1°. het portiershuis aan de Hoogewoerdspoort op de Binnenvestgracht, geteekend wijk III, n°. 28, kad. sectie D. n°. 153, aan Jacobus Filippo, tegen 80 cents 's weeks. 2". de daarnaast gelegen schuur, geteekend wijk III, n°. 29, bij het kadaster bekend sectie I). bij n°. 153, aan Philippus van der Heyden, koopman in brandstoften, tegen 50 cents 's weeks. De heer de Moen. In het rapport is niet uitgedrukt, waarom die korte tijd van zes maanden wordt voorgesteld. De heer Hubrecht. De reden waarom die korte tijd is voorgesteld, is, dat het pakhuis aldaar was verhuurd aan P. van der Heyden tot bergplaats van steenkolen, en de tijd nu ongeschikt is, om hetzelve te doen ontrui men, daar de voorraad voor den winter was opgedaan. De gemeente-archi tect heeft vooraf onderzocht of dit 'pakhuis geschikt was om voor berg plaats van steenkolen gebruikt te worden; zijn oordeel was niet ongunstig, maar wij meenden u toch eenen korten huurtijd te moeten voorstellenten einde dan, als het pakhuis ontruimd is, beter te kunnen beoordeelen of het niet wenschelijk zoude zijn het tot een ander einde te verhuren. De heer de Moen. Wat door u aangevoerd wordt heeft betrekking op het pakhuismaar niet op het woonhuis. De heer IIubreciit. Het huis staat in naauw verband met het pakhuis daar beide gebouwen aan elkander verheeld zijn, en welligt ook daardoor aan denzelfden persoon zouden kunnen verhuurd worden. Het voorstel wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. X. In beraadslaging komt de voordragt tot tegemoetkoming aan dienst- pligtige schutters in de kosten van kleeding. Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden inhoud «Burgemeester en Wethouders hebben de eer bij deze aan u over te leg gen een staat van 154 manschappen, op de rol als dienstpligtige schutters voor dit jaar gebragt, van welke beoordeeld moet worden, in hoe verre «ij in de termen vallen van zeiven in hunne kleeding te kunnen voorzien, dan of zij geheel of gedeeltelijk in hunne kleeding of kleedingkosten uit de gemeentefondsen moeten worden tegemoet gekomen. Een onderzoek door eene commissie uit ons midden ingesteld, heeft tot het resultaat geleid, dat 23 manschappen in staat zijn voor het geheel, 1 voor de helft en 3 om voor een vierde zich te kleeden; de overigen zijn niet in staat daartoe iets bij te dragenterwijl hun onvermogen door bewijzen is gestaafd. Wij nemen diensvolgens de vrijheid u voor te dragen dat 23 manschap penmet name op de lijst vermeld, geacht zullen worden in staat te zijn zeiven in hunne kleeding te voorzienen voorts te besluitendat één voor de helft en 3 voor drie vierden in hunne kleeding of kleedingkosten zullen worden tegemoet gekomenterwijl de overige op dien staat vermelde man schappen als zoodanig voor het geheel uit de gemeentefondsen tegemoetko ming zullen erlangen." Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XI. In beraadslaging komen de adressen van B. J. J. F. Bahlmann de wed. J. Creyghton, G. P. van der Hart, M. Speyer en H. A. Tie- meyer, om tegemoetkoming in geledene schade den 13 September 11. Het rapport van Burgemeester en Wethouders deswege is van den vol genden inhoud //Het behaagde u in onze handenten fine van berigt en raadte stellen de navolgende vijf adressen, overgelegd in uwe vergadering van den 25 der vorige maand: als van: 1°. B. J. J. F. Bahlmann; 2°. de wed. J. Creyghton; 3°. G. P. van der Hart; 4°. M. Speyer; en 5°. H. A. Tie- meyer, allen strekkende tot vergoeding van geledene schade door het in werpen van glasruiten aan hunne woningen in den avond van Zaturdag 13 September dezes jaars, bij gelegenheid van rustverstorende bewegingen binnen deze gemeente. Deze vergoeding verlangen zij van de gemeente. Het blijkt niet bepaald of zij dit als eene gunst of wel als een regt ver zoeken, want door geen hunner wordt eenige wetsbepaling, waarop zij zouden meenen dat hun verzoek gegrond is, aangehaald. Hun verzoek is echter van de verst uitziende gevolgen, want, aangeno men zijnde dat in deze de gemeente bij wijze van gunst vergoeding van geledene schade verleent, zet men bij gevolgtrekking den weg open tot eene herhaling van dergelijke verzoeken bij elke baldadigheiden er zullen geene afdoende redenen bestaan om alsdan die verzoeken te wijzen van de hand, zoodat ten laatste de gemeente zal verbonden worden tot vergoeding van elke schade, groot of klein, die door moedwil wordt veroorzaakt. Daarenboven zult u met ons instemmendat een zoodanig gunstbewijs ingrijpen zou in de bevoegdheid van den Gemeenteraad. Als gunstbewijs bestaan er alzoo geene termen om deze verzoeken in gunstige overweging te nemen. Maar hebben de verzoekers dan eenig regt? Wij hebben zulks niet kun nen ontdekken. Geen wet of besluit is er sedert het zelfstandig bestaan van het Koningrijk der Nederlanden, die hieromtrent iets bepaalt, en hoezeer in het doolhof van wetten en decretenuit Frankrijk hier te lande execu toir verklaard, vooral uit de tijden van het Schrikbewind, welligt deze of gene wet zoude kunnen worden opgerakeldhebben wij in de verzameling van Fransche wettenhier te lande executoir verklaarduitgegeven door L. Koudonneau, geen spoor van eenig dusdanig voorschrift kunnen ontdek ken. Alleen vonden wij door andere Fransche commentatoren stuksgewijze vermeld eene wet van den 10den Vendemiaire an IV, die op het voorval in quaestie welligt van toepassing zoude kunnen zijndoch wij zochten te ver geefs naar deze in haar geheel, evenzeer als naar hare executoir-verklaring hier te lande, dat dan toch een essentieel vereisehte is om haar te kunnen toepassen. Uit een regtskundig oogpunt zijn dus mede deze verzoeken voor geene gunstige beschouwing vatbaar. Welligt echter hecht iemand eenige waarde aan het argument, dat door een der verzoekers is gebezigd, als zoude deze schade het gevolg zijn van wanordelijkheden, uitgelokt door eenen policie-maatregel. Hoezeer wij mogen vertrouwen dat het tot hiertoe vermelde genoegzaam is tot wederlegging van deze beweegreden, moeten wij hier nog ten slotte bijvoegen, dat de genomen maatregel niet is uitgegaan van hem, die met het beleid der policie in deze gemeente, krachtens de wet, is belast, en dus mede uit dien grond geene verpligting op de gemeente kan rusten. Wij raden u op bovenstaande gronden aan, deze adressen, als voor geene gunstige beschouwing vatbaar, te wijzen van de hand." Hierover door geën der leden het woord gevraagd zijnde, wordt de con clusie van het rapport zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XII. In behandeling wordt gebragt het adres van P. G. Ilouthuyzen, tot het uitbouwen van een schoorsteen. Burgemeester en Wethouders vereenigen zich met het rapport der Com missie van Fabricage en raden den adressant zijn verzoek, om een schoor steen uit te bouwen aan den zijgevel van zijn huis op de Hoogewoerd, wijk III, n°. 295, aan de zijde van de Bolwerkstraattoe te staan, mits niet lager aanvangende dan 3 el boven den grond en ter breedte van 28 duim loopende tot 2 el boven de hoogste legering van dat huis en beta lende het regt van 60 cents 's jaars, bepaald bij art. 3, n°. 37 van het tarief, vastgesteld den 5 Maart 1857. Aangenomen als voren. XIII. In beraadslaging komt het adres van B. J. Fornara, tot het in nemen van gemeentegrond. Burgemeester en Wethouders vereenigen zich met het rapport der Com missie van Fabricageen raden een gedeelte der straat, voor het huis ge teekend wijk VI, n°. 543 roodlangs de Oude Vest, ter grootte van onge veer een vierk. el, te verklaren ter openbare dienst niet meer bestemd te wezen en voorts dien grond aan den adressant, tot voorschreven einde, af te staanmits volgende de rooijing door rooimeesters aan te wijzen en tegen betaling van een koopprijs van één gulden. Aangenomen als voren. XIV. In beraadslaging komt het adres van D. A. Schretlen, om vergun ning tot het maken van naar buiten openslaande d eurenenz. Burgemeester en Wethouders vereenigen zich met het rapport der Com missie van Fabricage, om den adressant te vergunnen: 1°. het achterhuis zijner woning aan den Ouden Singel, uitkomende aan de Korte Mare, Wijk V, n°. 331, in te rigten tot koetshuis en paarden- stallingmits in acht nemende de voorschriften van artt. 360 en 362 der Algemeene Politie-verordening 2°. het plaatsen van twee naar buiten openslaande koetsdeuren op de Mare, mits betalende het regt van fl.'s jaars, bepaald bij art. 3, n°. 39 van het tarief, vastgesteld den 5 Maart 1857 3°. het stellen van een balie of keerleuning aan den wal vóór zijn koetshuis op de Mare; mits die steeds in goeden staat onderhoudende en betalende het regt van f 1.'sjaars, bepaald bij art. 3, n°. 38 van het tarief, vastgesteld den 5 Maart 1857. Aangenomen als voren. XV. Eindelijk komt in beraadslaging het adres van de Heyder C°., tot het leggen van eene brug over de Binnenvestgracht. Burgemeester en Wethouders vereenigen zich met het rapport der Com missie van Fabricage, om den adressanten hun verzoek toe te staan onder de volgende voorwaarden 1". dat de onderkant van de brugleggers niet lager ligt dan die van de brug voor de begraafplaats aan het einde der Groenesteeg; 2°. dat het onderhoud van de brug ten hunnen laste blijve; 3°. dat voor het leggen van de brug jaarlijks betaald worde een regt van i'sjaars, bepaald bij art. 3, n°. 35 van het tarief, vastgesteld den 5 Maart 1857. Aangenomen als voren, wordende de heer Driessen, op grond van het bepaalde bij art. 46 der gemeentewet, geacht zich daaraan te hebben ont houden. De heer Goudsmit. De Eaad heeft, naar mijn inzien volkomen teregt, afgewezen de adressen van hen, die tegemoetkoming in geleden schade hebben verzocht, en ik voor mij geloof dat de zaak boven allen twijfel is verhevenmaar het publiek zal er misschien anders over denken. Daarom zou ik, in dit geval, het wenschelijk achten, dat de voordragt van Burge meester en Wethouders in haar geheel publiek wierd gemaakt in de courant, opdat de ingezetenen overtuigd wordendat de afwijzing der verzoeken niet is ondoordacht of ongemotiveerd, maar veeleer op goede gronden berust. De Voorzitter. Ik zie daarin wel geen bezwaar, maar die opname in de courant zal wel niet noodig zijn, daar de voordragt in het verslag der handelingen van den Raad in haar geheel zal kunnen worden opgenomen. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering ge- sloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 4