Financiën geeft in bedenking, alvorens tot de oproeping voor een architect over te gaan, eerst het tractement te regelen en de instructie te herzien, ik vermeen dat uitstel van de oproeping niet wenschelijk is, er is niet veel tijd overig. Indien de gemeenteraad heden besluit om eene oproeping voor de betrekking van architect te doen, zal aan hen die naar deze betrekking solliciterentoch wel veertien dagen moeten gelaten wordenom hunne bescheiden in te leveren, en alvorens deze stukken zijn onderzocht, en de raad tot eene benoeming overgaat, zal wel evenveel tijd verloopen. Het is in het belangzoo van den architect als van de gemeentedat de benoeming niet lang worde uitgesteld, eerstelijk opdat de te benoemen architect de zaken waarin hij thans werkzaam is behoorlijk zal kunnen regelen, maar ook ten andere, opdat hij den tijd hebbe, zich met de bepalingen en ver ordeningen voor zijne nieuwe betrekking zoo vee! mogelijk bekend te ma ken. Ik vermeen dat het wenschelijk is, dat de oproeping nu worde geplaatst, en dat inmiddels het tractement geregeld, en de instructie vastgesteld worde. De heer de Fremery. Ik kan mij geheel vereenigen met het rapport der Commissie van Financiën. Het betreft hier iemand die sints jaren zich als een verdienstelijk ambtenaar heeft gedragenen met onkreukbare trouw belangrijke diensten aan de gemeente heeft gepresteerd. Zoo iemand dus aanspraak maken kan op pensioen, dun is het zeker de heer van der Paauw. Zijn bijzondere ijver is nog onlangs gebleken bij den brand, die plaats heeft gehad, toen hij tot in den vroegen morgen hulp verleende. Hij heeft over het algemeen in zijne betrekking niet alleen gedaan wat hij moest, maar nog in vele meer dan waartoe hij verpligt was. De heer van Outeren. Ik heb mijn gevoelen in het rapport der Com missie van Fabricage doen kennen. Wat zal ik er meer bijvoegen? Ik ga er noode toe over te stemmen tegen des adressants aanvrage om pensioen in de eerste plaats, omdat hier sprake is van een verdienstelijk ambtenaar, maar ten andere omdat ikals lid der Commissie van Fabricageongaarne den schijn zou willen hebben den architect tegen te willen werken, die waarlijk geene tegenwerking verdient; maar het geldt hier een beginsel, dat niet voor eene enkele maal zou kunnen worden over het hoofd gezien, maar dat blijft werken allengs meer en meer bezwarend. Naar mijne over tuiging bestaat er geene verpligting tot het verleenen van pensioenenzon der contributie daartoe tijdens de waarneming van het ambt, en waar deze verpligting niet bestaat, mag men mijns inziens niet voortgaan, als een vasten en voortdurenden regel daarvoor gemeente-fondsen te besteden. De heer Hartevelt. ik wilde vragen, mijnheer de Voorzitter, of er ook eenig besluit van den Eaad bestaat, dat er al of niet pensioenen zullen worden verleend? Is dat pensioneren facultatief of verpligtenden zijn er ook ambtenaren benoemd met de voorwetenschap, dat zij in het genot van pensioen zullen worden gesteld? Als de overtuiging daaromtrent bij den Kaad niet bestaat, dan zou ik het nuttig achten uitdrukkelijk te bepalen, dat de ambtenaren geene aanspraak hebben op pensioen. Wenschelijk is het dat een zoodanig besluit hoe eerder hoe beter worde genomendan weet men dat men van dien tijd af niet meer op pensioen kan rekenen, en er zal geen antecedent meer zijnwaarop men zich kan beroepen. Ik vrees an ders, dat de post voor pensioenen zoo groot zal worden, dat de opbrengst daarvan merkelijk bezwarend wordt voor de ingezetenen. De Voorzitter. Ik kan niet zeggen, dat er een besluit bestaatvolgens hetwelk de gemeente verpligt is de ambtenaren te pensioneren. Alleen kan ik zeggendat nu en dan werkelijk een ambtenaar is gepensioneerdmaar alleen dan, wanneer deze bijzonder zijn pligt had gedaan. De zaak is alzoo altijd facultatief geweest. De heer Hartevelt. Ik wensch nogmaals te vragenof het niet nood zakelijk is en meer dan tijd, dat men ophoude met pensioneren. De Voorzitter. De Eaad zal aanstonds die vraag zelf beantwoorden door zijne stemming over de gedane voorstellen. De heer de Moen. In het rapport der Commissie van Financiën komt daaromtrent eene zinsnede voor, die genoegzaam medebrengt, dat men in het vervolg het pensioen zou kunnen weigeren. De heer Tollens. Ik geloof, dat op de gemeente geenszins de verplig ting berust hare ambtenaren te pensioneren. Maar wij hebben dienaan gaande toch reeds menig precedent; en aangezien het thans een hoogst verdienstelij k ambtenaar betreftzou het mij spijtendat de gelegenheid om in het genot van pensioen te worden gesteld, juist nu deze het vraagt, werd afgesloten. Om dit voor het vervolg te bepalen, is billijk en noodig; maar de adressant is iemand, die jaren lang dienst heeft gepresteerd, meer dan anderen, die ook gepensioneerd werden en aan wie de gemeente alzoo heel wat minder verpligting had. De heer van der Hoeven. Ik zal mij niet verzetten tegen een eervol ontslag noch tegen een pensioen van den heer van der Paauw. Maar als ik mij wel herinner, zijn er twee verschillende voordragten omtrent het be drag; en dan wil ik mij, in het belang der gemeente, liefst vereenigen met het minste bedrag, ofschoon ik niets wil afdingen op de verdiensten van den adressant. Maar ik meen, dat het minder de roeping is van den raad genereus te zijn, dan wel de geldelijke belangen van de gemeente te behartigen. De Voorzitter. Wij kunnen later spreken over de hoegrootheid van het pensioenals eerst het beginsel is uitgemaakt. De heer Sikkel Groos. Telken male, als er aanvraag om pensioen ge schiedt, wordt dezelfde aanmerking gemaakt en de zaak blijft toch dezelfde. Maar ik geloof, wat deze aanvrage betreft, dat het brandmeesterschap en rooimeesterschap voor het pensioen niet kunnen in aanmerking komen. De heer Tichler. Ik kan mij wel vereenigen met het eervol ontslag en toekenning van pensioen. Maar het komt mij voor, dat voor de bere kening van dat pensioen alleen het door hem genoten tractement kan in aanmerking komenmaar niet tevens de huishuur en verdere emolumenten. De heer le Poole. Ook ik kan mij gereedelijk vereenigen èn met een eervol ontslag èn met het toekennen van pensioen. Het is toch niet te ontkennen, dat de heer van der Paauw vele verdiensten heeft. Dik wij I3 heeft men hem bij brand zeer ijverig werkzaam gezien. Maar waar moet het heenwanneer wij op den duur de ambtenaren moeten pensioneren Daar komt geen eind aanin strijd met de belangen der gemeente en den staat der kas, vooral als die pensioenen zoo hoog worden opgevoerd. En dan zou cr nog bij moeten gerekend worden het rooimeesterschap enz. In- tusschen kan ik niet nalaten terug te komen op de zaak, ten vorigen jare behandeld, toen het betrof de aanvrage om pensioen voor de weduwe van een even ijverig ambtenaar, die jaren lang veel nut aan de gemeente bewe zen heeft. Men is toen ontzaggelijk zuinig geweest en men heeft die we duwe als het ware een aalmoes gegeven, ik zal er verder niets van zeg gen, maar straks mijne stem uitbrengen. De heer Krantz. Ik wensch alleen op te merken, dat door den Secre taris is voorgelezen, dat de meerderheid der Commissie van Financiën zich vereenigd heeft met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar niet, dat de minderheid het voorstel van de Commissie van Fabricage heeft ondersteund. De heer Kluit. Ik ben niet tegen het verleenen van pensioen; maar ik meen, dat alleen het vaste tractement tot grondslag van berekening van het pensioen kan strekken. Ik zou dan ook wenschendat bij deze gele genheid tot een vast stelsel werd overgegaan ten aanzien der pensioenen van stedelijke ambtenaren. De heer Gevers. Ik ben er niet tegen aan den heer van der Paauw een eervol ontslag te verleenenen hem tevens ook een zeker pensioen toe te kennen. Ik wil volgaarne erkennendat hij steeds een trouw en eerlijk stedelijk ambtenaar is geweest en dat hem dat pensioen allezins toekomt, vooral als ik in aanmerking neem andere personenin het genot van pensioen gesteld. Ik kan mij echter slechts vereenigen met het denk beeld om een andere basis te nemeu tot berekening van het pensioen. Men kan daarbij huishuur niet in computatie brengenmaar moet alleen het vast tractement tot basis nemen. Evenzoo wordt door het Eijk ge handeld. Men geeft des gevorderd een ambtenaar een huis ter bewo ning enzoo nietdan een dedommagement daarvoor. Zoo bestaat ten aanzien der directeuren van de postkantoren de gewoonte, dat men ook tot woning verstrekt een lands-gebouwen wel het postkantoor zelf, en anders vergoeding daarvoor. Maar nooit is het der Eegering, zoo ik meen, in de gedachte gekomen dit voor de berekening van het pensioen in aanmerking te nemen. Derhalvehet pensioen moet worden berekend naar gelang van hetgeen werkelijk als stads-tractement is genoten. De Voorzitter. Wat mij betreft, geloof ik, dat, zoo in de laatste jaren aan iemand pensioen is verleenddie daarop aanspraak hadzeer zeker dit het geval mag zijn met den heer van der Paauwdie zoo vele jaren en met zoo veel ijver voor de gemeente is werkzaam geweest en zoo zeer de achting van den Eaad waardig is. Ik ben met hem gedurende twaalf jaren in verschillende betrekkingen in aanraking geweest; maar ik durf gerust verklaren, dat ik zelden een ambtenaar gezien heb, die met meer onkreukbare trouw en naauwgezetbeid de belangen der gemeente heeft behartigd. Eerlijk en trouw zijn woorden, die dikwijs gezegd en openbaar gebruikt worden; maar wanneer zij worden toegepast tot zelfs in kleinig heden en in de minste bijzonderheden, zoo als de heer van der Paauw dat deed, dan hebben zij nog eene meerdere beteekenis en moet ik ver klaren, dat zelden zoo te hebben bijgewoond. Ik heb door sommige leden de bedenking hooren makendat alleen het vast tractement tot grondslag der berekening van het pensioen moest worden genomen. Maar dan moet ik opmerkendat het tractement van den heer van der Paauw altijd beschouwd is als te zijn 2200en men heeft de 400die hij voor huishuur heeft genotenwel niet bij zijne aanstellingmaar in de laatste jaren, beschouwd als een deel van zijn tractement. Dit is nu wel niet geschied krachtens afzonderlijk raadsbesluit, maar toch is de zaak zoo in de begrooting beschouwd. Het aangevoerde nopens het rooimeesterschap is waarmaar als men zegtdat eene betrekking wordt gepensioneerddan bestaat er toch ook wel aanleiding om de andere, welke te gelijk daarbij is waargenomenin dat pensioen te doen deelen. De heer le Poole heeft het voorbeeld aangehaald van de weduwe van een ambtenaar, wier verzoek om pensioen was van de hand gewezen. Die gevallen intusschen staan niet gelijk. Immers daar was het de vraag, of men eene weduwe kan pensio neren; hier geldt het daarentegen de vraag, of men den ambtenaar zeiven zal pensioneren. Derhalve, die beide gevallen zijn geheel verschillend. De heer Gevers. Mijnheer de Voorzitter, door u is geavanceerd, dat het door den Eaad steeds beschouwd is, dat de heer van der Paauw een tractement genoot van 2200. Ik moet zeggen, dat ik gedurende bijna het vierde eener eeuw de eer heb lid van den Eaad te zijn en dat ik mij niet herinneren kan, dat er zoodanig besluit is genomen. Het zou mij dus aangenaam zijn, indien mijn geheugen hierin te kort schiet, dat mij zulks nader mogt worden aangetoond. De Voorzitter. Ik heb gezegd, dat die 2200 wel onder twee ver schillende titels genoten zijn, maar toch altijd beschouwd zijn als het trac tement van den adressant. Dit is mijne bedoeling althans geweest, zonder daarom te hebben gezegd, dat de Eaad het zoo te beschouwen heeft. De heer Sikkel Groos. Wat was de reden van die beschouwing? De Voorzitter. Ik vraag op mijne beurt: wat is de reden van uwe beschouwing? Als men de begrooting inziet, dan blijkt daaruit voldoende, dat de 2200 gezamenlijk altijd als tractement zijn beschouwd. Dit nu is mijne beschouwinggij kunt daarentegen uwe beschouwing hebben. De heer Sikkel Groos. Beschouwen beteekent niets; de Eaad moet een bepaald besluit hebben genomen. Alsnu brengt de Voorzitter in hoofdelijke omvrage, of aan den heer van der Paauw een eervol ontslag zal worden toegekend, onder toekenning van pensioen, ten einde later het bedrag daarvan te bepalen. Met 17 stemmen tegen 1 (die van den heer van Outeren) wordt die vraag toestemmend beslist. De Voorzitter. Nu het beginsel van pensionering ten aanzien van den adressant is aangenomenzal ik overgaan in stemming te brengen de hoe veelheid van het pensioen. Ik meendat dan in de eerste plaats in rond vraag zou moeten komen het voorstel^ van Burgemeestei en e ou ers in verband met dat der Commissie van Financiën. De heer Gevers. Ik dacht, dat altijd het meest afwijkende het eerst in omvraag moest worden gebragt. De Voorzitter. Indien gij het voorstel der Commissie van Fabricage als amendement beschouwt op dat van Burgemeester en e oucers, en dat der Commissie van Financiën, die liet orgaan is van den Eaad, dan zou ik, om geregeld te werk te gaan, in oveiweging geven a e eeis in stemming''te brengen. Valt dit, dan, dunkt mij, komt m aanmerking het rapport van Burgemeester en Wethouders met dat der Commissie van Financiën, waar eene meerderheid en eene minderheid is. De heer van der Hoeven. Wie heeft het eerst gerapporteerd? De Voorzitter. De Commissie van Fabricage. Ik zal nog eens het rapport van Burgemeester en Wethouders laten voorlezen. Bij het rapport der Commissie van Fabricage wordt voorgesteld 1470bij dat van Bur gemeester en Wethouders, waarmede de Commissie van Financien zich ver eenigd heeft, f 1600, n De heer Hubrecht. Ik moet hierbij opmerkendat door de Commissie van Fabricage bij baar voorstel niet in aanmerking is genomen het tracte ment als rooimeester. De heer Gevers. Ik zou dan verzoeken indien de vergadenn zich met liet voorstel der Commissie niet mogt vereenigen, mijn voorstel in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 3