waar, het rapport is in October opgemaakt en misschien heeft dit ook op
de redactie invloed gehad. Maar ik moet nog over eene andere zinsnede
spreken, die mijne aandacht getrokken heeft. Ik bedoel: «Vermits het
echter niet zeer waarschijnlijk is, dat de Staat, na de nog te wachten wet
telijke reorganisatie van het hooger onderwijs zich zal geroepen gevoelen al
aanstonds tot den aanbouw van een nieuw Ziekenhuis over te gaanzoo zal
het quotumdat onze gemeente tot dien aanbouw eventueel zal moeten
bijdragen, nog gedurende geruimen tijd onuitgegeven kunnen blijven." Die
passage nu is er zeker bijgevoegd met eene goede bedoeling, zoo als
men in liet gewone spraakgebruik wel eens zegt pour dorer la piluleom
de zaak gemakkelijk te doen slikken. Als dit nu het resultaat was, dat de
bijdrage uit de stedelijke kas geheel niet of eerst na zeer langen tijd zou
behoeven te worden verstrekt, zou ik het een allerongelukkigst denkbeeld
vinden, niet alleen voor de gemeente, maar ook voor de Akademie. Ik
behoef naauwelijks te zeggen, dat de gemeente een groot belang heeft bij
de Universiteit. Ik acht het beneden mij dit nader uiteen te zetten. Er is
niemand die het zal tegenspreken; en die het al mogt betwijfelen, is voor
geene overtuiging vatbaar. Maar als men dan werkelijk meent, dat de wel
vaart der gemeente naauw verbonden is aan het behoud der Universiteit,
dan is het ook wenschelijk te achten, dat er voor die Universiteit een be
hoorlijk Ziekenhuis besta. Als de destruerende geest des tijds eens mede-
bragt, dat Amsterdam of Rotterdam en andere plaatsen zulke inrigtingen
in het leven riepen, waardoor de Universiteit van een harer faculteiten be
roofd werd en de geneeskundigen voortaan aan speciale scholen gevormd
werdendan zou de Hoogesehool niet alleen eene faculteit verliezenmaar
het denkbeeld eener Universiteit zou verloren gaan. Het betreft hier dus
geene onverschillige zaak. De heer le Poole vindt het onmenschelijk,
dat de zieken van het ééne gebouw naar het andere worden overgebragt.
Maar ik moet hem doen opmerken dat dit niets nieuws ismaar dat reeds
bij koninklijk besluit van 1815, hetgeen destijds dezelfde kracht had als eene
wet, die in overleg met de Staten-Generaal wordt gemaakt, bij de regeling
van het hooger onderwijs is bepaald, dat overal, waar Universiteiten geves
tigd zijnhet aldaar bestaande Ziekenhuis in verband zou worden gebragt
met het Nosocomium, onder bepaling dat, wanneer de lijders herstellende
waren, ze weder naar het Ziekenhuis zouden worden teruggebragt. Dat mag
nu hard .luidenen ik wil gelooven dat het ons zelvcn niet aangenaam zou
zijn van de ééne plaats naar de andere te worden overgebragt, maar
men moet niet vergeten, wat de akademische ziekenhuizen zijn. Die zijn
geene inrigtingen van weldadigheidma^r plaatsen waar -onderwijs gegeven
wordt. Waar de zieke herstellende is en eene voedende dieet het overige
moet doen houdt het belang voor de wetenschap en voor het onderwijs op.
Men verstoot de reconvalescenten niet, maar brengt ze weêr naar het ste
delijk Ziekenhuis over, en daartegen kan toch zulk bezwaar niet bestaan,
vooral op de thans voorgestelde wijze. Maar al het gezegde neemt niet
weg dat ik der Commissie dank zeg voor hare bemoeijingenhoezeer ik
hoop, dat de aangehaalde passage geen gevolg zal hebben en dat het hoofd
van het bestuur dezer gemeente, die haar tevens in het collegie van Cura
toren der Hoogesehool vertegenwoordigtworde uitgenoodigd alles te willen
doen wat strekken kan ter executie van hetgeen mogt worden besloten.
De heer Tichler. Ik verheug mij ook zeer, dat de zaak zoodoende tot
een goed einde zal kunnen worden gebragt.
De Voorzitter. Ik kan mij ookdankbaar voor de moeite door de Com
missie genomengaarne vereenigen met de voorgestelde voorwaarden. Ik
zal niet ontkennen dat er bezwaren aan verbonden zijn; maar als ik daar
tegenover stel de bezwarendie uit eene getrouwe naleving van het vorig
besluit zouden zijn voortgevloeid, dan zijn wij reeds veel vooruitgegaan en
is voorzeker de toekomst werkelijk opgehelderd. En aangezien wij stellig
door deze opoffering, indien zij gevorderd wordt, iets zullen hebben bijge
dragen ten nutte der Akademie, zoo zal de voorgestelde regeling inderdaad
goede vruchten kunnen dragen.
De heer Goudsmit. Naar aanleiding van hetgeen door den heer van der
Hoeven is te kennen gegeven, wenschte ik nog iets in het midden te
brengen. Wij mogen het niet doen voorkomen als ware de medewerking
tot het verkrijgen van een doelmatig Nosocomium een noodzakelijk kwaad,
waarvan wij vurig wenschen te worden ontslagen. En tot voorkoming van
bet misverstand zoude ik de Regering willen kenbaar makendat wij wel
degelijk hoogen prijs stellen op de spoedige verkrijging van een Ziekenhuis
en dat het voor de stad en de Hoogesehool inderdaad eene levensquaestie is.
De Voorzitter. Ik moet vragen, of liet op dit oogenblik wel de ge
schikte tijd is om dien wensch uit te spreken? Wij zijn nog aan het onder
handelen. Wij weten niet hoe het Gouvernement er over denkt. Wij
zijn met heeren Curatoren in overleg getreden, maar wij weten nog niet
wat het Gouvernement zal beslissen. Zouden wij dus niet eenigermate op
die beslissing vooruitloopendoor thans reeds dien wensch uit te spreken?
Als de nu aangeboden overeenkomst, waardoor de vroegere zal zijn gere-
silieerd, zal zijn tot stand gekomen, is daartoe het meest geschikte tijdstip
voorhanden.
De heer Goudsmit. Ik had mij de zaak zóó voorgestelddat Curatoren
niet buiten medeweten van de Regering een zoodanig voorstel zouden heb
ben gedaan.
De Voorzitter. Ik durf dat niet zeggen. Ik geloof dat Curatoren ons
later eerst den uitslag hunner pogingen zullen kunnen mededeelen.
De heer Goudsmit. Maar in ieder geval meen ik toch dat het geen
kwaad kanaan Curatoren kenbaar te makendat de gemeente zich die
opoffering getroost, in de hoop en de verwachting dat het Gouvernement
weldra besluite tot den bouw van een nieuw Ziekenhuis.
De heer Hubrecht. Ik kan mededeelen dat het uwe Commissie geens
zins bekend is, of de Regering aan de overeengekomen voorwaarden hare
goedkeuring hecht; de Commissie uit HH. Curatoren heeft alleen te ken
nen gegevendat indien de voorwaarden door den Gemeenteraad werden
aangenomen, deze dan spoedig door hunne bemoeijing aan de Regering
zouden worden medegedeeld.
De heer Goudsmit. Ik kan naauwelijks denken dat door het Gouverne
ment later zou gewraakt worden wat door het Curatorium wordt voorgesteld.
De heer van der Hoeven. Ik weet niet of ik geheel en al de verze
kering kan aannemen, dat het Gouvernement al dadelijk ons besluit zal
bekrachtigenwant ik geloof dat ook de Staten-Generaal er mede gemoeid
zijn. Maar ik ben het met den heer Goudsmit eens, dat, ook al heeft
die wensch geen dadelijk gevolg, hij zeer goed bij ons besluit kan worden
gevoegd. En nu zegge men van meerderheid wat men verkiest; ik weet
wel, dat het eene kleine meerderheid was, die vroeger tot het sluiten der
overeenkomst met de Regering en de oprigting van een nieuw stedelijk Zie
kenhuis deed besluitenmaar het was althans eene meerderheid.
De heer Sikkel Groos. Als er quaestie is van overeenkomst, dan meen
ik gewag te mogen maken van de wijze waarop zij tot stand is gekomen.
Men kan ons niet noodzaken tot nakoming eener overeenkomst, die niet
voldoende omschreven en onbepaald is. Dat is niet denkbaar. Ik vind dat
indigne. Vroeger heette dit, de verzorging der zieken armen met het cli-
nisch onderwijs zou worden verbonden. Nu wordt de zaak uit haar verband
gerukt en geheel en al eene geldquaestieom voor het Gouvernement te
betalen kosten van het onderwijs alleen. Dat is de quaestie en niets anders.
Het is hier de vraag niet wat wij voor de Akademie zouden over hebben
en later worden wij welligt geroepen om nog meer geldelijke offers te bren
gen. Ik verklaar mij er dus tegen dat het geld der gemeente nu zoo ver
morst wordt. Ik vind dat indigne. Het is vreemd dat heerendie vroe
ger zoo ijverig hebben medegewerkt tot het in stand brengen van die
beruchte overeenkomst, thans even ijverig medewerken om van die overeen
komst ontslagen te worden.
De heer Tollens. Ondanks de bedoelde periode in ons rapport, is het
mijn individuele en bepaalde wenschdat het Gouvernement wel en hoe eer
der hoe liever moge overgaan tot den aanbouw van een nieuw akademisch
Ziekenhuis. Gaarne zal ik daarom zien dat de gemeente tot de betaling der
50 mille geroepen wordt en wel omdat zulks bevorderlijk zou kunnen wezen
aan de cliniek en tot luister onzer Universiteit.
De Voorzitter. Ik zal nu in de eerste plaats in stemming brengen het
rapport en daarna den wensch van den heer van der Hoeven.
Het rapport wordt hierop aangenomen met 19 stemmen tegen 1 stem
(die van den heer Sikkel Groos).
De Voorzitter. Ik moet nu aan de leden herinneren, dat door den
heer van der Hoeven de wensch is uitgesprokendat tevens het verlangen
van den Raad worde te kennen gegeven dat tot den bouw van een nieuw
Nosocomium mag worden besloten.
De heer Taets van Amerongen. Ik heb op zich zelf niet tegen het
kenbaar maken van dien wensch. Maar is dat niet te gelijker tijd een
smet, aangewreven aan HH. Curatoren? Ik veronderstel toch dat Curatoren wel
zeiven zullen weten wat in deze wenschelijk te achten is. Het is niet aan
te nemendat Curatoren niet zooveel hart zullen hebben voor de Akademie
dan dat het noodig zij op deze zaak bij hen aan te dringen.
De heer le Poole. Ik zie geen reden om HH. Curatoren als 't ware
vooruit te loopen, en nu tijdens de onderhandeling reeds dadelijk op den
bouw van een nieuw Ziekenhuis aan te dringen.
De heer van Outeren. Ik kan mjj geheel met de opmerking van den
heer Taets yan Amerongen vereenigen.
Het voorstel van den heer van der Hoeven wordt hierop aangenomen
ifcet 16 tegen 4 stemmen.
Tegen: de heeren Sikkel Groos, Taets van Amerongen, van Outeren
en Wttewaall.
De heer van der Hoeven. Ik wenschte nog eene kleine aanmerking in
het midden te brengen; ofschoon dit niet meer van invloed kan zijn op de
stemming. De heer Taets van Amerongen heeft mij zoo even verkeerd be
grepen. Ik heb namelijk niet bedoeld, dat die wensch juist zou dienen tot
aandrang van Curatoren, maar dat de Ragd te kennen gaf, dat hij prijs
stelt op een dergelijk Nosocomium, omdat hij prijs stelt op het onderwijs.
De Akademie strekt toch niet alleen in het belang van het geneeskundig
onderwijs, maar heeft, als Universiteit, ten doel het geven'van algemeen
onderwijs. Die wensch komt dan verder, en Curatoren zullen met den
besten wil dien wensch niet tot uitvoering kunnen brengen, want het hangt
van hen niet af. Zij kunnen ook een wensch uitdrukken en misschien nog
lang op de vervulling wachtenen zoo gaat ons leven met wenschen voorbij.
VIII. In beraadslaging wordt gebragt de voordragt tot continuatie der
pacht van de Spanjaardsbrugvoor den tijd van één jaar.
Deze voordragt strekt om die pacht voor den tijd van een jaaringaande
1° Januarij e. k. op de bestaande conditiën en voor de som van 9/5
onder de hand te gunnen aan den tegenwoordigen pachter Jan de Graaf,
die zich daartoe bereids verbonden heeft.
De heer Taets van Amerongen. Als ik het wel heb, dan heeft de
tegenwoordige pachter reeds meermalen continuatie gevraagden kan mij
derhalve met het voorstel van HH. Burgemeester en Wethouders niet ver
eenigen.
De Voorzitter. Het is een voorstel dat van onze zijde is uitgegaan
niet van den tegenwoordigen pachter. En omdat wij vernomen hebben,
dat het plan verlevendigd was van de zijde van Alkemade eenen nieuwen
weg aan te leggen en die weg op de zaak der verpachting van invloed kon
zijnhebben wij het voorzigtiger geacht de pacht niet voor vijf jaren
maar voor één jaar te continueren.
De heer Taets van Amerongen. Dan ben ik er voor.
De heer van der Hoeven. Ik ben er ook wel voormaar ik heb in
het rapport gelezen ƒ1075 en opgemerkt dat dat cijfer is doorgeschrapt
en er in de plaats voor is gesteld 975. Is dat een misverstand of eene
schrijffout geweest?
De Voorzitter. De vorige som stond in verband met het grasgewas
op het eiland sedert aan de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij ver
kocht, en voor het gemis daarvan is dit jaar als schadeloosstelling toegestaan
10°.
De heer van der Hoeven. Dus is het eene schrijffout.
De Voorzitter. In zoover, dat men zich den stand van zaken van
verleden jaar had voorgesteld.
De heer Sikkel Groos. Ik hoop dat die weg zal komen. Maar de
zaak is toch ook aan den man bekenden hij zal dus volgens die ver
wachting zijne rekening maken.
De Voorzitter. Die hoop zal hij niet in rekening brengen.
De heer Sikkel Groos. Als hij concurrentie heeft, ja.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
IX. In beraadslaging wordt gebragt de voordragt tot de onderhandsche
verhuring van het huis en de schuur aan de Hoogewoerdspoort.
Deze voordragt strekt om voor den tijd van 6 maanden onderhands te
verhuren