De heer Stoppels. Op het oogenblik zou zulk eene bepaling van twee
jaren voor den duur der pacht geen bezwaar opleveren, daar wij een ge
schikt persoon bezitten, die van al het noodige voorzien is. Maar indien
wij met een nieuwen pachter te doen hadden, zou die tijdsbepaling wel
degelijk bezwarend zijn daar zij te kort zou wezen. Immers de nieuwe pachter
zou zich zijne benoodigdheden voor de markt,, hokken, touwen, enz.nog alle
moeten aanschaffen. Als wij dus slechts twee jaren bepaalden en de man
liep gevaar van na dien tijd de pacht weer te verliezen, dan zou hem de
zaak schadelijk zijn uitgevallen. Is het daarentegen voor een tijd van vijf
jaren, dat die pacht wordt aangegaan, dan is het hem die opoffering waard.
De heer Krantz. Ik ben wel voor de continuatie der pacht, maar voor
een korter tijdperk, en dat dit de voorkeur verdient, is door den vorigen
spreker ook niet tegengesproken.
De heer Gevers. Ik houd Cazant voor den éénigen persoon, die in
staat is aan zijne verpligtingen van pachter naar behooren te voldoen. Zoo
als te regt door den heer Stoffels is opgemerkt, moet toch de nieuwe pach
ter zich van zeer veel zaken voorzien, die de tegenwoordige pachter zich
over het algemeen niet meer behoeft aan te schaffen.
De heer Goudsmit. Ik ben tegen de continuatie, bepaald 'ook op grond
van het aangevoerde door den heer Krantz, dat de termijn der pacht te
lang is.
De Voorzitter. Maakt de heer Krantz er dan een bepaald voorstel van
De heer Krantz. Ja, mijnheer de Voorzitter. Ik stel voor den termijn
der nieuwe verpachting te bepalen op twee jaren.
Dat voorstel wordt voldoende Ondersteund.
De heer Sikkel Groos. Er zal toch eerst dienen gestemd te worden
over de continuatie en daarna over den termijn van twee jaren.
De Voorzitter. Ik zal dan het eerst in stemming brengen de continua
tie, en daarna voor hoe lang.
De heer Goudsmit. Daar ben ik tegen. Immers zijn juist sommige
leden tegen de continuatie, omdat de tijd te lang is.
De Voorzitter. Het is mogelijk, dat sommige heeren daarom tegen
de continuatie zijn, omdat de tijd te lang is; maar ik kan mij eerder be
grijpen, dat juist het eerst die continuatie worde uitgemaakt en daarna de
tijd, dan het omgekeerde. Want, wordt de tijd het eerst uitgemaaktdan
acht ik later de vraag, of men onder de hand zal verpachten, eenigermate
doelloos.
De heer Goudsmit. De vraag is mijns bedunkens in de eerste plaats:
voor hoe lang men wenscht de pacht te hebben aangegaanen daarna eerst
kan men uitmakenof er termen bestaan om onderhands aan den tegen-
woordigen pachter die pacht te continueren.
De heer van der Hoeven. Ik vereenig mij volkomen met het gevoe
len van den Burgemeester en hetgeen ook door andere leden is gead
strueerd. Ik geloof, dat wij in dit geval wel een korteren termijn kunnen
stellenmaar dat wij dit daarom nog niet als regel kunnen stellen. Wij
kunnen alleen voor dezen man dien korteren tijd, dat de nieuwe pacht zal
hebben te loopenbepalendaar hij reeds in het bezit der noodige voor
werpen is; maar bij eene nieuwe aanbesteding van het schoonhouden zou
den wij toch zeer zeker een langeren termijn moeten bepalen.
De heer Krantz. Mijn voorstel is bepaald gedaan in de veronderstel
ling dat de verpachting onderhands met den tegenwoordigen persoon zou
worden gecontinueerd.
In de eerste plaats wordt alsnu in hoofdelijke omvrage gebragt het voor
stel om de onderhandsche verpachting aan H. Cazant bij continuatie te
verleenen.
Dat voorstel wordt aangenomen met 16 tegen 6 stemmen.
Tegen: de heeren van Kaathoven, Sikkel Groos, Harte velt, Librecht
Lezwyn, Meerburg en Goudsmit.
Daarop wordt het voorstel van den heer Krantz in stemming gebragt en
met 12 tegen 10 stemmen verworpen.
Voor het voorstel van den heer Krantz hebben gestemd de heeren:
Wttewaall, de Eremery, van Kaathoven, de Moen, Krantz, Tichler, Sikkel
Groos, HarteveltLibrecht Lezwyn en Goudsmit.
Tegen de heeren: Stoffels, Hubrecht, Tollens, van der Hoeven, ten
Sande, Meerburg, van Outeren, le Poole, du KieuKluit, Gevers en de
Voorzitter.
IX. In behandeling komt het adres van A. J. Wetrens tot het gebruik
van de stads-gehoorzaal.
De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders daarom
trent luidt als volgt:
Wij vinden vrijheid u te raden, den adressant dat gebruik, even als
in het vorige winter-saizoenop 12 avonden in de maanden October tot
Maart, des Vrijdags avonds om de veertien dagen, na 7 ure, tegen betaling
eener som van ƒ40.te verleenen, onder voorwaarde evenwel dat het
Gemeentebestuur steeds de vrije beschikking over die zaal houdt, zoo dik
wijls het door de omstandigheden mogt worden gevorderd daaraan eene an
dere bestemming te geven."
Dat voorstel wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
X. Vervolgens wordt in beraadslaging gebragt de voordragt tot uitbeta
ling der gewone gratificatie aan den claviger van het stedelijk gymnasium.
Burgemeester en Wethouders vinden volle vrijheid der vergadering aan
te raden deze gratificatie, waarop bereids bij de gemeente-begrooting gere
kend is, op nieuw toe te staan, waarmede de Commissie van Financiën
zich volkomen heeft vereenigd.
De heer Hubrecht. Ik heb geziendat de omstandigheden van den
man niet veranderd zijn. Ik ben daarom voor het voorstel.
De heer van Kaathoven. Men heeft den man jaren achtereen die gra
tificatie gegevenen omdat dit voortdurend blijft bestaanstaat het eigen
lijk gelijk met eene vermeerdering van traetement. Het is moeijelijic te
begrijpen, als hij voortdurend zóó buitengewone diensten gedaan heeft, waar
om men hem dan, in plaats van eene gratificatie, niet liever eene verhoo
ging van traetement heeft toegestaan.
De heer Hartevelt. Ik zou er ook voor zijn, zijn traetement te
verhoogen.
De heer Tollens. Ook ik ben voor het verleenen der gevraagde som;
maar wenschte ook de zaak definitief tc hebben geregeld bij de aanstaande
behandeling der begrooting.
De heer van der Hoeven. Het spijt mijdat ik eene tegenovergestel
de meening moet kenbaar maken als de vorige sprekers. Ik vind er geen
bezwaar in om de zaak telkens te behandelenwant dan behouden wij onze
vrijheid. Wij zouden ons eene vaste verhooging misschien later beklagen,
en ik zie er ook geene overwegende reden voor.
De heer Goudsmit. Ik vereenig mij met het denkbeeld van den heer
van Kaathoven en anderenwant reeds zoo vele jaren keeren dezelfde om
standigheden terug. Ik acht het daarom allezins wenschelijk, om het on
behagelijke woord gratificatie weg te laten. De raad stelt tractementen
vast en mag ze naar bevind van zaken verhoogenmaar geene gunsten verleenen.
De Voorzitter. Dit punt zal later bij de behandeling der begrooting
kunnen ter sprake komendaar die post er toch in voorkomt.
De voordragt wordt hierop aangenomen zonder hoofdelijke stemming.
XI. Thans komen in beraadslaging de adressen om afschrijving van
plaatselijke directe belasting van: a. B. Bakker, h. Mr. J. T. Buys, c. C. H.
van Cleefd. de wed. H. A. Dyekmeestere. J. F. Diemer en de erfge
namen van prof. W. H. de Vriese.
Burgemeester en Wethouders raden respectivelijk omtrent al die adressen
aan, de gedane verzoeken, tot het daarbij uitgedrukt bedrag, in te willi
gen; waarmede de Commissie van Financiën zich heeft vereenigd.
De Voorzitter. Ik zou voorstellen, deze verzoeken allen gelijktijdig
in behandeling te nemen.
De heer Goudsmit. Ik heb alleen bedenking voor zooverre betreft het
verzoek, voorkomende onder lett. c, daar de persoon zelf zich niet bij
adres tot den Kaad gewend heeft, maar zulks namens hem door een an
der is geschiedin strijd met de Grondwetdie niet toelaat verzoekschrif
ten in dier voege ingediend aan te nemen.
De Voorzitten,. Ik moet erkennen, dat dit waarheid is.
De heer Toll \ts. Er bestaat mijns inziens volstrekt geene redenwaarom
de belanghebbende niet zelf een request heeft ingedienddoch dit aan een
ander opdroeg.
Achtervolgens worden hierop, zonder hoofdelijke stemming, goedgekeurd
de voorstellen tot inwilliging der verzoeken om afschrijving of teruggave
van plaatselijke directe belasting, te verleenen aan: B. Bakker, ad 2.95;
Mr. J. T. Buys, ad ƒ11.01; de wed. li. A. Dyekmeester ad ƒ7.21; J. F.
Diemer, ad ƒ10.41; de erfgenamen van prof. W. H. de Vriese, ad ƒ59.51.
XII. Vervolgens komen in behandeling de begrootingen der gesubsidieerde
godshuizen voor 1863, als: a. van het Heiligen Geest- of armen wees- en
kinderhuis; b. van het It. C. wees- en oudeliedenhuis; c. van het Evang.
Lutherseh wees- en oudeliedenhuisen d. van het Gereformeerd Minnehuis.
De heer de Moen. Ik zou wenschendat deze verschillende begrootin
gen ook gelijktijdig in behandeling werden genomen, daar de verschillende
rapporten van de Commissie van Financiën allen van toestemmenden aard zijn.
De heer Meerburg. Ik heb alleen bedenking tegen de begrooting van
het Gereformeerd Minnehuis. Ik zie de noodzakelijkheid niet in om den
post van voeding met 700 te vermeerderen, daar in dit jaar alle voedings
middelen goedkooper zijn.
De heer Krantz. Ik meen dat die post door eeue suppletoire begrooting
is verhoogd, zoodat het bedrag der rekening grooter is geweest, dan nu
wordt voorgesteld.
De heer de Moen. De heer Meerburg zou oppervlakkig beschouwd gelijk heb
ben, maar zijne opmerking is door den heer Krantz juist beantwoord. De post
is uitgetrokken even als ten vorigen jare; maar uit de overschrijving in de
laatst gedane rekening blijkt, dat aan die vorige raming veel te kort kwam
op dat artikel.
De heer Meerburg. Wat de heer de Moen aanvoert, zou mijne aan
merking niet wegnemendaar die verhooging toch ontstaan is door de
hoogere prijzen der levensmiddelen. En als men nu die van het vorige jaar
met die van het tegenwoordige vergelijkt, dan is toch de post 700 hooger.
De heer de Moen. Zou de heer Hartevelt hierop geene nadere inlich
ting kunnen geven?
De heer Hartevelt. Ik zou dit reeds dadelijk gewild hebben; maar
bij het opmaken dier begrooting ben ik niet tegenwoordig geweest. Alleen
dit wensch ik op te merken, dat men op het artikel voeding sints jaren is
te kort gekomen, en dit altijd bij af- en overschrijving heeft gevonden.
Nu voor het volgende jaar op het artikel kleeding konde worden bezuinigd,
heeft men getracht het artikel voeding op het cijfer te brengen waardoor geen af-
en overschrijving noodig zoude zijn. Een bepaald antwoord kan ik den
heer Meerburg niet geven.
De heer de Moen. Dit nog tot inlichting. De Commissie van Financiën
heeft ook in aanmerking genomen de zielentallen, in de verschillende ge
stichten aanwezigen zij heeft daarmede vergeleken de aangevraagde som
men voor eetwaren uitgetrokken. Die getallen nu, op die sommen gedeeld,
geven nagenoeg voor de drie groote godshuizen dezelfde uitkomst per hoofd.
De Voorzitter. Ik verzoek dan den Secretaris de verschillende rappor
ten voor te lezen.
De Commissie van Financiën raadt in hare rapporten
1". Voor het H. G. of armen wees- en kinderhuis het subsidie te bepa
len op 16290.en voorts de begrooting goed te keuren: de inkomsten
op ƒ37822.44, de uitgaven op ƒ37822.00; goed slot ƒ0.44.
2°. Voor het B. C. wees- en oudeliedenhuis het subsidie te bepalen op
16000.en voorts de begrooting goed te keurende inkomsten op
20683.581de uitgaven op 20683.58^sluitend alzoo quite.
3°. Voor het Evang. Lutherscli wees- en oudeliedenhuis het subsidie te
bepalen op 3245.en voorts de begrooting goed te keuren: de inkomsten
op ƒ6440.33.], de uitgaven op ƒ6437.90; goed slot ƒ2.432-
4°. Voor het Gereformeerd Minnehuis het subsidie te bepalen op 16500.
en voorts de begrooting goed te keuren; de inkomsten op 20031.de
uitgaven op 20031.sluitende alzoo quite.
De heer de Moen. Bij nadere inzage der stukken mij daar ter hand
gesteld blijkt, dat bij suppletoire begrooting op den post van 11500 in
de maand Mei eene verhooging is toegestaan van 803.58, voorts in
de maand Augustus nog ƒ65.95'en bij af-en overschrijving ƒ258.52, zoodat
de geheele som van uitgaven voor eetwaren in 1861 bedroeg, in plaats van
11500, de som van 12628.05 j. Daarmede moet nu de raming worden