindering van den hoofdelijken omslag zal al een zeer gering deel der bevolking zijn gebaat, misschien j; door de afschaffing der belastingthans voorgesteldalle ingezetenenrijk en arm. De heer Meerburg. Ik geloof, dat er een gedeelte der bevolking isdat niet getroffen wordt door den hoofdelijken omslag, maar wel in de belasting op de brandstoffen deelt. De heer Tollens. Wanneer nu de afschaffing zal zijn aangenomen, volgt daaruit dan ookdat er in de maand Mei aanstaande restitutie zal worden verleend na aanpeiling bij de handelaars? De Voorzitter. Ja, natuurlijk. Zij, die de belasting hebben betaald, bleken ons later daarop naar billijkheid aanspraak te kunnen maken; en in dien geest is dan ook in den beginne door den heer de Fremery eene ver klaring afgelegd. Ik zal dan ook in die onderstelling het voorstel tot af schaffing in stemming brengen. De heer de Moen. Zal dan ook niet het voorstel der Commissieom restitutie te geven aan de handelaars, in stemming worden gebragt? De Voorzitter. Ik heb reeds gezegd dat de post no. 13, met inbegrip der restitutie, zal worden in stemming gebragt. Bedoelde post, die alleen over de vier eerste maanden van 1S63 zal hebben te loopen, alsnu in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt aan genomen met 15 tegen 6 stemmen. Tegende lieercn van der HoevenGeversCockMeerburgStoffels en ten Sande. Nos. 14 en 15 worden aldus goedgekeurd: Belasting op de steenkolen 2000Belasting op het brandhout f 300. Afdeeling IV. Heffingen voor 1iet gebruik Van openbare 'plaatsenvoegen, werken en inrigtingen. No. 16. Opbrengst van tollen op de wegen, mitsgaders van straatgel den 2050. De Voorzitter. Door ons was wel voorgedragen 2050; maar de uit slag der gehouden verpachting van het Leyderdorpschc hek heeft doen zien, dat zij slechts f 1835 en dus 215 minder opbrengt. Nu alzoo die uit komst bekend iszouden wij verkeerd doeneen hooger cijfer uit te trek ken en stel ik mitsdien voor, den post te bepalen op f 1835. De post wordt tot dat bedrag goedgekeurd. Nos. 17 en 18 worden aldus goedgekeurd: Opbrengst van brug-, kaai-, haven-, kraan-, sluis-, dok-, boom- en veergelden 2000; Opbrengst der wik-, weeg-, meet- en keurloonen ƒ1600 No. 19. Opbrengst voor banken of staanplaatsen, in hallen, op markten en dergelijke openbare plaatsen 7000. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders maken geen bezwaar zich met het gevoelen der Commissie van Financiën te vereenigen en stellen alzoo voor den post alsnog te brengen op f 7500. De post wordt alzoo verhoogd goedgekeurd. Nos. 2022 worden aldus goedgekeurd: Opbrengst voor het gebruik of genot van openbare gemeentewerken, bezittingen of inrigtingen en dat van door of van wege het Gemeentebestuur verstrekte dienstenniet bedoeld in de artt. I4 1300; Opbrengsten wegens begraafplaatsen Memorie-, Leges en voordeelen der gemeente-secretarie en van den burgerlijken stand 800. No. 23. Opbrengst van het minerval aan het Gymnasium 3450. De Voorzitter. Deze post moet volgens de aanmerking van de Com missie van Financiën verhoogd wordendaar bij het opmaken der begrooting niet bekend was, hoe groot het getal leerlingen op het Gymnasium tegen de maand September bij den aanvang van den nieuwen cursus zijn zoude. Het cijfer zou dus moeten zijn 4500. Deze post wordt tot dat bedrag goedgekeurd. No. 24. Opbrengst van schoolgelden ƒ10400. De heer Harte velt. Mag ik nu nog even herinneren, wat ik gisteren niet ter bepaalde plaatse heb gezegd betreffende eene onzer scholendat na melijk de verordening zóó worde gewijzigddat niet voor twee Kinderen uit hetzelfde gezin 16maar in plaats daarvan drie, vierden van het bepaaldq schoolgeld worde betaald. De Voorzitter. Daar zal nader op gelet worden. De post wordt hierop goedgekeurd. Hoofdstuk III. Baten en opkomsten, spruitende uit gemeente-eigen dommen EN BEZITTINGEN. No. 25 wordt aldus goedgekeurd: Huur van huizen en andere gebou wen f 2700. No. 26. Hnur of pacht van landen of landerijen f 1491. De Voorzitter. Ingevolge de laatste aanbesteding moet deze post met 10 worden verminderd. De post wordt alzoo goedgekeurd. No. 27 wordt aldus goedgekeurd: Opbrengst van den houthak, 100. No. 28. Kenten van kapitalen f 17767.02|. De heer de Moen. Ik zou op dit artikel onder de aandacht willen bren gen' de vraag, of het niet noodig ware den post te verhoogen. Wij zijn wachtende eene som van f 38000, vergoeding voor het gemis der visseherij in het Haarlemmermeer; dat zal toch eene vaste rente geven van f 1500 en al i3 die som nog niet ontvangende intrest is zekervolgens de uitspraak van het geregtshof, van den dag af te rekenen. Ik wilde dus die som als bate bij de begrooting hebben gevoegd. De heer Librecht Lezwyn. Ik ben het in zoover met den heer de Moen eens, dat, hetzij wij de som, van het gouvernement te trekken, beleggen of niet, wij in het volgende jaar een bedrag van 38000 zullen ontvangen. Maar ik ben het volstrekt niet eens omtrent de wenschelijkheid om die 38000 in hun geheel te beleggen. Ik meen., dat door de bur gerij 15000 aan proceskosten zijn betaald; het overige is kapitaal en. moet in de plaats komen van hetgeen wij aan bet visohregt verloren heb ben. Die 15000 derhalve behoorden in de eerste plaats in de kas terug te keeren, terwijl het overige zou kunnen belegd worden. De Voorzitter. Ik moet den heer de Moen wijzen op de moeijelijkheid om te beschikken over iets wat wij nog niet hebben. Indien wij omtrent die zaak incidenteel beslistenzouden wij iets doen wat nog niet aan de orde is. De heer Goudsmit. Ik moet op het aangevoerde door den Voorzitter aanmerken, dat het hier geen bate betreft, waarvan men zeggen kan in dien maar wel wanneer men haar ontvangt; er i6 immers geen de minste twijfeldat dit bedrag in de stedelijke kas komen zal. De Voorzitter. De heer Goudsmit zal toch wel willen toegeven, dat de vraag, welke bestemming aan die gelden zal worden gegeven, thans niet aan de orde is. De heer Goudsmit. Als ik mij niet bedrieg, is het doel van den heer de Moen juist om die vraag aan de orde te brengen. De Voorzitter. Ik geloof niet, dat de heer de Moen meende de vraag aan de orde te brengen, maar wel, dat de zaak zoo tijdig mogelijk zou behandeld worden, zoodra de ontvangst werkelijk was geschied. De heer Krantz. Het doel van den heer de Moen is om rente van kapitaal op de begrooting te brengenmaar de heer Lezwyn verlangt ovei het kapitaal op eene andere wijze te beschikken. Daarom geloof ik met den Voorzitter, dat het wenschelijk is die zaak op dit oogenblik niet te beslissenmaar daartoe eerst dan over te gaanals wij de gelden zullen hebben. De beer de Fremery. Over de regtsquaestie zal ik niet spreken, maar wil alleen het wenschelijke doen uitkomen om, terwijl wij nog zeker eene school zullen moeten bouwenen wij nog in het onzekere verkeeren. ten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 4